Karperpassie / Zweden deel twee
door Co Sielhorst
Helemaal zonder kennis zomaar op een Zweeds meer beginnen is niet makkelijk. Daar komt nog bij dat er heel veel meren zijn. Het ene is nog mooier dan het andere. Na een dag trollen verhuizen we. Een ander onderkomen. Het huis ligt op een landtong. We hebben nu een boot voor het huis en een achter het huis.
We gaan nu vooral veel ondiepe pekken afvissen met jerk-baits. Dick heeft natuurlijk veel meer ervaring dan ik. Ik probeer de kunst af te kijken. Het duurt niet lang voor ik mijn eerste snoek op een jerk-bait vang. Na verloop van tijd begin ik aardig bij te trekken. Een dag van meer dan veertig snoeken en snoekjes. Prachtig zoals ze erop knallen.
Deze trip werkt voor mij als een soort bijscholingscursus. Kunstaas was nooit zo mijn sterke punt. Niet omdat ik er geen plezier aan beleef maar ik ben er nu pas aan toe. Een mensenleven is te kort om alles te kunnen doen vrees ik. We zien nu duidelijk verschillen tussen al die mooie meren waar we gevist hebben. Als er geen witvis op zit is het lastig. Waar we wel witvis tegenkomen kunnen we redeneren zoals dat in ons land ook gebeurt. De witvis komt naar ondieper water. Het water is hier nog niet zo warm als thuis. Gemiddeld twaalf graden. Toch zien we regelmatig kleine vis langs de kant. Hier komen we met gemak in de hoge aantallen.
De kaarten die we van het meer voor de deur hebben gekregen zijn geen overbodige luxe. Er zijn zoveel doorgangen naar prachtige baaien dat verdwalen niet denkbeeldig is. Ook de dieptegegevens zijn heel goed weergegeven. Er ligt een ondiepe plek midden op het meer. Natuurlijk proberen we of die plek iets oplevert. Er ligt een onderwaterbergje hier. Drie meter diep, enkele tientallen meters in oppervlakte. Vroeg op de dag vangen we hier een aantal leuke vissen. Ze komen gewoon omhoog om op de ondiep geviste jerk-baits te knallen. Ik kan zelf het best uit de voeten met een heuker. Na het feest op de berg gaan we verder. Uit de rietkragen komen veel kleine snoekjes. Onthaken is soms lastig. Ze schuiven er helemaal overheen. Soms zie ik alleen het oogje van de plug nog. Met een draadtang knip ik de dreggen kapot. Dan valt alles er vanzelf uit. Na een paar van die vervelende ervaringen, vooral voor het ongelukkige visje, heb ik het wel gezien met de bewapening van het kunstaas. Ik heb er vrij grote dreggen opgezet. Er gaat er in ieder geval één af. Van de overgebleven dreg knip ik de weerhaken plat. Door het weghalen van de dreg is ook het remmende gewicht achterop de plug minder geworden. Er zit nu een veel swingender beweging in.
Het spel van werpen en zo speels mogelijk binnenvissen wordt steeds leuker. Dan begeeft mijn oude ABU het. Helemaal gaar gevist. Ik heb nog een sneller modelletje bij me. Gaat alweer een stuk beter. Dick heeft ook nog wat op de reservebank. Ik probeer er een met nog meer inhaalsnelheid. Ik zie nu waarom ik in het begin wat liep te klooien. Een snellere reel geeft een veel rustiger draaibeweging. Ik kan me nu beter concentreren op het binnen tikken.
We vergeten gewoon de tijd. Hoeven helemaal nergens heen. Het komt dus voor dat we rond middernacht nog op het water dobberen. Nog net geen midzomernachtsnoeken. Het duurt lang voor het echt helemaal donker is. Daarbij is de natuur adembenemend in de provincie Dalsland. Het grote aantal meren heeft merendeels onbegaanbare moerasoevers die ruim omzoomd zijn met riet. Er broeden visarenden, ze zijn al aan het slepen met nestmateriaal. De vorige dag dacht ik een kraanvogel te zien achter een dikke rietkraag. Vandaag komen we er weer langs met de boot. Er komen twee grote vogels aanvliegen. Met sierlijke bewegingen zetten ze de daling in. Ook nu weer achter het riet, op dezelfde plek. Het zijn inderdaad kraanvogels.
Het werpen gaat steeds scherper. Ik heb wel vaak last van stoppelvelden. Afgestorven riet dat van een afstand niet direct te herkennen is. Met een pluk riet op de haak is het gedaan met de actie. Soms loopt meer dan een derde van de worpen vast in de stoppels. Ik denk dat ik ongeveer een heel rieten dak bij elkaar gevist heb. Ik wordt een keer heel ongeduldig. Mijn worp schiet te ver door. Midden in een naaldboom. Ik begin wat gefrustreerd te vloeken. Ruk een keer. De plug valt onder de boom in het water en er knalt meteen een snoek op. We gaan rap in de richting van de honderd snoeken. Ik hou het niet meer bij. Is ook helemaal niet interessant.
Ik heb volop genoten en kan nog niet vermoeden dat de grande finale nog moet komen. Er is wel over gepraat. Er zit misschien nog een dag trollen in op het grote meer waar we eerder mooie vissen tegenkwamen. Tommy belt. Hij heeft iemand die ons wel wil gidsen. Ik krijg hem meteen aan de telefoon. Roger, hij kan morgenvroeg om zeven uur bij het tankstation zijn. We zijn mooi op tijd. Er staat een vechtboot met honderd vijfentwintig paardenkrachten op de trailer. Weer eens wat anders dan een kano. Een kwartier later zakt de boot het water in. Het begint te regenen. Ik heb geen laarzen aangedaan. Niet slim. We krijgen survival pakken aangereikt. Blijft de rest in ieder geval wel droog. We lijken net een stel papagaaien, blauw geel. Het gaat hier natuurlijk om de veiligheid.
Grijze wolken jagen laag over het water. In dit grauwe grijs lijkt het meer nog imposanter. Heel soepel gaat de serie kunstaasjes te water. Als de wind het water flink opklopt gaat er van alles gebeuren. Met enige regelmaat wordt er een lijn uit de clip geplukt. Na twee missers sta ik dan een vis te drillen. De bruine forelshad springt er opvallend uit. Er zwemt veel bruine forel op dit meer. Alweer blijkt dat de visstand mede bepalend kan zijn voor de succes van het kunstaas. Het is ontzettend raak. Een grote vis. Met de nodige moeite win ik meter voor meter op de vis. De boot moet heel langzaam blijven varen. Een vis kan, als hij zijn bek openspert, al heel veel weerstand geven. Ik durf er niet grof doorheen te beuken. Bang om weer een grote vis kwijt te raken. Roger probeert zoveel mogelijk in te houden. Dan rost er eindelijk een prachtige donkere vis naast de boot. Dick wil haar pakken met de Bogagrip. Zie ik helemaal niet zitten. Ik wil haar absoluut zelf pakken. Gewoon met handje. Wat ik eenmaal vast heb laat ik niet meer los. Een meter vijf. Dick krijgt het even zwaar. Er rollen er een paar af. Hij gelooft er niet meer in. Dan komt er voor hem een zelfde vis. Hij wordt nerveus. Zou nog het liefst alle andere hengels inhalen en de boot stilleggen maar dat past niet in dit systeem. Het gaat allemaal goed. De vis is net zo lang als de mijne maar iets zwaarder. De dag is gered.
Als sluitstuk pak ik nóg een meter. Of moet ik zeggen dat zij mij pakt. Ik grijp ook deze vis achter de kieuw. Meteen voel ik dat ik fout zit. Mijn hand schuift tussen haar kieuwbogen in plaats van erachter. Zoals gezegd, wat ik vast heb laat ik niet meer los. De vis is aan boord. Voorzichtig probeer ik mijn hand tussen de scheermesjes uit te krijgen. Het wordt een bloedbad. Het vel schraapt van mijn vingers. De snoek is ongedeerd maar het achterdek van de hagelwitte boot lijkt een slachthuis. Mijn gehavende vingers druipen van het bloed. Door de stromende regen wil het ook maar moeilijk stoppen. Een opgediepte zakdoek kan ik regelmatig uitwringen. Een simpel neopreme handschoentje had dit kunnen voorkomen. Toch is het een klein offer voor een prachtige laatste dag.