Karperpassie 95
Door Co Sielhorst
3 april 2004.
De hazelnootjes zijn binnen. Die gaan in de loop van het jaar een belangrijke rol spelen. Die ayatollahnootjes heb ik een ander winkeltje ook gevonden. Ook hier heten ze volgens de verpakking Red Nuts. Dit is een iets andere versie. Meer naturel. Ik proef er een paar. Weinig verschil.
Nu is ook goed te zien dat het geen nootjes zijn maar pitten. Een soort grote pompoenpitten. Ik verwacht er hetzelfde effect van. Ik voer er gewoon mee door op de polderstek. Iedere dag een paar handen afgelopen week. Ik ben al een paar keer wezen kijken later op de dag. Ik zie erg weinig activiteit. Toch heb ik al besloten dat ik er zaterdag de hele dag ga zitten.
Ik zie bij het koken dat deze pitten beter opzwellen. Ze worden ook redelijk zacht. Het enige probleem is dat er ongeveer tien procent drijft na een uur koken. Iets langer dan maar. Ik hou ze ook goed onder water na het koken. Dat werkt, nu zinkt alles. Daar ben ik wel blij mee. Voeren met een product waarvan een deel blijft drijven is natuurlijk een regelrechte uitnodiging voor allerlei duikgevogelte.
Donderdag moet ik naar een hengelsportzaak voor wat materiaal. Ik kijk even door het rek met aas. Hé, jumbomaïs. Ik neem een paar kilo mee. Ik ga er meteen mee aan de gang. Vier uur zachtjes koken voor het door en door gaar is. De korrels blijven mooi heel.
Zaterdag ben ik in het donker al aan het water. Het waait hard en het regent. Toch kan ik redelijk in de beschutting van de plu kruipen. Als het licht begint te worden zie ik dat het hier krioelt van de ratten. De regen wordt weggeveegd door de harde wind. De zon komt er door. Het wordt zelfs aangenaam. Dan zie ik boven de boerderij aan de overkant de eerste zwaluw vliegen. Hij maakt helemaal geen geluid.Het vrolijk gekwetter klinkt alleen in gezelschap van soortgenoten, hij is nog helemaal alleen. Andere vogels laten zich wel volop horen.
Winterkoninkjes houden een soort zangwedstrijd. Op iedere boomstronk zit een kleine uitslover zijn best te doen. Prachtig allemaal maar na vijf uur heb ik nog geen teken van leven gezien. Dat is niet goed voor het vertrouwen. Het gaat niet werken hier.
Gelukkig heb ik die maïs ook klaar staan. Snel naar huis en ophalen die emmer. Ik weet wel een plas waar ze dit spul kunnen waarderen. Een half uur later zeul ik mijn spullen van de dijk af. Ik ga recht in de wind zitten. Door de grove zware korrels kan ik toch de gewenste afstand gooien. Ik voer een paar handjes rond de pen. Even later rolt er een grote schub traag langs de oppervlakte. Even later springen er nog twee kleinere vissen. Dat geeft moed. Er komt er vast nog wel een langs vandaag. Dan dipt mijn pen even. Komt ie! Ik zit tot in de punten van mijn tenen gespannen. Hand boven de hengel. Dit is héél goed voor het vertrouwen. Dan ebt de spanning weer weg.
Meestal laat ik aan het eind van de middag wat van me horen. Soms deel ik mijn blijdschap al even met het thuisfront. Nu valt er nog niet veel te delen, toch bel ik even. Misschien wordt het vandaag wel heel laat. Twee lijnen maar toch krijg ik geen contact. Vreemd, over een half uur nog maar eens proberen. Weer die verdomde voicemail en het andere toestel in gesprek. Ik ben van nature geen doemdenker maar het is wel vreemd. Het bevalt me niet. Ik ga naar huis. Hier blijkt dat er helemaal niets aan de hand is afgezien van een klein probleempje met lege batterijen. Gelukkig natuurlijk maar ik zit wel met een onafgemaakt gevoel. Prima excuus om er zondag nog even tegenaan te gaan.
Het is nog iets ruiger dan zaterdag. Beetje fris ook. Om de wind uit de lijn te houden stel ik de hengel laag op. Top onder water. Er moet ook een zwaarder pennetje op. Ik voer enkele tientallen grote korrels maïs op mijn stek. Gisteravond heb ik vóór ik wegging ook een pondje gevoerd. Misschien heeft dit al effect. Vandaag geen rollende vis. Wel valt mijn pennetje binnen een kwartier plat op het water. Ik ga zitten wachten op een wegloper. Die komt niet. Ik had meteen moeten reageren. Kans verkeken.
Er komt een herkansing. Midden in een klaterende opklaring mis ik ineens de pen. De zon schittert op de golven. Ik kan het verloop van de aanbeet niet volgen. Ik gok het en haal uit. Even een bonk en dan niets. In de wind zie ik een grote schub op mijn haak rondfladderen. Een vis van mijn stek timmeren is geen voordeel. Een vluchtende karper kan makkelijk andere vissen van mijn stek meenemen. Het zal me verbazen als ik hierna nog een aanbeet krijg. Toch komt er een uur later nog een keer een vis langs. Korte tikken, even opbeuren veel gewauwel maar geen echte aanbeet. De wind maakt het ook heel moeilijk om een aanbeet goed te registreren. Tegen de schemer voer ik weer een pond en berust in mijn lot. Ik ben er wel héél dicht bij geweest vandaag.
“Ik ben er wel héél dicht bij geweest vandaag…”