Karperpassie 94
Door Co Sielhorst
27 maart 2004.
Wat een aftrap vorige week. Opvallend is de scherp afgetekende aasperiode. Pas na de schemering begint het vreetfeest. De afkoeling van de afgelopen week zal wel voor wat remming zorgen. Toch geloof ik niet dat het weer helemaal instort.
Het probleem met de lijnschuwheid moet ik zien te omzeilen. Ik heb de les van vorige week natuurlijk wel meegenomen. Misschien is het zinvol om aan een tweede hengel te denken met de lijn goed plat op de bodem. Ik heb ook het gevoel dat er nog meer moet gebeuren.
Misschien weer eens een nieuw aasje? Vrijdag dwaal ik door de supermarkt. Eigenlijk weet ik niet precies wat ik zoek. Ik vind ook niets. Om de hoek zit nog een Turks groentewinkeltje. Met hazelnoten kan ik nog wel iets. Daar wil ik in ieder geval een nieuw voorraadje van hebben. Uitverkocht! Wat een narigheid. Ik schuifel nog even langs de schappen. Geroosterde kikkererwten. Ze zien er uit als borrelnootje, ook met een jasje. Dan zie ik iets anders liggen. Red nuts. Mooi formaatje. Op het etiket valt naast veel Arabische teksten te lezen dat Iran het land van oorsprong is. Ik neem een paar zakken mee. Thuis knip ik er meteen een open. Vacuüm verpakt. Houdbaarheidsdatum? Ergens in 2005 dus dat zit wel goed. Ik probeer er een. Geroosterd lijkt me. Nootachtige smaak. Knalhard. Ik kieper het spul eerst maar een nacht in een pan water. Ze drijven als kurkjes. De volgende morgen voelen de nootjes glad en slijmerig aan. Ze zijn wat taaier geworden maar zeker niet zacht. Uurtje koken dan maar. Dan roept de plicht. Gezellig, de Visma. Als ik thuiskom die avond kijk ik eerst hoe die nootjes erbij staan. Tot mijn opluchting zinken ze nu. Ik ga proberen of ik ze nog iets zachter kan krijgen. Nóg maar een uurtje koken dan.
“Ze voelen glad en slijmerig aan…”
Dan mag ik eindelijk een keer naar buiten. Een paar uurtjes maar, op zondag. Ik ga de polder in. Langs een ruige oever met veel oud riet zie ik dat hier lang niet gevist is. Daar maak ik dankbaar gebruik van. Ik breek wat dode stengels weg om er een hengel tussendoor te kunnen prikken. Voorzichtig strooi ik een paar handjes uit. Tot onder een oude wilg waar nog een soort reusachtige rotte kies van over is. Urenlang gebeurt er helemaal niets. Ineens hak ik de knoop door. Ik ga weg maar ik kom hier zeker terug.
Die paar uurtjes verdelen over twee wateren is natuurlijk niet verstandig. Toch lokt het cultuurwater waar ik vorige week zo snel reactie kreeg op macaronimix. De ondergaande zon kleurt de rietpluimen oranje. Ik kan net voor het donker aan het andere water zijn. Ik loop meteen door naar de stek van vorige week. Vlak voor de kant strooi ik een paar handen nootjes. Met een dampende bak koffie kom ik een beetje tot rust. Het moet natuurlijk wel even de tijd hebben. Naarmate het donkerder wordt zie ik meer actieve vis. Spetterende voorntjes, een jagend snoekje en midden op wat wroetspoortjes.
Het is nu een uurtje donker. Een lome halve cirkel dijt uit over het water. Links van me komt het water in beweging. Diepe kolken draaien traag weg. Er staat een vis in de bodem te spitten. De kolken nemen zwierig de schuimplaat mee op drift. Een brede toeter hapt nu in de bellenbaan die de vis zelf veroorzaakt heeft. Bizar gezicht, die brede rug door de oppervlakte. Van rechts komt er nu ook deining. Opletten nu. Deze vis komt snel dichterbij. Fijne belletjes op mijn stek. Een beheerste zwaai langs de oppervlakte. Toch blijft een aanbeet uit. Is mijn vertrouwen in de ayatollahnootjes misplaatst? Aanbid ik de verkeerde god? Is mijn baard niet lang genoeg soms? Doe nou even rustig zeg ik tegen mezelf. Ik wil dit proberen dus moet ik het ook de tijd geven.
Dan schiet ineens mijn hart in mijn keel. Ik hoor mijn eigen hartslag. De damp slaat nu van het water. Een vleermuis jaagt boven de wazige flarden. Een karper heeft mijn aas ontdekt. Nu zijn mijn nootjes overduidelijk de oorzaak van lome schommelingen in de oppervlakte. Het pennetje dwarrelt even rond lang een onzichtbare staart. Dan zakt het lichtpuntje weg. Een striemende aanslag eindigt in het luchtledige. Ik heb het verkloot! Een dikke schuimbaan en een opbollende boeggolf onderstrepen pijnlijk duidelijk mijn misser. Teleurgesteld en tot op mijn botten verkleumd pak ik in. Toch kan ik over één ding tevreden zijn bedenk ik onderweg naar huis. Die nootjes zijn niet slecht. Ik heb er weer een instant aasje bij. Ik krijg alleen wel een ongelofelijke honger naar een karper.
“De ondergaande zon kleurt de rietpluimen oranje…”