Karperpassie 90
Door Co Sielhorst
4 oktober 2003.
Het is nu echt herfst geworden. Ik ben het voeren aan het spreiden over de dag. De ene dag een diner en de volgende keer een ontbijtje. Gewoon om er voor te zorgen dat de vissen op alle uren wat lekkers tegen kunnen komen.
Dat maakt het misschien makkelijker om op ieder willekeurig uur te kunnen gaan vissen. Ik ga ook tijdelijk een paar steekstokken zetten voor het grote plompenveld. De lange metalen palen moeten ervoor zorgen dat ik de boot stevig vast kan leggen als het waait.
Ik denk dat het verstandig is om gewoon met één wakerhengel te gaan zitten. Komt die aanbeet, dan wil ik geen geknoei met een tweede hengel die dan gegarandeerd weer vreselijk in de weg ligt. Ik ben op dit water ook helemaal niet overtuigd van het nut van een tweede hengel.
De week vordert. De berichten zijn somber. Storm, regen en mogelijk ook onweer. Ik ben niet echt bang uitgevallen wat het weer betreft. Ik heb de meest bizarre stormen met en zonder onweer meegemaakt aan het water. Een absoluut dieptepunt was drie paraplu’s, totaal in de vernieling, binnen één week. Op deze plas is de stek het probleem. Bij noordwesten wind is er geen beginnen aan. Helemaal in het donker is het gevaarlijk hier. Niet voor mezelf maar ik zie een vis hier gewoon niet binnenkomen. Een beetje droog blijven zal ook niet meevallen als ik tegen de wind in moet vissen. Ik moet het hele plan gewoon weer een week opschuiven.
Het alternatief is een plas in een poldergebied. De kilometers aangrenzend water zijn heel ondiep. Alle karpers uit dit gebied zullen langzaam maar zeker wel teruggekeerd zijn naar dit winterverblijf. Er zwemmen een paar mooie grote vissen rond. Een dertig plus vis moet hier zeker te vangen zijn. Ik ben er lang niet geweest. Daarom moet ik een instant aas kiezen. Het water is sterk aan het afkoelen. Waarom niet een aasje waar ik ook in het voorjaar iets mee kan. Ik geloof niet dat het al zo koud is dat de vissen niet veel meer eten.
”Zeven minuten in kokend water en klaar is het aas…”
Ik ga twee pakken Tarley koken. Tarley is een soort maaltijdgraan. Het is eigenlijk gewoon tarwe dat van zijn vliesje ontdaan is. De firma Honig heeft het spul keurig verpakt en het staat bij de meeste supermarkten op de plank. Zeven minuten in kokend water en klaar is het aas. Ik kieper twee pakken in de pan. Als het afgekoeld is stort ik er nog een liter maden bij. Zo kom ik makkelijk aan een halve emmer strooigoed. Ik stel me zo voor om een hele grote stek te maken en in de beschutting van de plu de hele dag te wachten tot er een karper langs komt.
Het is zeven uur. Tijd om op te staan. Het hoost. De regen klettert tegen het slaapkamerraam. Ik draai me nog lekker een uurtje om. Moest jij niet gaan vissen? Onder zachte drang kom ik tot mijn positieven. Ik geef haar een aai. Ja schat. Ik doe de gordijnen opzij. Stralend zonnig. Nu krijg ik ineens haast. Binnen een half uur zit ik in de auto. Ik heb een lichte penhengel en een dood aas hengel meegepakt. Ik krijg weer heel veel zin in een snoek. Daarom heb ik ook een zakje kleine makreeltjes uit de vriezer gepakt.
“...”
Ik moet opschieten. Na een schetterende opklaring kondigt de aantrekkende wind naderend onheil aan. Onder de laatste stalen zon vallen de eerste dikke druppels. Midden in een kletterende bui strooi ik de helft van mijn aas over een groot oppervlak. Het valt nauwelijks op dat ik ook wat spetter. De smalle strook kroos voor mijn voeten wordt helemaal uit elkaar geslagen. Van onder mijn vierkante twee meter vijftig plu zet ik eerst de hengel voor het makreeltje in elkaar. Niet over de voerstek met die lijn dus ver naar links gooien. Om de lijn vrij van het kroos te houden zet ik de hengel met de top omhoog. Nu de penhengel. Vanuit mijn ooghoek zie ik al problemen aankomen. Ondanks de vlot zinkende nylon lijn pakt het kroos snel samen tot een bal die de dobber ondertrekt. Zelfs met de top onder water is deze narigheid niet te voorkomen. Er drijft teveel andere plantentroep mee in de kroosdeken.
Door de hittegolf heeft het kroos een geweldige groeispurt gemaakt. Een gebrek aan doorstroming heeft er ook aan bijgedragen. Ieder water in het rivierengebied heeft er mee te maken. Angstvallig wordt het water in de polders vastgehouden. Een enorm kroosdek heeft het grootste deel van de zomer een smal deel van dit water bedekt. Uitgerekend vandaag raakt de boel op drift. Een kleine verandering van de windrichting en er valt niet meer te vissen. Ik ga naar de overkant. Misschien is het daar beter. Ik pak mijn spullen met grote tegenzin in. Ook hier komen onder invloed van de harde wind veel plantenresten voorbij drijven. Ik zwerf wat rond. Kan niet meteen iets anders bedenken. Ondertussen komt de volgende bui over walsen. Dan merk ik iets op. De grote kroosdrift komt veel meer gespreid over het water langs sjouwen.
Ik ben nu een uur verder en ga weer op mijn voerstek kijken. De lucht is nu egaal grijs. Vanaf mijn stek wordt een grote bruine wolk door het water getrokken. Een licht stroompje rekt de modderwolk langzaam op tot een enorme verkleurde plek. Er zit duidelijk vis op mijn stek. Het begint tot me door te dringen dat ik hier met het lichte spul weinig aan kan vangen. Ik ga naar huis en haal de lange hengel op en stop de makreeltje weer in de vriezer. Met de vijftien voeter is het vast wel te doen.
Ik ben snel weer terug. Vier maden op haakje tien. Plukje foam erbij. Lood goed verdelen zodat de maden net boven de bodem blijven zweven. De harde wind strekt de lijn boven het water. Ik kan mijn aasje zo laten zakken. De haak zweeft naar de bodem. Meteen knalt de boel strak. Een voorntje van vijftien centimeter. Even de maden fatsoeneren. Pats, meteen weer weg. Een brasem. De pen staat geen seconde stil. Onophoudelijk blijft een horde witvis mijn aas bestoken. Twee uur later wordt het rustig. Zou het dan toch nog gebeuren? Ik wacht en wacht en wacht… Er gebeurt helemaal niets. Mijn stek is kennelijk leeg gevreten. Midden in een pittige bui pak ik de emmer er weer bij. Het vreetfeest begint weer van voor af aan.