Karperpassie 86
Door Co Sielhorst
6 september 2003.
Na omzwervingen in de polder kom ik aan een grote rivierplas terecht. De hengels zijn thuisgebleven. Geweldig, wat een slok water. Ik ga een poosje op de hoge kant zitten. Normaal staat het water hier een stuk hoger. De vis zal er hier geen last van hebben, het is een diep water.
Vlak voor de kant doen kleine visjes een soort wave. Jagende baarzen in de diepte? Het gaat iets te snel voor baarzen. Moet haast wel roofblei zijn. De plas is door het lage water ineens heel toegankelijk geworden. Voor de massieve rietkragen ligt nu een brede strook droog. Best wel leerzaam. De bodem is hard en ligt vol zwanenmosselen en andere mosselsoorten. Ik heb altijd moeite gehad om dit water te doorgronden. Er zwemt zeker karper rond. Ik heb ze gezien op de visvinder. Tijdens snoekexpedities zag ik soms kleine groepjes grote vissen. Ik heb meerdere keren het geluk gehad dat er even later een vis sprong. Geen twijfel mogelijk. Hoe pak ik dit aan? Mooie uitdaging voor volgend seizoen misschien.Eindelijk weer vissen. Wat te doen? De boot in of niet? Ik wil heel graag, maar dat weer. Regen en mogelijk onweer. Bij onweer hoort ook een pittig windje. Dan vallen de meeste stekken al af. Er tuimelt hier met grote regelmaat een enorme boom om de laatste jaren.
Ik ga vanavond lekker in mijn mandje liggen. Om zes uur kijk ik weer verder. De wekker is nog niet afgelopen. Ik ben hem voor. Even een paar sneetjes brood wegfrommelen terwijl ik de spullen naar de auto sjouw. O ja, ook een dood aas hengeltje en wat visjes uit de vriezer pakken. Het heeft al flink geregend en het waait ook hard. Nee, zeker niet de boot in. Het fort dan maar. Ik heb lekker de tijd vandaag dus ik kan wat uren investeren in een grote voerplek. Prettige verrassing. Een paaltje sluit normaal een pad af. Waar ik vroeger helemaal achter langs kon rijden naar het afvoerkanaal dat naar de Linge loopt was een paaltje geplaatst. Nu is het weg. Mooi.
Ik ben lang niet op dit deel van het water geweest. Ik ga hier niet voeren met klein grut. Alleen tijgers en knalharde maïs. Dan ga ik een visje te water laten. Hier voer ik wat stukken vis bij. Pas na een paar uur komt er die aanbeet. Zeilt prachtig weg. Toch weer een dikke brasem. De dode vis is nog niet aangeraakt. Nog even bij het fietsbruggetje proberen. Er zit een stevig hek met dikke spijlen onder het bruggetje. Het hek loopt niet door tot op de bodem. Er kunnen dus gewoon karpers onderdoor zwemmen. Hoog, ijl fluitje. Een ijsvogeltje. Het beestje suist recht op de spijlen af. Vouwt zich op het allerlaatste moment op. Flitst tussen de spijlen door. Verliest hierdoor wat snelheid en hoogte. Met een zwenkbeweging herstelt de blauwe schicht het hoogteverlies en vliegt gewoon door. Mooie beweging. Intussen is mijn vertrouwen tot nul gedaald.
Ik ga de polder in. Bij het sluisje ga ik iets doen wat ik al heel lang van plan ben. Ik laat er even een dood visje achter bungelen. Voorntje van tien centimeter. Binnen twee minuten stamp een dikke snoekbaars mijn hengeltje rond. Mooie grove tachtiger. Heel lichtjes gehaakt. Zonder elastiek want anders had ik deze vis nooit kunnen haken. Ik ontdek meteen dat een vis van dit formaat een heel goed houvast biedt bij de staartwortel. Prima manier om de vis te landen. De honger is nu even gestild. De hengel is mooi rond gegaan. Nu op naar het stuk water met de dunne graskarperbezetting.
De middag begint te vorderen. Toch zie ik actieve vissen. Ik voer niet te veel. Zo dicht mogelijk bij de actieve vissen, maar niet er bovenop. Bij het bruggetje is het rustig. Daar strooi ik wat royaler. Deze stek krijgt even de tijd. Dan ga ik terug naar de andere stek. Voorlopig doe ik helemaal niets. Ik kijk alleen en loop voorzichtig langs het water. Er staat een soort hoog onkruid. Het is lastig om langs het water te komen op veel plekken. Ik probeer er tussendoor te komen. Mijn schoenen vallen helemaal vol met kleine ronde zaadjes. Ik graai er met mijn handen doorheen. Het regent kleine zwarte knikkertjes, twee millimeter doorsnee. . Er moet een lading van in het water liggen.
Ik sluip terug naar mijn voerstek. Er walmt een bruine modderwolk omhoog. Niet op mijn stek maar twee meter verder. Vlak bij mijn stek zie een lome deining. Ik begin nu te geloven dat er flink gespit wordt op het onkruidzaad. Ik hoop alleen dat hierdoor mijn aas niet compleet genegeerd wordt. Binnen een paar minuten een raar huppeltje. Lijkt me een lijnzwemmer. Ik doe niets. De bruine modderwolken blijven opwervelen. Dit lijkt op een aanbeet! Heel gezapig sjokt het pennetje de kant uit en komt ook weer terug naar mijn stek. Ik kijk het iets langer aan dan normaal. Dan haal ik uit. Meteen een botte beuk naar de overkant. Ketst razendsnel weer terug. Lijkt wel heel veel op karper. Het beest stuift de kant in. Ik voel karper, maar ik zie graskarper. Helemaal geen woeste stampen. Alleen harde strakke runs. Spetterend allemaal. Na een minuut of vijf heb ik wel gezien dat hij de metergrens moeiteloos voorbij gaat. Ik zet het net in het water. Heel voorbarig. Er komt nog zeker tien minuten grof geweld. Op het laatst moet ik de hengel overpakken want ik krijg een lamme arm. Dan maakt de vis een vreemde rol. Komt op zijn rug terecht en lijkt meteen uitgedrild. Smakkend blaast hij fonteintjes water omhoog. Ik wals hem het net in. Voelt als een dikke twintiger. Het meetlint geeft een verbijsterende één meter zes aan. Die staart is breder dan het lichaam van de vis. Een echte peddel. Even een plaatje. Hoe groter hoe rustiger op de kant. Ik krijg steeds meer respect voor deze vissen. Hij gaat terug. Ik help hem even om het evenwicht te vinden en beloof hem dat ik nooit meer iets negatiefs zal zeggen over graskarpers.
Het is een van de zwaarste knokpartijen geweest die ik tot nu toe met een vis gehad heb. Onder de dril heb ik nog verschillende andere vissen weg zien vluchten. Deze stek zal voorlopig wel verstoord zijn. Ik ga nog een poosje bij het bruggetje zitten. Bij een laatste bak koffie even alles laten bezinken. Mijn rechterarm trilt nog als ik de thermosfles open schroef.