Karperpassie 78
Door Co Sielhorst
12 juli 2003.
Vrijdag kan ik eindelijk weer eens een nacht op pad. Overdag wil ik weer een lijn spannen net als vorige week, maar het waait veel te hard. Volgens de berichten gaat het vanavond niet meer zo tekeer. Daar moet ik dan maar op gokken.
Na een flinke portie chinees zet ik een pot koffie, smeer een paar broodjes, Toos een dikke kus en weg ben ik.Het weer valt helemaal niet tegen. Onderweg zie ik aan de populieren dat het een stuk rustiger geworden is. De lucht is ook helemaal schoongeblazen. De zon maakt het al weer warm. Ik zet de spullen over het hek. Twee hengels in de boot is vragen om narigheid. Die les heb ik nu wel geleerd in de laatste paar weken. Vanaf nu dus weer alleen de penhengel. Even over het water kijken. De wind is goed voor de stek aan het strakke koord. Hup, die spullen de boot in. Als ik afduw krijg ik een ingeving. Ik strooi hier voor de plompen een paar handen tijgertjes. Ook wat tussen de bladeren. Dat is voor morgen vroeg. Dan ga ik een stuk roeien. Midden op de plas laat ik de wind het werk doen en begin in de hengel op te tuigen. Alles op zijn plaats leggen. Klaar voor de landing. Ik dobber langs de paal. Gooi er een lus omheen en drijf de kant in. Voorzichtig vastmaken aan de boom en dan goed strak zetten. Dan trek ik mezelf aan het koord, handje voor handje, in de richting van de paal. Gaat allemaal heel gesmeerd. Net als vorige week strooi ik, flink breed, wat tijgernootjes. Vlak bij de boot een paar handjes meer. Tot zover gaat alles goed. Ik hoop in de loop van de nacht een vis te vangen. Als dat gelukt is ga ik meteen naar de eerste stek voor de plompen. Tot het donker zie ik geen teken van leven. Hopen en dromen vloeien in elkaar over als het donker is.
Er roept een uil. Het is geen bosuil. Zal wel een ransuil zijn. Hij zit dichtbij maar ik kan hem niet zien. Wat later komt er een bijna volle maan boven de populieren uit. Er hangt een dunne sluier omheen die het licht nog iets lijkt te versterken. De wind is nu helemaal weg. In de weerspiegeling van deze sfeervolle verlichting is van alles te zien. Er scharrelen kleine visjes aan de oppervlakte. Een graskarper proeft van ieder blaadje dat ik in het schijnsel zie liggen. Het duurt niet erg lang voordat de maan weer opgeslokt wordt door het donkere bos. Nu is het een poosje echt donker. De vleermuizen die daarnet nog onder mijn hengel door vlogen kan ik niet meer zien.
Ik begin me af te vragen waarom er helemaal niets gebeurt. Na een korte beweging van mijn glimwormpje is het heel lang stil. Eens kijken wat er loos is. Ja, hoor. Goed dat ik even kijk. De haak hangt boven het eerste loodje in de lijn. Een vis heeft het aas opgepakt en weer laten vallen. De uren zijn snel verstreken. Ik kan al weer wat meer zien. Zonder licht hang ik mijn aas weer zoals het hoort. Leg dan met een mooi gestrekte lijn opnieuw in. Het kan onmogelijk in de war raken zoals ik het neerleg. Hoe lang zal het zo gehangen hebben?
Het grijs wordt langzaam maar zeker vervangen door wat meer kleur. Aan de hemel is al te zien waar de zon op gaat komen. Ik krijg het nu even moeilijk. Die luiken willen steeds dichtvallen. Ik moet een knoop doorhakken. Ja, ik ga wat doen. De slaap is meteen over. Ik ga het koord losmaken. Dan ga ik langzaam langs de oever terug naar de eerste stek. Onderweg kom ik een paar grote zeelten tegen. Ze staan vlak bij elkaar gezamenlijk een geweldige schuimplaat te maken. Vreemd genoeg geen spoor van karpers. Als ik in de buurt van de plompenstek kom ga ik heel behoedzaam te werk. Ik zie van een afstand al wat gerommel. Lijkt op zeelt. Ik druk de boot losjes tussen de bladeren als ik tien meter van de stek ben. Prik een roeispaan in de zachte bodem en leg er een lusje om. Niet te vast. Het bijna windstil. Ik gooi er een stukje overheen. Trek dan mijn aas terug en laat het voor de bladeren naar beneden dwarrelen. Binnen twee minuten kruipt mijn pennetje weg onder het blad. Inderdaad, er stuitert een grote zeelt onder de top. Prachtige vis, maar ik denk dat ik mijn stek nu al helemaal verstoord heb. Ik kijk het even aan en leg mijn aas weer op precies de zelfde plek. Een streep fijne belletjes. Zeelt nummer twee, denk ik. De eerste tik lijkt er wel op. De rest helemaal niet. Een geweldige beuk naar het midden. Gelukkig naar open water. Nog een onstuitbare spurt! Niet naar links. Ik druk de hengel ver onder water. Een buiteling aan de oppervlakte is het resultaat. Oranje staart. Spiegel! Ik kan hem verder keurig sturen. Een paar minuten later ben ik hem aardig de baas. Tot hij dichterbij komt. Hij ziet planten en verrast me toch nog. Hij beukt de planten in. Probeer hem zoveel mogelijk tegen te houden. Weer een paar harde bonken. Ik maak de boot los. Hij begraaft zich steeds dieper in de stengels. Ik trek met de hengel de boot naar de vis toe. Hij beukt zich ineens weer los en komt onder druk wat dichterbij. Ik leg het net over de rand. De vis ligt nu hoog in het water. Nog een klein stukje er ik kan erbij. Hij ligt stil nu. De lijn zit om een paar stengels gedraaid. Onder de druk van de hengel komt de boot nog iets in de richting van de vis. Nu kan ik erbij. Van achteraf schuif ik het net onder hem. Het touwtje zit ergens onder zijn kop. Nu probeer ik uit alle macht het net omhoog te krijgen. De vis geeft een klap. Breekt los uit de planten er rolt het net in. Wat een opluchting. Hij is binnen.
Wat is ie mooi. Fier rechtop in het ruime net. Eerst even dat haakje eruit. Ik steek een paar vingers in de grote bek. Hij laat zich gewillig wat kantelen. Met het tangetje pak ik het kleine haakje achter zijn dikke bovenlip weg.Ik duw de boot naar de kant. De vis blijft rustig tot ik bij de kant ben. Als ik de boot even vast maak geeft hij een serie harde klappen. Sjort bijna het net uit de boot. Laat maar even uitrazen. Hij kan toch nergens heen en kan zich hier nergens aan beschadigen. Hij komt weer tot rust. Nu even een plaatje.
Ik zet hem weer snel terug. Dankbaar dat ik hem even mocht lenen. Even in mijn armen houden. Ook nu staat hij weer fier overeind als ik hem in het water laat zakken. Hij is licht van kleur. Van bovenaf is nu duidelijk te zien dat een dikke slijmlaag de vis een spookachtige lichte gloed geeft. Hij doet me denken aan een vis die ik hier een paar jaar geleden verspeelde. In de schemering zag ik toen een zelfde spookachtige lichte spiegel. Hij had zich muurvast gezwommen in een struik. Ik was er dagen ziek van. Vooral omdat ik toen dacht dat het zeker een dertiger was. Nu zie ik dat hij daar wel wat aan tekort komt. Mijn waardering voor de vis is er niets minder om.