Karperpassie 77
door Co Sielhorst
5 juli 2003.
Ik kan even niet in het ritme komen. Een nacht doorhalen zit er deze week niet in. Ik moet het anders doen. Een keer of wat voeren overdag lijkt me de enige manier om iets af te dwingen. Vrijdag bedenk ik een plannetje. De wind staat al dagen richting slootje te beuken. Zoals op veel wateren volgen de meeste vissen hier ook de wind. Hier kan ik twee kanten mee op. Gewoon met de boot tegen de oever is een mogelijkheid. Dan zit ik wel met die gevaarlijke paal rechts van me. Als ik nou eens een lijn span van die paal naar de oever. Er zitten veel voordelen aan. De paal staat een meter of vijftien uit de kant. Ik kan dus overal langs die lijn de boot vast maken. Langs de kant staat ruim een meter water. De bodem loopt flauw af naar drie meter bij de paal. Ik kan zo dus heel secuur bepalen op welke diepte ik wil vissen. Het mooist van alles is dat ik morgen heel gluiperig aan kom sluipen. Zachtjes de boot tegen de lijn aan laten dobberen en op twee plaatsen in de boot vastzetten en dat allemaal zonder geluid te maken.
Vorig jaar heb ik zoiets ook al eens geprobeerd. Toen heb ik me op de visdag zelf tussen de paal en de kant geïnstalleerd. Dat ging toen bepaald niet geruisloos. Nu gaat het allemaal veel soepeler. Ik zet het zware nylon koord vast aan de paal. Laat de wind zijn werk doen. Ik drijf de kant in. Hier staat een stevig boompje. Even de boot uit. Met vaste grond onder mijn voeten kan ik alle rek uit de lijn trekken. Staat mooi strak.
Nu even een proeflanding. Ik roei een stukje tegen de wind in. Laat dan de boot tegen de lijn aan dobberen. Gaat helemaal goed. Nu snel zijn. Als de boot netjes in het verlengde van het koord ligt moet ik hem meteen vastleggen om te voorkomen dat ik dwars op de lijn kom te liggen. Perfect. Gaat helemaal geruisloos. Wat bijstellen voor de exacte plaats is ook heel simpel. Er is nog één ding dat beter kan zie ik. Nu ligt de boot met de punt in de wind. Hierdoor gaat hij toch een beetje zoeken. Het koord blijkt nu toch nog wat te rekken. De beweging die zo ontstaat is me nog net iets teveel. Als ik de boot omkeer, met de kont in de wind, denk ik dat het probleem opgelost is. Meteen maar even proberen. Ik wil morgen geen nare verrassingen. Het is nog even prutsen maar het resultaat is dat ik nu helemaal stil lig. Het gevaar van de paal is op deze manier ook bezworen. Als er een vis om de boot of om de paal heen wil is dat helemaal geen punt. Ik kan overal omheen, moet dan wel onder de lijn door maar dat gaat lukken. Nu nog wat voeren. Op diverse stekken zijn er deze week tijgernootjes in gegaan. Die kennen ze nu wel. Op een groot oppervlak strooi ik er een pondje overheen. Het is even werken maar ik zie het morgen helemaal goed komen.
Vrijdagavond wordt het heel laat. Dat gooit flink roet in het eten. Ik ben pas om zeven uur wakker. Kom aan het water met het gevoel dat ik er al een halve dag had moeten zitten. Toch heb ik er nog wel vertrouwen in. Helemaal als ik in gedachten een lijstje maak van de vissen die ik overdag op deze stek heb gevangen. De eerste vis die ik hier ving, een spiegel van dertig pond, kwam ook van deze stek af. Terwijl ik naar de stek drijf tuig ik de penhengel op, zet mijn net in elkaar en leg alles zo neer dat ik die paar stappen kan maken om de boot straks aan de lijn vast kan maken. Het waait harder dan gisteren. Ik hoop dat het niet te hard gaat. De boot mag niet teveel snelheid hebben. Ik zet hem nu met de kont in de wind. Probeer wat te remmen. Vang precies op tijd de lijn op. Gaat allemaal perfect. De harde wind geeft weinig problemen. Ik zal wel kort onder de top moeten vissen om de boel goed op zijn plaats te houden. Ik ontkom niet aan een zwaarder pennetje en wat meer loodsnippers om het aas stil op de bodem te houden. De diepte klopt vrij aardig. Het rode puntje staat net onder de oppervlakte. Een halve meter naar links is genoeg. Parmantig boven de kabbel uit. Mooi. Twee handjes tijgers breed uitgestrooid en een handje bij de pen. Ik zit.
Ondanks de harde wind die af en toe flink uithaalt heb ik de boel goed onder controle. Toch duurt het nog vrij lang voor er iets gebeurt. Met de gevlochten lijn tussen mijn vingers ga ik wat om me heen zitten kijken. Speuren naar activiteit. Achter me een klap die de kabbel even gladstrijkt. Kan niet zien wat het is. Even later nog een. Op dezelfde diepte als waar ik zit te vissen weer een grote klap. Dat neemt een knagend begin van onzekerheid wat weg. Even later een prachtig staaltje van acrobatiek. Een schubkarper knalt loodrecht het water uit. Raakt bijna mijn top en valt bovenop mijn pennetje. Ik schrik er niet eens van. Zit geloof ik wel een poosje te grijnzen. Een plaatje om nooit meer te vergeten. De vertrouwensmeter schiet nu helemaal het groen in. De minuten kruipen voorbij. Een springende vis zet me altijd op scherp. Er gaat iets gebeuren. Een paar minuten later dipt het rode puntje een keer. Nee, ik wacht op een echte aanbeet. Kom op nou. Dan wordt ik op mijn wenken bediend. Heel rustig schuift het pennetje een groene waas in. Beheerst tik ik vast. Een raketstart. Wat een woesteling. Beukt naar de sloot. Linke plek. Wil dan onder het koord door. Ik kan nog net hard naar het koord toe trekken. Hij keert meteen om. Suist langs de sloot. Buigt dan af naar het midden van de plas. Gevaar geweken. Neemt nu flink meters. Mag allemaal. Hier ga ik even lekker van zitten genieten. Ik heb hem nog niet gezien. Denk dat het een schub is. Misschien zelfs die flipper van daarnet. De vis wordt moe. Hij geeft het op. Ja hoor, hij is het. Mooie strakke schub. Hij heeft alles gegeven. Gaat nu plat. Ik zit op de achterste bank, bijna bovenop de vis. Meteen maar onthaken als het gaat. Hij laat zich gewillig bij zijn onderlip pakken. Even stilliggen nu. Pluk, haakje eruit. Klap, golf water over me heen. Prachtig. Als het enigszins kan is dit de mooiste manier om het af te maken. Voor de vis geeft dit in ieder geval de minste narigheid.