21 april
Ik ga toch proberen om van die graskarpers af te komen. Planteneters moeten toch problemen krijgen met groot hard aas? Ik ga de ballen langer doorkoken. Gewoon weer die vier centimeter kogels. De laatste versie haalde ik al binnen één minuut uit de pan, ze waren tussen duim en wijsvinger nog vrij makkelijk te pletten. Ik ga naar drie minuten, nu krijg ik ze met moeite alleen nog met mijn duimnagels kapot. Hier ga ik ook mee voeren. Pellets voeren werkt niet, weer een idee in de prullenbak. Ook het voeren pas ik wat aan, ik verleg mijn stek naar dieper water. Dat is maar vijftig meter naar links, hier kan ik tot op acht meter water vissen. Vanaf de oude stek trek ik een streep ballen naar de nieuwe stek. Ik voer vier dagen op de nieuwe stek, op dieptes tussen vier en acht meter, in de hoek waar de noordwesten wind de hele week in blaast. Als ik zaterdagmorgen aankom is het stralend weer, een verademing. Ik ga met de boot aan de steekstokken liggen. Met een lange penhengel vis ik onder de top, dat werkt heel secuur. De pen, met een lange dunne glasantenne, lood ik zo uit dat hij zonder aas al bijna zinkt. De laatste loodjes die de aanbeet signaleren zijn heel kleine snippertjes bladlood. Als ik inleg zakt de pen net door de oppervlakte, een halve meter dichterbij komt het rode puntje net boven het spiegelgladde water. De andere hengel gaat op vijftig meter naar dieper water, acht meter ongeveer. Met de katapult voer ik een paar kogels in de kring die ik met de hengel gemaakt heb. Rond de pen gaan er ook een paar in samen met een handje verkruimelde ballen.
Binnen een kwartier flitst de pen weg, de lijn loopt er niet achteraan, daar kan ik niets mee. Het lijkt meer op een vis die het aas weg blaast dan op een aanbeet. Even later zie ik weer dat er vis in de buurt is. De lange dunne antenne registreert alles haarscherp, weer een schokje, iets omhoog, ik wacht op een doorzettende aanbeet, die komt niet. Het wordt even vrij druk, iedere paar minuten beweging, niet één keer gaat het ver genoeg voor een actie van mijn kant. Er zit vast een koppel brasems op mijn stek, die krijgen geen houvast aan die bal. Het houdt me wel scherp. Na een uur houdt het op. Heel lang gebeurt er helemaal niets. Dan komt er ineens een aanbeet, zo mooi, niet te missen, gebeurt toch. Hoe kan dat?
Aas is nog keurig intact, hangt ook nog perfect aan het elastiek. Als ik aan de lijn trek komt de haak zeker vijf centimeter vrij van de bal, zou het genoeg zijn om een vis te kunnen haken? Met zachte ballen slaat het elastiek vaak door de bal heen, nu gebeurt dat zeker niet. Ik probeer het nog eens. Vrij snel mis ik nog een aanbeet, dat bevalt me helemaal niet.Ik zet een maatje vier op en maak het elastiek langer, nu kan ik tot tien centimeter van het aas komen met de haak.
Ik krijg hierna geen aanbeet meer, na een paar uur twijfelen ga ik mijn instincten volgen. De noordoosten wind blaast helemaal naar de overkant, de zon warmt nu zeker de bovenlaag van het water op. Wat weegt zwaarder voor een vis, reageert hij op die paar balletjes die ik in het water mik of zoekt hij omstandigheden op waar hij zich prettig voelt? Ik ga het proberen, touwen los en roeien. Ik sluip de ondiepe plaat aan de overkant op, voer wat en leg beide hengels op dezelfde ondiepe plek.
Ook hier wordt alleen mijn baard maar langer, ik krijg er een sik van. Ik vind dit de onhandigste periode van het jaar. Het kan ook zijn dat ze doodleuk hebben liggen te zonnen in de luwte langs de dijk. De dag is inmiddels ver gevorderd, daar hoef ik nu niet meer te gaan kijken. Op alle punten is het vandaag fout gegaan, ik heb ze niet gevonden. Conclusie is ook dat voeren op kleine schaal vrij zinloos is als de omstandigheden, vooral de wind, drastisch veranderen. Volgende week ga ik meer op de omstandigheden inspelen.
|