Karperpassie 66
door Co Sielhorst
12 april 2003.
Bloesem heeft een diepere betekenis. Het is niet alleen mooi. Er begint weer een nieuwe cyclus. In oosterse kunst zien we niet voor niets veel tekeningen, schilderijen en andere kunstuitingen met de eerste tere bloempjes als motief.
In de Betuwe is het gewoon handel. Iedere fruitteler wil natuurlijk een goed jaar met een mooie rijke oogst. De kou van de afgelopen dagen heeft voor paniek gezorgd. Zijn dan alle bloemknoppen naar de knoppen als het een keer vriest? Het kan.
Maar er zijn diverse boeren die zich indekken voor dit drama. Met sproeiers. Ze nevelen water over de bomen. Dat gaat zo hard als een stevige regenbui. Het resultaat is verbluffend. Alle net ontluikende knoppen worden door de vorst en de sproeiers verpakt in een dikke laag ijs. Binnen in die ijsklomp is het nul graden. Het ijs beschermt de knoppen tegen bevriezing. Het resultaat is verbluffend. Als ik langs de boomgaarden kom gaat er iemand de sproeiers uitzetten. Ik loop over het gras. Een dikke laag ijs kraakt onder mijn voeten. Ook de grassprieten zitten gevangen in een dikke kristallen laag. Mag ik een paar plaatjes maken? Tuurlijk zegt de man met een brede grijns. Ik loop een kil sprookje binnen. Het is een ijspaleis uit de Efteling. De zon begint nu aan kracht te winnen. De hele wondere ijswereld begint al in te storten. Overal om me heen begint het te kraken en te rinkelen. Grote stukken ijs komen van de takken vallen. Snel een paar plaatjes. Prachtige details. Knoppen die helemaal verpakt zitten in een centimeters dikke ijslaag. De zon begint de kou nu snel te verdrijven. Over een uur is hier helemaal niets meer van over. Zelfs het smeltwater zal snel weg zijn want het heeft al weken niet geregend. Ik vergeet bijna dat ik even een stek in de polder wil bekijken. Van vissen komt niet veel deze week. Het vriest ook pittig iedere avond.
Zaterdag is het natuurlijk weer zover. Ik ga wat later op pad. Plan is om wat langer door te gaan. Ik blijf in ieder geval een poosje in het donker zitten. Het lijkt me verstandig om eerst even een rondje polder te doen. Bij het stuwtje voer ik een hand nootjes. Er drijft veel troep op het water. De zon heeft de bodemorganismen aan het werk gezet. Bodemslib wordt in voedingsstoffen omgezet. Daar komen gassen bij vrij. Grote vlokken drabbige prut worden door de gasbelletjes naar de oppervlakte gedreven. Tegen het stuwtje jaagt de wind een grote plakkaat van die smurrie bij elkaar. Moeilijk om met een licht pennetje tussen die langs drijvende vlokken te vissen. Steeds weer blijft er van die troep aan de lijn kleven en neemt het pennetje op sleeptouw. Achter het stuwtje is het veel schoner. Het water valt dertig centimeter naar beneden. Dat slaat de vlokken kapot in heel kleine deeltjes die geen problemen opleveren. Hier probeer ik het ook een poosje. Heerlijk in die zon. Het geklater van water overstemt ieder storend geluid. Kieviten hebben het hoogste woord. Grutto’s lijken te protesteren omdat ik te dichtbij kom. Rustig maar hoor, ik mag hier toch ook wel even zitten? Af en toe verstoort een pluk samengedreven planten het gereutel van het vallende water. Het is werkelijk perfect hier. Er ontbreekt maar één ding.
Na een paar uur ga ik verderop kijken. De slootjes. Hoe ondieper het water hoe sneller het opwarmt. Ik zie van een afstand al de verkleuring. Voorzichtig kijken. Ik loop een stukje heel voorzichtig langs het smalle watertje. Het zijn brasems. Regelmatig strijken puntige vinnen langs de oppervlakte. Stop. Volgende water.
Ik ga wat dichter bij huis kijken. Stom, hier had ik vanmorgen eerst wel wat kunnen voeren. Het eerste uur zie ik helemaal niets. Dan komt er toch iets op gang. Er blaast van alles over mijn stek. Het is heel beweeglijk. Ik geloof niet zo in karper.
Plotseling heb ik knallende ruzie met een zeelt. Even later een brasem. Deurmatje. Mooie bronzen vis. Er komt een golf voor me langs. Paaiende snoek. Er komt een hele optocht langs. Zoveel snoeken heb ik er in het hele snoekseizoen niet bij elkaar gezien. Dan rommelt er weer iets in de kant. Zal wel een bisamrat zijn. Ik buig voorover om te kijken. Er ligt een eend onder de kant. Die had ik nog niet zien liggen. Hij is helemaal doorweekt en morsdood. Die beweegt dus niet. Ik blijf opletten. Ja, zie je wel. Een bisamrat komt aan de oppervlakte en klimt op een takje vlak boven de dode eend. Eerst is het even prutsen. Dan heeft hij het voor elkaar. Hij begint een flink gat in de eend te knagen. Ik probeer een plaatje te maken van deze smerige schranspartij. Het beest blijft gewoon zitten en begint de ingewanden uit het kadaver te rukken. Ik heb tot nu toe gedacht dat bisamratten vegetarisch waren. Het ruimt natuurlijk wel lekker op.Ik ga nog een poosje in de polder kijken. Nu op een heel ander water. Met de hogere waterstand hier is het misschien spannend langs de uitgeholde oevers. Het wordt ook tijd voor het lichtpennetje. Ben benieuwd hoe het staat. Het loodje onderin werkt perfect. De balans is goed en het lichtpuntje staat parmantig boven de oppervlakte. Een vleermuis haalt een paar keer uit naar het puntje. Het is nu bijna donker. Links van me komt een vis aanschuiven. Hij zit vlak onder de oppervlakte. Het water wankelt. Er steekt een tak uit het water. de vis drukt hem helemaal weg. Nog een paar meter. Hij komt steeds dichterbij. Het pennetje wankelt. Dan gaat hij er met een zware boeggolf vandoor. Vloekend pak ik in.