Karperpassie 61
door Co Sielhorst
8 maart 2003.
We hebben visite. Er komt een blik cocktailworstjes op tafel. Verveeld ga ik ook wat mee zitten knagen. Na twee van die dingen heb ik het al weer helemaal gezien. Toch, als ik die schaal zo zie staan…. Schat, breng eens een blik of vijf van die dingen mee volgende week. Iedereen stomverbaasd. Denken allemaal dat ik spontaan een onbedwingbare knakworstverslaving heb gekregen.
Dinsdag ruk ik het eerste blik open. Dan snij ik de worstjes in twee centimeter lange stukjes en kijk tevreden naar mijn nieuwe aasje.Iedere dag een blikje. Ik moet me beheersen om er niet te snel op te gaan vissen. Ik geloof dat het verstandig is om de eerste dagen wat verspreid te voeren. Ver voor mijn beoogde stek begin ik stukjes op penhengelafstand te gooien. Op de plek waar het allemaal moet gebeuren voer ik wat meer. Het ziet er vandaag heel anders uit dan drie dagen geleden. Toen was het griezelig stil. Het ijs was net weg. We hebben nu drie dagen boven de tien graden gehad. De nachttemperaturen gaan ook wat omhoog. Dat zorgt er allemaal voor dat er wat op gang komt in het water. Overal kringelt en spettert het. Het is verleidelijk om vanavond vast een voorschotje te nemen. Ik doe het niet. Donderdag ben ik er weer aan het eind van de dag. Die witvisser zat er gisteren ook al. Hij zit niet ver van mijn stek. Ik kan dichtbij komen zonder dat hij me ziet. Hij gaat inpakken. Ik grijp mijn kans. Zwiep het hele blik er in één keer in en weg ben ik weer. Ongezien sluip ik terug achter de bomen. Er moet niet alleen in het donker wat te eten liggen. Daarom ga ik vrijdagmorgen vroeg nog een keer voeren en meteen even de sfeer opsnuiven. Het is mistig terwijl de zon opkomt. Dat zet alles in een fraaie gouden gloed. Het heeft ook gevroren. Geeft niets. Het voorjaar komt eraan. Dat laat zich niet meer tegen houden door een paar graden nachtvorst. Ik ga morgen vis vangen.
Zaterdag is het zover. Ik ben al vroeg wakker. Wat een herrie buiten. De wind joelt om het huis. Het is nog donker. Rustig aan maar. Even goed nadenken. Alle warmtekleding gaat mee. Het geknutsel van gisteravond blijft thuis. Ik heb wat uitgebalanceerde pennen gemaakt waar geen lood aan hoeft maar het wordt zeker weten een dag om niet te knutselen met subtiele dingen. Er gaat ook nog een andere hengel mee. Naast het subtiele nieuwe hengeltje pak ik ook de vertrouwde pittige vijftien voeter. Die is opgetuigd met nylon. Veel minder last van de wind. Alles is net even grover. Mijn aas moet op de bodem blijven en daar stil blijven liggen. Het water zal flink in beweging zijn. Het stormt. De wind huilt door de kale takken. Ik probeer me te installeren op de ruïne van een oude boom. De stronk is breed genoeg en wat naar het water doorgezakt. Ik zit nu iets lager. De enorme holle kies steekt ook iets vooruit naar het water. Ja, hier zit ik lekker. Ik zet de pen niet ver voor de top. Dan gooi ik er een handvol worst bij. Keurig ik stukjes, variërend van één tot twee centimeter. Perfect. Alles staat. Ik verwacht niet direct vlammende actie. Dat blijkt te kloppen. Er gaan een paar uurtjes voorbij. Dan zie ik ineens, ondanks de pittige kabbel een paar grove bellen. Ze worden meteen weggeveegd. Kort daarop duikt de pen een keer kort weg. Dan gebeurt er weer heel lang niets. De wind neemt wat af. Ik ga proberen of ik de lichtere hengel in kan zetten. Misschien is het andere spul toch iets te lomp. De zwaardere stok laat ik staan. Kijken of ik twee pennen tegelijk in de gaten kan houden. Als ze niet te ver uit elkaar staan lukt dat wel. Tot mijn verbazing blijft het lichte spul ook keurig staan. Dan realiseer ik me dat het weinig zin heeft om twee aasjes op dezelfde vierkante meter te hebben. De zwaardere hengel gaat eruit. Hij staat alleen maar in de weg als er iets gebeurt. Heel langzaam lijkt mijn pennetje toe te geven aan de druk van de wind. Dat is niet eerder gebeurd terwijl het toch veel harder waaide daarnet. Ik gok het en haal uit. Een woest ranselende winde heeft mijn aasje opgepakt. Ik zit zo diep dat ik de vis met het handje kan landen. Mooie vis maar hier zit ik eigenlijk niet op te wachten. Een paar minuten later nog een. De eerste knakworstvissen zijn binnen. Windes zijn soms een ware plaag voor karpervissers. Daar ben ik hier niet zo bang voor. Er zitten er niet zoveel dat ze vervelend worden. Ik zie het eerder als een voorbode voor dingen die komen gaan. Ze zitten vaak op hetzelfde dieet als karper. Ze zwemmen soms voorop als het om lekkere dingen gaat die voor karper bedoeld zijn.
De investering van bijna een week voeren levert nog niet het gewenste rendement op. Toch heb ik er het volste vertrouwen in dat hier snel verandering in komt. Aankomende week ga ik het zeker in het donker proberen. Ik krijg sterk de indruk dat het levendiger wordt naarmate het donkerder wordt. De weerspiegeling van de takken aan de overkant en de wind die nog een keer uitschiet tot stormkracht maken het moeilijk. Ik kan mijn pennetje niet meer zien. Gij zult worst eten cyprinus carpio. Met een zaaiende beweging gaat de rest van mijn worstjes te water. De volgende keer kom ik oogsten. |