Karperpassie 54
door Co Sielhorst
Ierland, 7 september 2002.
Tussenstand voor de eindsprint vanaf mijn vakantieadres. Twee weken geen karpers. Ik weet dat het goed is maar zo voelt het nog even niet. Ik krijg nogal wat reacties op mijn wekelijkse karperavonturen op Total Fishing. Dat werkt erg inspirerend omdat het overwegend positief is wat ik in de mailbox krijg.
Toch merk ik dat de kleine dingetjes die ik zelf zo belangrijk vindt wel eens verloren gaan. Ik begin gewoon even bij het begin. De amandelen van vorig jaar doen het nog steeds erg goed. Een instant aas is prachtig. Het kost soms jaren om er een te vinden die het zo goed doet. Er is echter geen aas dat eeuwig meegaat. Het heeft altijd een levenscyclus. Hoe meer er gevoerd en gevist wordt met een aasje, hoe sneller het gedaan is met dat aasje. Dat is best wel eens jammer. Terwijl het alsmaar beter gaat kan het eind ook snel dichterbij komen. Met amandelen heb ik me al een heel jaar prima kunnen redden. Ze werken nog steeds. Daarom ben ik nu al aan het overlappen met hazelnoten. Die gaan ook helemaal instant. Achtendertig pond spiegel en nog een handvol leuke schubkarpers gingen vlot voor de hazelnoot. Een korte test in de polder is ook perfect verlopen. Binnen een kwartier een kromme hengel. Niet slecht. Over de gebruikte aasjes niets te klagen dus.
De aasaanbieding is helemaal aangepast aan het aas. Dat wil zeggen dat ik vooral het gewicht van de nootjes niet verstoor door te grote haken en te zwaar lood. Nootjes zijn door hun hoge oliegehalte nogal licht. Amandelen zijn licht maar hazelnoten zijn nog veel lichter. Pas als ze een uurtje gekookt zijn willen ze gaan zinken. Ze zweven naar de bodem. Twee meter zinken duurt meer dan tien seconden. Daar past geen grote haak bij. Ik heb ervaren dat maatje tien het goed doet in de plompen. Ook dit kleine haakje voorzie ik nog van een snippertje foam. Ik zorg er altijd voor dat mijn haakaasje lichter is dan de gevoerde nootjes. Een vis die nootjes van een bepaalde afstand op kan zuigen gaat echt niet de hele bodem omspitten om het laatste nootje uit de modder te zeven. Bij deze subtiele aasaanbieding past ook geen zwaar lood. Een karper kan een licht aasje zomaar van vijftien centimeter afstand opzuigen. Een iets te zwaar loodje op tien centimeter van de haak kan het hele feest in de war schoppen. Er zal geen aanbeet komen. Alleen als de laatste loodjes superlicht zijn gaat het goed.
Van onder naar boven gekeken kom ik nu bij de beetverklikker. De dobber. Altijd mijn voorkeur, omdat een dobber de snelst mogelijke beetindicatie geeft. Bij subtiel vissen past geen grove dobber. Ook in verband met vastlopen in de planten is subtiel altijd beter. Ik haal mijn pennetjes uit het dunnere deel van een ganzenveer. Over een paar weken heb ik een heel stripverhaal klaar. Plaatje voor plaatje zal ik laten zien hoe het best denkbare pennetje heel eenvoudig zelf te maken is. Wat is er zo goed aan dan? Licht als een veertje, nogal logisch, en toch loeisterk. Het pennetje zet ik met dun elastiek op de lijn. Het elastiek werkt als stuitje, pennetje komt op de juiste diepte te staan, als het nodig is breekt het elastiek. In een zwaar plompenveld kan ik het pennetje missen als kiespijn als er een vis gehaakt is. Ieder ander materiaal breekt of gaat lekken als het mishandeld wordt. Een veertje knakt misschien, gewoon terugknakken en doorvissen, niets aan de hand dus. Zelfs voor de donkere uren heb ik nu ganzenpennetjes gemaakt. Is er nog meer over de beetverklikker te vertellen? Ja, uitloden. Heel belangrijk. Ik gebruik er heel dun bladlood voor. Het is lastig te vinden. Het spul dat om flessenhalzen zit is perfect. Ook om flessen wordt het schaars. Het is bijna allemaal plastic tegenwoordig. Alleen om de betere flesjes kom ik het nog wel eens tegen. Je moet er wat voor over hebben. De volgorde van loodzetting moet altijd van zwaar onder de dobber naar licht bij het aas verlopen. Zo wordt in de war gooien tot een minimum beperkt. Om de aasaanbieding niet in de war te schoppen wordt het op de laatste halve meter echt friemelen. Nog liever niets dan teveel op de laatste decimeters.
Ieder onderdeel is belangrijk. Zonder goed aas komt er geen aanbeet. Ook als de aasaanbieding niet deugt zal er weinig gebeuren. Een aanbeet niet op tijd signaleren is ook niet best, de kans op missers wordt erg groot. Pas als alles goed zit komt het vast en zeker een keer tot heibel met een dikke karper. Ik ben een paar jaar geleden overstag gegaan voor dyneema. Wat toen nog een nadeel leek bleek toch een voordeel te zijn. Het spul drijft. Blijft dus keurig bovenop de planten liggen waar ik zo graag langs en tussen vis. Alleen als het waait is het even opletten dat de lijn niet teveel onder de bladeren gedrukt wordt. Tussen lelies en plompen komt deze gevlochten lijn heel goed tot zijn recht. Hij gaat als een figuurzaagje door de stengels heen. Ik heb nooit meer problemen met vissen die helemaal vastlopen tussen de planten. Twintig honderdste is meer dan genoeg om in moeilijke omstandigheden de baas te blijven. Twintig pond trekkracht, zelf getest. Ongeveer éénderde minder dan het label vermeldt, maar ik heb er meer dan genoeg aan. In souplesse wint dyneema het royaal van nylon met een vergelijkbare trekkracht. Onderlijnen maak ik dus niet meer. Voluit dezelfde lijn dus. Slechts één knoop, die op de haak. Na iedere vis gaat er een nieuwe haak aan en loop ik de laatste meters met een vergrootglas na op beschadigingen. Lijnbreuk kan ik wel schrappen uit mijn woordenboek. Het is me al jaren niet meer overkomen met deze lijn.
Ik zit mijn verhaal te schrijven bij een gezellig knetterende houtkachel. De laatste contouren van de Ierse bergen vervagen. Nog even en het is donker buiten. Ik ga niet zo hard als ik zou willen. Dat heeft met Ierland te maken weet ik nu. Misschien komt er volgende week een verslag van een Ierse visdag. Gaat dat onverhoopt niet lukken dan ga ik verder met dit verhaal, hogerop langs de lijn en kom ik vanzelf bij de hengel en de molen terecht.
Tight lines vanuit prachtig Ierland.