Karperpassie 51
door Co Sielhorst
17 augustus 2002.
We hebben weer een tropisch weekeinde. Het meeste water valt daardoor af, het wordt weer druk op en in het water. Even overweeg ik nog om er een nacht tegenaan te gooien. Besluiteloos loop ik de hele avond te dubben.
Niets voorbereid… Materiaal is nog wel snel op orde te krijgen. Ik weet alleen niet waar ik dan heen moet. Vannacht zal het ook niet bepaald rustig zijn aan het water. Op goed geluk ergens heen gaan en dan ook nog verwachten dat de beste stekken vrij zijn? De staatsloterij winnen ligt meer voor de hand. Vroeg opstaan kan natuurlijk ook. De plas op, tot de zon weer van alles het water injaagt is een mogelijkheid maar door de werkdruk en de hitte van de laatste dagen denk ik dat ik dat niet ga redden. Ander plan. Ik zie wel wanneer ik wakker wordt. In de loop van de middag ga ik wat stekken af. De emmer gaat mee. Tarwe en nootjes.
Vroeg in de middag spring ik in de auto. Brand mijn handen bijna aan het stuur. Ik voel het zweet overal uit persen. Het eerste stuk over de dijk ziet er niet bemoedigend uit. Langs de rivier is het drukker dan ooit. Overal botjes en parasols. In neem de volgende afrit, de polder in. Hier is het volkomen uitgestorven. De lucht trilt boven het asfalt. Ik stop even bij een bruggetje.Alleen de libellen lijken nog in staat om te bewegen. Een school visjes hangt lusteloos in de schaduw. Ze zijn niet onder de indruk van het snoekje. Ze voelen perfect aan dat ze er op dit moment niets van te vrezen hebben.
Ik wil mijn omzwerving niet te lang maken. Toch ga ik verder. Ik krijg een ingeving. Een zwaar begroeid water. Langs de oevers is het ook erg ruig. Het is wel even een stukje rijden. Twintig minuten later klim ik met een goed gevoel over het hek. Bij ieder gaatje in de struiken sta ik even stil. Het is hier bladstil en schroeiend heet. Toch ben ik steeds weer benieuwd wat ik op de volgende stek tegen zal komen. Er is weinig gevist hier. Dan krijg ik ineens een prachtig doorkijkje op een massief plompenveld. Daar moet ik bij in de buurt zien te komen. De struiken zijn ondoordringbaar. Onder een grote boom zie ik een klein gaatje. Als ik naar beneden kruip blijkt het groter dan het lijkt. Er is in ieder geval genoeg ruimte om met een hengel in te manoeuvreren. Er liggen wat gevaarlijke takken in het water. Toch moet dit kunnen. Ik hak de knoop door. De halve emmer gaat erin. Inmiddels heb ik er een halve kilometer opzitten. Een verfrissend windje komt hier niet. Tevreden overzie ik het strijdtoneel. Hier zal het wel rustig blijven de rest van de dag. Ik stap voorzichtig achteruit tussen de brandnetels door. In de haag van distels erachter exploderen de pluizenbollen. Bij de geringste aanraking blijven er vlokken van het zweverige spul op mijn bezwete armen plakken. Als de ergste hitte voorbij is kom ik terug.
Rond een uur of zes loop in weer de halve kilometer door het hoge gras. Zonder spullen ging het best. Nu is het loodzwaar. Het is vooral de lompe stoel die het me moeilijk maakt. Ik kom er natuurlijk wel want als ik eenmaal iets vast heb laat ik het gewoon niet meer los. Ruim voor de stek laat ik alles in het gras glijden. Voorzichtig kijk ik door het gaatje in de struiken. Ziet er lekker uit. Er zit een gat in het bladerdek aan de overkant. Mijn stek ligt precies in de gouden gloed die door de bomen prikt. Er wroeten een paar vissen rond. Tientallen grote ruisvoorns scharrelen onder de bellensporen die in de vettige oppervlakte blijven liggen. Ik ga mijn spullen pakken.
Het gaatje heb ik goed ingeschat. Mijn hengel kan ik precies tussen de takken omhoog krijgen. Beetje oppassen met de meidoorntakken. Met een grote vis wordt het nog moeilijk hier. Vooral links is het niet pluis. Desnoods stap ik het water in als het moeilijk wordt. Rechts is het volgepakt met plompen. Daar ben ik nooit zo bang voor. Dyneema gaat er doorheen als een figuurzaagje. Tactisch heb ik alles overzien. Nu kan ik alleen nog wachten. Links en rechts van me een dikke muur van groen. Achter me metershoge brandnetels en distels. Weinig ruimte maar wel spannend.
Weinig ruimte maar wel spannend…
De ruisvoorns laten mijn aas met rust. Vlak voor mijn voeten wroeten een paar brasempjes rond. Veel vis maar karper kan ik nog niet ontdekken. Regelmatig spat de school ruisvoorns uit elkaar. De snoek wordt actief. Het hele water ligt nu in de schaduw van de hoge bomen. Het wordt stiller aan de oppervlakte. Er glijdt een trage torpedo mijn beeld binnen. Geen grote vis maar voorlopig zou ik er tevreden mee zijn. Ik let goed op. Probeer de vis te volgen. Hij lijkt op mijn stek neer te strijken. Ik heb nog steeds geen aanbeet gezien. Het zullen dus wel niet alleen maar brasems zijn die op mijn stek liggen te schuimen.
Het wordt later, het muggengespuis wordt irritanter. Ik ben in het verleden al zo vaak gestoken. Het is vroeger al eens gebeurd dat ik na een nacht vissen precies de naden van mijn ondergoed kon zien. Dat waren de enige plekken waar ik niet gestoken was. Nu ben ik er helemaal immuun voor maar het gejengel aan mijn hoofd blijft irritant.
Ik ga zo meteen het pennetje vervangen door een lichtpen. Ik hef de hengel. De lijn strekt zich iets te snel. In een reflex reageer ik. Precies op het breukvlak van flauw licht naar bijna donker een aanbeet!! Het ondiepe water ontploft. De vis beukt onder de top. Ik geef hem weinig ruimte. Dat lukt alleen maar omdat hij niet al te groot is. Dit ga ik tot een goed einde brengen. In het donker wordt het gaatje tussen de takken wel erg klein. Eigenlijk ben ik blij dat het geen grote vis is. Ik moet hem wel een stap tegemoet komen. Er staat toch nog een meter water onder de kant. Ik ruik de modder als mijn schoenen zich vastzuigen in de zachte bodem. Het is een schub van een pond af achttien. Ik onthaak hem in het net en ondersteun hem even tot hij weg wil. Dan klauter ik op de kant, pak ik in en begin soppend in mijn schoenen aan de terugtocht. Zelfs de avond brengt geen verkoeling.Als ik thuiskom vraagt die lieverd niet of ik iets gevangen heb. Dat begrijpt ze direct. Ze kijkt toe als ik me van de natte bende ontdoe. Je stinkt zegt ze, ja zeg ik grijnzend.