Karperpassie 50
door Co Sielhorst
10 augustus 2002.
Zelfde benadering deze week. Ik ben alleen iets later. Vorige week heb ik urenlang rond zitten kijken voor er iets gebeurde.
Om vijf uur zit ik tussen de plompen langs de dijk. Het water is duidelijk warmer dan de lucht. Een sluier van nevel kruipt uit de plas omhoog. Het is bladstil. De hele kom waar de plas in ligt vult zich met lauwe damp. Een mossige geur en doodse stilte.
Ik heb de zware karperstoel meegezeuld. Die gaat op standje lui. Stukken beter dan het spartaanse bankje waar ik vorige week op gezeten heb. De eerste bak dampende koffie is altijd een viersterrenbakkie. De damp mengt zich met de slierten die rond de boot omhoog kringelen.
Honderd meter verderop begint de reigerkolonie te ontwaken. Wat een lawaaischoppers. Na verloop van tijd krijg ik er meer zicht op. Nu zie ik de voorste boom van het elzenbosje. Het lijkt wel een kerstboom, spookachtig wit. De jonge reigers hebben de boom van onder tot boven helemaal van een witte laag uitwerpselen voorzien. Ziet er best wel bekakt uit in de schemering.
Het ouderpaar is al vroeg in de weer. Als ze op het nest terugkeren met voedsel wordt het één grote vechtende bende. Ze zijn uitgehongerd kennelijk. De nacht duurt ze natuurlijk veel te lang. Na een paar voedseldroppings wordt het rustiger in de elzenhoek.
Het is grijs en stil. De plas wordt groter. Ik kan nu de overkant zien. Dan komt dat speciale moment weer voorbij. Zoals altijd op rustige dagen. Voordat de zon opkomt gebeurt het meestal. Nu ook weer. Ik zou de tijd stil willen zetten, al was het maar voor een uurtje. Wat een schitterend landschap. Er is nog weinig kleur, alleen pasteltinten in grijs en groen, met een dun laagje nevel. Geen schilder die dit ooit vast kan leggen. Het leeft, staat nooit stil dus dat gaat gewoon niet. Even later is het voorbij. Een zacht windje veegt de nevel weg. De opkomende zon maakt de kleuren harder.
Ik zou de tijd stil willen zetten…
Ik zit nu al een heel tijdje uit te kijken naar signalen. De enige vis die zich laat zien is een ondernemende graskarper. Hij duwt de bladeren opzij als hij door het plompenveld ploegt. Ik heb er niet gevoerd dus hij is hier snel uitgekeken. Vorige week zag ik karpers azen. Ver uit de kant begon het. Na de regen waren ze al een heel stuk dichterbij. Vandaag zie ik helemaal niets. Ze komen niet denk ik. Op de weg hierheen heb ik in het donker al een paar handjes hazelnoten gestrooid tussen het blad aan de overkant van de plas. Daar zal ik straks maar eens gaan kijken. Ze komen vandaag niet naar mij toe dus ik zal moeten gaan zoeken. Dan zakt mijn pennetje traag weg. Ik tik vast. Rammend en stampend komt er een graskarper omhoog. Ik laat hem geen meter wegkomen. Hij blijft wel steeds buiten bereik van mijn net. Ik moet hem even uit laten razen want anders wordt het onthaken een drama. Het duurt me allemaal veel te lang. Dit is gewoon een partijtje dom touwtrekken. Eindelijk ligt het beest in het net. Hij blijft lastig. Ik moet de kant op om hem te onthaken. In de boot zou hij zich vreselijk toetakelen en dat is niet de bedoeling.
Nu moet ik wel naar de andere stek. Ik maak de boot los, kijk nog even rond en zie iets wits onder de kant. Het pennetje dat vorige week in het heetst van de strijd van de lijn gebroken is, precies zoals de bedoeling is als het ingewikkeld wordt. Ik pik het even op. Nog puntgaaf.
De zon staat nu op haar hoogste stand. Op naar de overkant. Van een afstand kijk ik eerst goed of er iets gaande is. Rond de plek waar ik de boot wil parkeren is het stil. Dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat er geen vis ligt. Heel voorzichtig prik ik een roeispaan tussen de bladeren. Dat moet genoeg zijn. Wat nootjes erin. Vanaf mijn duim schiet ik er een paar tussen de bladeren. Al snel zie ik beweging. Er is een vis aan het zoeken. Hij gaat verder de kant in. Daar kan ik straks zien wat het is. Even later zie ik dat het drie zijn. Schubkarpers. Ze maken tamelijk veel kabaal. Ze komen dichterbij en zoeken duidelijk nog meer van die lekkere nootjes. Ze komen steeds dichter bij de nieuwe nootjes die ik gevoerd heb. Dat gaat perfect. Ze komen nu in de buurt van de pen. Daar is het dieper. Ik kan ze niet volgen. Even kijken nog, slip staat iets te vast. De eerste klap kan hier heel hard aankomen. Hij mag komen. Ik ben er klaar voor. Ja hoor. Daar gaat ie. Heel traag waggelt het pennetje weg. Binnen een paar seconden is er dertig meter lijn weg. De top wordt steeds naar beneden gesjord. De vis zet aan voor een nieuwe uithaal. De lijn springt los van de bodem. De wortelstokken van de plompen maken het hier vaak moeilijk. Vlak bij de vis is het nog niet jofel. Nog een paar keer rossen en dan is er weer contact. Ik probeer hem uit de planten te houden. Dat lukt vrij aardig. Een lange slanke schub blijft nu constant in beeld. Hij maakt het me niet moeilijk meer en rolt even later het net in. Hij blijft rustig liggen. Ik pluk het haakje uit de rand van zijn bovenlip. Hij begrijpt kennelijk dat hij los is. Met een sierlijke sprong schiet hij het net uit. Dat plaatje gaat dus niet door.