Karperpassie 46
door Co Sielhorst
12 juli 2002.
Het geslaagde karperavontuur van vorige week smaakt naar meer. Ik ga weer naar het fort. De avond ervoor ga ik stevig voeren. Laat op de avond rij ik het pad af. Ik kan dicht bij de stek komen met de auto. Dat is prettig en dat is niet prettig. Om te voeren en morgen met onweersdreiging te vissen is het prettig dat er maar een paar meter gesjouwd hoeft te worden.
Voor alle duizend andere leden van de vereniging waar dit water van is geldt precies hetzelfde en dat is minder prettig. Als ze nou allemaal een beetje normaal waren was het allemaal niet zo erg maar er lopen altijd wel een paar gestoorden rond. Er zijn een paar enorme gaten gekapt in de struiken. Het ziet er uit alsof er met een tank doorheen is gereden. Ik voer toch op de stek van vorige week. Die ziet er nog redelijk ongeschonden uit. Helemaal gerust ben ik er niet op. De wind blaast wel lekker deze hoek in. Op de terugweg bedenk ik dat het misschien beter was geweest om nog een tweede stek te maken. Aan de andere kant kan ik dat ook morgenvroeg nog doen.
Ik spring om vijf uur mijn bed uit. Ben dus lekker op tijd aan het water. Net als vorige week is er op mijn stek helemaal niets te zien. Aan de overkant ligt een vis vrij hoog tussen het blad. Het is bladstil. Iedere beweging trekt ringen over het water. Met elegante bewegingen doet een stern net of vliegen geen kunst is en helemaal vanzelf gaat. Prachtig om te zien hoe kansloze duiken precies op tijd afgebroken worden. Zo lijkt het wel of het visdiefje over de plompenrand stuitert.
De vis aan de overkant duwt kalm wat bladeren opzij. Die is op weg naar het rijk gedekte mosselbanket. Ik moest jaren geleden een keer het water in om een compleet vastgelopen vis op te halen. Gewoon zwemmen, naar de overkant met het net op mijn hoofd naar de overkant. Ik ontdekte toen dat de harde zandbodem langs de oever helemaal bezaaid lag met zwanenmosselen. Dat zijn niet de vissen waar ik vandaag iets mee kan. Mijn blik dwaalt steeds weer af naar die andere kant. Er zijn meer vissen bezig in de brede plompenstrook. Na een uur sluipt de twijfel mijn hoofd binnen. Mijn eerst nog ongerepte oever is helemaal gesloopt. Als het erg druk geweest is de afgelopen week dan is het natuurlijk logisch dat vissen zich niet verder mijn kant op wagen. Ik ga er niet te lang over zitten zeuren. Op naar een andere stek.
Het is nogal een ingewikkelde waterpartij. Om op een ander deel van het fort te komen moet in alles inladen, een paar kilometer rijden en een stuk sjouwen. Al van een afstand zie ik dat de oevers hier ongerept zijn. Een brede strook plompen, zeker vijftien meter, maakt het vissen hier wat ingewikkelder. Er is hier weer zo veel te zien. De teleurstelling over de eerste stek is snel over. Gewoon een handje voeren zal hier niet lukken. Alleen met de werpstok kan ik de afstand overbruggen. Ik kan niet te gek doen anders verjaag ik alleen maar vissen.
Er komt een donkere dreiging in de lucht. Het begint te spetteren. Ik wacht nog even. Dan barst het los. Midden in de stortbui ga ik ook meedoen. Ik schep alleen tarwe. In de felle bui valt mijn regen helemaal niet op. Er zitten nu ook hazelnoten in mijn mix. Samen met wat amandelen plaats ik die heel nauwkeurig langs het buitenste blad. De bui is snel weer over. De zon prikt er weer door. De vijftien meter kan ik maar net overbruggen met de hengel en het lichte aasje. Er hangen twee hazelnootjes onder de haak. Even geprobeerd langs de kant blijken ze erg licht te zijn. Er hoeft geen foam op de haak. De lijn ligt over zijn volle lengte over de bladeren. De wind heeft er helemaal geen vat op. Daardoor blijft het lichte pennetje perfect een halve meter voor het blad staan.
Er komt meer beweging op gang tussen de bladeren. Af en toe wordt er een blad helemaal weggedrukt. Er zitten grote vissen tussen. Er scharrelen tientallen ruisvoorns rond. Hier en daar staat ook een brasem te spitten. Ineens wordt het pennetje weg gesjord. De hele lijn beweegt over het blad. Wat een weerstand moet dat geven. In een reflex haal ik uit. Een zware bonk en dan niets. Even denk ik dat mijn haak eraf is. Ik heb het al in geen jaren meer meegemaakt maar zo voelt het wel ongeveer aan. Er blijkt iets heel anders aan de hand te zijn. De haak is er nog, maar hij blijkt vrijwel recht te zijn gebogen. Als er met de punt op iets heel hards zware belasting op komt dan kan zoiets wel gebeuren. Er is vreemd genoeg geen paniekreactie te zien op mijn stek. Ik zet een nieuwe haak aan, iets zwaarder type. Hier mag wél een stukje foam op. Ik gooi weer naar dezelfde plek. Nu met een amandel onder de haak. Naarmate ik langer zit te kijken ontdek ik steeds meer. Er is een grote vis op weg naar mijn stek. De vis zelf kan ik niet zien. Af en toe moet hij even doordrukken om door de bladmassa te komen. Aan alles wat er dan beweegt kan ik zien dat hij groot is. Hij heeft nog ongeveer twintig meter te gaan. Steeds als ik denk dat hij weg is vlamt mijn hoop toch weer op. Er gaat meer dan een uur voorbij voor hij in de buurt van mijn stek is. Ik hoop dat dit spannende spel niet door een andere vis doorkruist wordt. De laatste fase wordt de moeilijkste. Hoe reageert hij op mijn aas? Het duurt lang voor hij weer een teken geeft.
Er draait een blad. De pen schokt. Ik heb de hengel al een hele tijd strak vast. Eindelijk verdwijnt het puntje uit beeld. Precies als de lijn zich begint te strekken haal ik uit. Net zo hard als de vorige keer. Nu is het ontzettend raak. De eerste uitval naar het midden kan ik enigszins blokkeren. Hij komt niet helemaal uit de startblokken. Hij breekt naar rechts uit. Hij is echt groot! Ik geef zo weinig mogelijk meters weg. Rug door de bladeren. Breed zeg. Boort zich nu in de planten. Ik win een meter. Hij neemt er drie terug. Ik kan niet voorkomen dat hij meters wint. Ik twijfel. Moet ik hem tegemoet komen. De hoek waaronder hij de planten ingaat groter maken? Beter contact houden? Dan wordt het stil. Ik trap er niet in. Ga niet sjorren. Laat maar even. Licht spanning op de lijn. Hopen. Wachten. Een paar minuten. Druk weer iets opvoeren. Een normale vis zou allang weer iets gedaan hebben in deze fase. Maar het is geen normale vis. Het is een echte bak. Ik hou me nog even in. Langzaam maar zeker begint het besef te dagen dat er iets mis is. Erg hard hoef ik niet eens te trekken. De kale haak springt tussen de stengels uit. Het was een dril op het randje. Vandaag is de vis er overheen gerold. Dat is het risico van rimboevissen. Mijn verstand zegt me dat ik het hierbij moet laten voor vandaag. Dit is een stressvrije stek. Een aanbeet krijgen is het probleem niet. Dat ga ik nog een poosje zo houden. Ik heb hier nog iets tegoed.