Karperpassie 41
door Co Sielhorst
8 juni 2002.
Zaterdag wordt er niet gevist. Dat is even wennen. Ik heb wat onderhoud aan de hut waar ik niet omheen kan. Het hek om mijn stukje plat dak vertoont al jaren een gapend groot gat.
Voor er een keer iets vreselijks gebeurt moet dat een keer dicht. Bart is geniaal met metaal. Hij gaat er een hek omheen lassen. Ik doe intussen het nodige schilderwerk. De week is net begonnen dus ik kan nog wat alternatieve plannen maken.
Ik ga vastlopen met mijn aas. De bestelde maïs is nog niet binnen. Dan komt Henry binnen lopen. Ik ken Henry al heel lang. Hij brengt een prima boilie op de markt. Ik krijg een compleet overzicht van een heel scala van boilies en flavours voorgeschoteld. Dat komt nu wel heel erg goed uit. De kleine tien millimeter knikkertjes spreken me wel aan. Hij kan er ook nog tien kilo van leveren vóór het komende weekend.
Binnen twee dagen staat er een doos kiloverpakkingen voor de deur. Op natuurlijke basis geconserveerd. Dus ook geen moeilijk gedoe om ze een poosje goed te houden.
Ik zorg dat ik vrijdag het grootste deel van de dag voor mezelf heb. Ik kan nog twee keer gaan voeren voor ik met de knikkertjes ga vissen. Donderdagavond gaan de laatste handjes erin. Ik ben laat. Ik zorg dat de balletjes niet te makkelijk te vinden zijn. Breed en zuinig voeren dus en goed tussen de planten verstoppen. Dan zullen de vissen die ze ontdekken er nog heel lang mee bezig zijn voor ze helemaal op zijn. Misschien zoeken ze er dan mogen ochtend nog steeds naar als ik aan kom.
Vrijdagmorgen, het is vijf uur als ik al weer naast de bedstee sta. Iets eerder was eigenlijk nog mooier geweest. Wat gehaast prop ik mijn brood weg en slurp een bak iets te hete thee. Ik hoef gelukkig niet met de grote massa de file in. Ik raas over de landweggetjes en dijken naar mijn water. Ik kijk over de plas met speciale aandacht voor de voerstek. Niets te zien. Dat zegt nog helemaal niets. Ik zet voorzichtig mijn pennetje tegen de bladeren. Voel meteen of mijn aas goed ligt. Ik zit tot drie keer toe vast tussen de planten op de bodem. Iets verder van het blad is het wel schoon. Wat is dat tien millimeter knikkertje mooi in verhouding met mijn haakje tien.
Vrijwel direct schuift mijn veertje weg. Ik tik vast op een soort torpedo. Het oude molentje begint straks te roken vrees ik. Na een meter of tachtig stopt het geweld even. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Spoel half leeg in één grote snelle haal. In de verte komt er een vis helemaal het water uit knallen. Een graskarper. Net als ik bedenk dat het mijn vis moet zijn doet hij het nog eens. Hij beukt nog een keer dertig meter door de stevig afgestelde slip en komt weer volledig het water uit. Dan is het ineens helemaal op. Batterij leeg denk ik. Het duurt nog vrij lang voor ik mijn molen, mooi strak, weer bijna helemaal vol gespoeld heb. Dat de vis fout gehaakt is begrijp ik al een poosje. Hij komt dichterbij. Zijn staart roeit regelmatig boven water. Daar zit de haak dus. Wat een spektakel. Een fout gehaakte karper telt niet eens bij de meeste karpervissers. Een fout gehaakte graskarper telt dubbel. Wat een supersportvis is het dan. Ik heb er een lamme arm van. Ik hou de vis even langs de boot. Met het tangetje pluk ik het kleine haakje uit de harde vinstraal. Het is nog vlijmscherp. Henry’s boilie hangt nog keurig onder de haak. Laat maar hangen. Dat zit goed.
Ik zet de pen weer op dezelfde plek neer. Hij blijft plat liggen. Dat kan toch niet? Veel te laat zakt het pennetje wat en loopt meteen door de diepte in. Naadloos door naar de volgende vis. Een grote golf, recht naar de kant. Schampt rakelings langs de takken. Bijna achter de boot langs. Griezelig dichtbij nu. Hij wordt helemaal stuurloos als hij vlak voor de boot langs komt. Een grote schub zigzagt als een dolle rond de boot. Gelukkig gaat hij nu naar het midden. Nu kan ik tegendruk geven. Hij blijft lekker uit de stengels. De haak zit goed. Ik zie de vis net onder de oppervlakte. Wendbaar en snel. Toch geen moment meer gevaarlijk. Hij wil nu steeds van me af. Daar heb ik geen probleem me. De uitvallen worden steeds korter. Het net staat klaar. Hij is lang, bijna negentig centimeter. Hij haalt de vijfentwintig pond niet. Prachtige slanke vis. Het kleine haakje zit vlak achter zijn bovenlip. Met mijn vingers krijg ik er geen vat op. Hij moet even op de mat. Met een tangetje pak ik het maatje tien er zonder moeite uit. Er zit nauwelijks een weerhaakje aan. Ik denk nog even aan een plaatje. Nee, hij gaat snel terug. Ik kijk hem na. Een sliert bellen ontsnapt uit zijn kieuwen. Twee slagen en hij is weg. Ik blijf nog een uurtje zitten. Er gebeurt niets meer.
De plek waar ik een poosje terug de mosselscherven op de bodem zag liggen spookt door mijn hoofd. Ga ik doen. De wind brengt me precies waar ik zijn wil. Terwijl de boot naar de kant drijft laat ik een paar handen knikkertjes vallen. Het is hier ongeveer twee meter diep. Windje blaast lekker deze kant op. Hier hou ik het wel een paar uurtje uit. Er gebeurt helemaal niets op deze stek. Ik ga in de stille uitkoek kijken. Kom in de buurt van de reigerkolonie. Een aantal vogels begint nerveus rond te wieken. Ik ga verder. Wil de boel niet te veel verstoren. De rust is snel weergekeerd.
Bovenop een boomstronk langs de kant heeft een meerkoet zijn nest bebouwd op een grote berg takken. Het is warm in de luwte. Moeder meerkoet zit niet op haar nest. Een heel klein jong beurt moeizaam zijn bont gekleurde koppie op. Een tweede jong is bezig om zich uit zijn te klein geworden behuizing te worstelen. Ik ben getuige van een geboorte. Daar maak ik even snel een paar plaatjes van. Dan komt moeder meerkoet luidkeels melden dat ik te opdringerig ben. Ja, rustig maar. Ik ga al.
Zo ben ik al een paar uur bezig met mijn rondje. Ik probeer het nog even op stek één. Bijvoeren doe ik voorlopig niet. Pas na een half uur strooi ik voorzichtig wat knikkertjes.
Ik zit nog wat te spelen met mijn aasaanbieding. De lijn gaat van binnen naar buiten door het oogje. Dan leg ik een simpele bledknoop. In het losse eindje dat overblijft leg ik een knoopje op drie centimeter. Achter het knoopje knip ik het restant weg. Dan schuif ik een nieuw knikkertje over het knoopje. Niet slecht. Het knoopje biedt genoeg houvast voor het knikkertje. Om onder een pennetje te vissen is deze bevestiging stevig genoeg. Na het geknutsel let ik weer even goed op het water. Er wordt gerommeld langs de bodem. Geen grof geweld maar er gebeurt iets. Ik zet het pennetje er voorzichtig bij. Na een paar minuten een opsteker. Dat gaat het pennetje plat liggen. Ik probeer het. Ik had het kunnen weten. Een zeelt. Hij gaat echt lekker. Ik hoop op meer van deze juwelen maar het blijft bij deze enkeling. Halverwege de middag pak ik heel tevreden in. De knikkers werken.