Karperpassie 36
door Co Sielhorst
4 mei 2002.
Het wordt tijd voor een stevigere aanpak. Voerstekken en zo. Ik ga eerst even rondkijken of ik iets nieuws kan vinden. Of zal ik teruggrijpen naar iets bekends?
Ik heb nog een paar kilo maïs liggen. Enorme korrel, bleek van kleur. Als ik het in het water gooi blijft het drijven als een kurk. Ik heb er nog nooit iets mee gedaan. Het lijkt ook niet eens meer op maïs. Ik zet het spul eerst maar eens een dag in de week. Een dag later is het nog steeds erg zweverig. De korrels beginnen wel een beetje op te zwellen. Het kan best nog een paar dagen duren voor hier iets mee te beginnen is. Na drie dagen zie ik geen enkele verandering meer. Die handel moet eerst maar eens een paar uur op het gas. Ik voeg wat sesamolie toe en een scheut amandelsmaak. Na twee uur begint er iets op gang te komen. De korrels gaan bol staan. Het taaie huidje blijft mooi heel. Nu niet overdrijven anders barsten ze misschien, net zoals normale maïs. Er komt nu ook een prettige geur vanaf. Ziet er goed uit en voelt veerkrachtig aan. Ik heb er vertrouwen in.
Ik ga vrijdag overdag voeren. Kies bewust niet voor de avond. Dan leren de vissen dat er alleen in het donker iets lekkers ligt. Dat is niet de bedoeling. Overdag kan ik hier het strijdtoneel overzien. Dat is geen overdadige luxe in verband met alle obstakels. Ik verheug me weer op een dag in de boot. De resultaten van de afgelopen weken zijn bedroevend geweest. Toch zal de eerste vis niet meer zo lang op zich laten wachten. Vorig jaar kwamen de eerste vissen er ook rond deze tijd uit.
Deze duistere plas heeft nog lang niet al haar geheimen prijs gegeven. De grote leder van vorig jaar staat nog steeds op mijn netvlies. Zijn brede bronzen rug. Prachtige blauwe waas over zijn gladde lichaam. Geen schub te bekennen, zelfs niet langs zijn rugvin. Een droomvis. Net zo imposant als de geschiedenis van dit water. Het is ontstaan door een dijkdoorbraak tijdens de Elisabeth-vloed drie eeuwen geleden. Wat er toen precies gebeurd is ga ik nog eens diep uitspitten. Het maakt het vissen hier alleen maar boeiender.
Zaterdag
Het slechte weer blijft uit. Er valt wel een spatje. Het is grijs. Het waait stevig. Ik stap in de boot en blijf in de luwte. Zet eerst een pieper in de steun. Het gaat echt gebeuren. Ik zet er een wakerhengel bij. Die gaat naar twintig meter. Daar loopt de bodem af van drie naar zes meter. De andere hengel vis ik voor de plompen met een pennetje. Het blad komt lekker op gang. Ik voer wat jumbo-maïs bij. Korrel voor korrel. Ze zijn wel drie keer zo groot als een amandel. Op de wakerhengel heb ik haakje vier aangeknoopt om enigszins in verhouding te blijven met de maïs. De vliesjes komen makkelijk van de korrel als ik de aasnaald er doorheen prik. De structuur van de korrel is helemaal veranderd. Zacht en homogeen. Lang niet zo week als bij blikmaïs. Ook zonder vlies blijft de korrel perfect intact. Ik raak een tak als ik gooi en trek de handel los. Zelfs nu zit de korrel nog op het draadje. Dat kan wel een stootje hebben.
Hier zal ik voorlopig geen witvis op krijgen. Ik hoef dus niet vreemd op te kijken als ik urenlang geen aanbeten krijg.
Ik hoor het gekwetter van de zwaluwen weer. Een half jaar geleden zag ik ze hier voor het laatst. Ze zwenken en zwalken, flitsen en duiken achter insecten aan. Die waren er ook niet veel het laatste half jaar. Dus zijn de zwaluwen maar even tienduizend kilometer heen en tienduizend kilometer teruggevlogen om hier vandaag weer insecten bij elkaar te komen vliegen. Eten doen ze dus ook vliegend. Ik zou best eens willen weten hoeveel kilometer een zwaluw in zijn leven vliegt.
Plotseling flitst de lijn strak. Heerlijk die kromme hengel. Als een speer gieren er tientallen meters lijn weg. Aan de hoeken die de vis slaat en het gebonk op de hengel herken ik een graskarper. Lekker om even de reflexen te testen. Tijdens het onthaken naast de boot slaat de vis een geweldige golf water in mijn gezicht. Tikkie terug denk ik. Tegen het eind van de middag begint het te knagen. Zal ik het doen? Even naar het plasje in de uiterwaarden?
Om zeven uur zit ik er. Alleen de penhengel bij me. Enkele tientallen maïskorrels rond de pen. Aan de rand van een strook plompen. Een meerkoet komt belangstellend kijken. Raakt daarbij verzeild in het territorium van een soortgenoot. Er breekt een geweldige knokpartij uit. Die komt voorlopig niet terug. Na een uurtje beginnen er vissen te springen. Eerst midden op het water. De activiteit verplaatst zich naar rechts. Midden in een plompenveld gaat er een spiegel op zijn staart staan. Hij herhaalt het kunstje nog vier keer. We gaan eten lijken ze te zeggen.
Ik ga dichter bij mijn hengel zitten. Kijk even of mijn aas niet vast zit tussen de planten. Ligt er goed bij dus mijn aasje gaat weer naar dezelfde plek. Even later zakt mijn pennetje wat weg. Mijn handen zweven al boven de kurken. Weer een tik. Zakt nu langzaam weg. De lijn kruipt er achteraan. Niet te missen. Met grof geweld beukt de vis in de richting van een gevaarlijke struik. Hij haalt het niet. Het is te ver. Ineens een heel andere tactiek. Het beest boort zich steeds weer in de sla op de bodem. Probeert zo diep mogelijk tussen de wortels te komen. Naar gevoel… Om de meter zit de lijn vast. De vis sjort zich ook steeds weer los. Iedere keer komen er bladeren naar de oppervlakte. De hele akker wordt omgespit. Overal drijft sla. Het is een spiegel. Dat heb ik allang gezien. Kan best een dertiger zijn. De uitvallen worden minder woest. Ik gooi het net te water. Hou hem nu stevig onder druk. Het is een juweel. Nog een laatste uitval en het is over. Onwillig komt hij over de planten richting net. Als zijn lippen het spreidblok kussen trek ik de mazen om hem heen. Hij is mooi maar niet breed genoeg voor een dertiger. Ik moet het weten. Hij haalt de achtentwintig. Mag even op de plaat als beloning voor deze spannende vergissing. Het was misschien zijn derde korrel jumbo-maïs. Ik kan hier wel iets mee.