Karperpassie 30
door Co Sielhorst
23 maart 2002
De midweeksessie is er bij in geschoten. Twee belangrijke dingen. Ik heb me ingezet voor waterbeheer in Culemborg. Plannen presenteren bij de gemeente. Prachtig stukje werk van de OVB. Gemeente enthousiast. Heb ik een goed gevoel over.
Over het tweede geval heb ik helemaal geen goed gevoel. De plannen van Faber. De geest is uit de fles, dat wel ja. Ik hoop alleen dat we ons door de politiek niet weer in slaap laten sussen. Ik zit de hele week al te sleuren aan de politiek en mensen attent te maken op wat er speelt. We hebben ons al veel te lang in de rietkragen verstopt, achter de hengels. We zijn nooit te zien. Hoe kan een groep die je nooit ziet economisch iets voorstellen? Eigenlijk is het niet zo vreemd dat de politiek ons niet ziet.
De levende aasvis is ons ook op dubieuze wijze afgepakt. Hebben we gewoon gepikt. Er is een golf van creativiteit met kunstaas door op gang gekomen. Dat is natuurlijk mooi.
Toch vind ik dat de politiek ons niet moet betuttelen. We staan dicht bij de natuur. Als een vis zich niet zou verzetten zou er geen reet aan zijn om hem te vangen. Een klein hobbeltje in het bestaan van een vis. We zien diezelfde vis vaak later weer terug en zien hoe het met hem gaat. Hengelvangstregistratie is een waardevol middel om een visstand te beoordelen. Problemen met een water worden door de hengelsport gesignaleerd. Vaak komt er door die signalen iets op gang om verbeteringen aan te brengen. We zijn prima in staat om onze eigen boontjes te doppen. Allemaal veren in mijn eigen reet. Ik weet het. Toch moeten we daar naartoe. Iedere maatschappelijke beweging poetst haar eigen imago op.
Onze beleving moet ook veel beter verkocht worden. Dat er nu nog steeds verenigingen zijn die hun eigen watertjes afschermen is onvoorstelbaar. Gooi toch al het water op één grote hoop. Iedereen vissen waar hij wil. We moeten er samen één groot visfeest van maken.
Onze beleving van de hengelsport is zwaar onderbelicht. Wat we als sportvissers ieder weekeinde beleven aan de waterkant is nog veel meer waard dan die paar honderd miljoen die er aan spullen verkocht worden.
Dat is een groot goed, van onschatbare waarde, maar dat mag best wat beter zichtbaar gemaakt worden. Ik ben eigenlijk pas tevreden als er ieder week een vliegbindpatroon in de HP staat. Een goed boilierecept in Opzij. Regelmatig een visverhaal in de Libelle. Er is nog heel veel te doen.
Vrijdagavond zet ik alles even aan de kant. Ik ga morgen de hele dag op de plas zitten. Ik ga nu de boot leeghozen en een bodempje leggen. Vorig jaar werd ik nogal op het verkeerde been gezet. Ik heb toen vaak de wind gevolgd bij mijn stekkeuze. Vaak aan het eind van de dag pas ontdekt dat de vissen in de luwte zaten, langs de dijk. Daar heeft de zon de meeste invloed. Hier ga ik een kilo brokken storten, ongeacht de windrichting. Er staat ongeveer anderhalve meter water.
Als ik thuiskom ga ik direct de vijftien voet penhengel opbouwen. Er gaat een molen op met dyneema. Twintig pond trekkracht. Er gaat ook een iets zwaardere pen op. Er zijn nog geen planten waar ik tussen kan vissen. Daarom zal ik iets meer houvast op de bodem moeten hebben.
Het vettige deegje is me heel goed bevallen. Het balletje dat ik vier weken geleden maakte is bijna op. Hier zal ik wat meer moeten doen om vis op mijn stek te krijgen en te houden. Daarom maak ik een flinke portie en leg een voorraadje in de vriezer. Rond elf uur ben ik eindelijk klaar. Nog even naar het weer kijken. Witte weilanden zeggen ze. Daar heb ik helemaal geen zin in. Veel te ingewikkeld met al die kleren.
Zaterdag sta ik niet al te vroeg op. Het is heerlijk helder en zonnig. Ik kijk vanaf de dijk over het water. Heeft het eigenlijk zin om in de boot te gaan zitten? Vorig jaar heb ik het begin ook van de kant af zitten vissen. Moet lukken. Het water is nog koud. Die vissen zijn vast nog niet op volledige oorlogssterkte.
Ik sluip naar de stek waar ik gisteravond gevoerd heb. Het deeg is nog wat kruimig. Ik maak het goed nat en kneed het nog eens stevig door. Het wordt mooi soepel. Ik voer heel zuinig wat kleine balletjes. De pen schuif ik naar anderhalve meter. Het lood heb ik verdeeld in tien snippers. De zwaarste snipper zit het dichtst bij de pen. Naar de haak toe worden de snippers steeds kleiner. De laatste twee zijn heel subtiel. Bij het oppakken van het aas mag een vis absoluut geen wantrouwen hebben.
Als ik mijn aasje laat zakken blijft er één centimeter van het ganzenveertje boven water. Perfect, dan liggen de laatste twee loodjes op de bodem. De wind heeft hier weinig vat op de lijn. Ik heb er vertrouwen in.
Aan de overkant is het een behoorlijke ravage. In het elzenbosje hangt een van de grotere bomen schuin. De reigers zijn al druk met takken aan het slepen. Vorig jaar zat er één nest. Nu zijn er al vijf in aanbouw. Dat is het begin van een kolonie. Rechts van de elzen staan hoge populieren. Het geweld van de laatste maanden heeft hier ook een boom geveld. Naast de twee die er al liggen is er nu nog een in het water gestort. Een reus van meer dan twintig meter.
Pen is weg. In een reflex haal ik uit. Voor de vis op gang komt is hij al los. Voelde goed aan.
Er zakt een nieuw deegballetje naar beneden. Vraag me af of ik het hier wel ga redden. Dat ga ik snel ontdekken. Vrijwel direct schuift het ganzenveertje weg. Die vis heeft er het volste vertrouwen in. Ik reageer nu beter op de aanbeet, iets later ook. Weer een harde droge bonk. Langzaam komt de vis op gang. Na een paar slagen voel ik kopschuddend gebonk. Graskarper, onmiskenbaar. Hier vergis ik me niet vaak in. Ik pareer alle uitvallen zo hard mogelijk. Het speelveld is niet zo groot. De vis wel. Hij geeft ruig maar traag tegenpartij. Niet zo explosief als in de zomer. Toch heb ik het af en toe moeilijk. Twee slagen links, twee slagen rechts, hij geeft het niet snel op.
Dit jaar zullen er toch een paar de magische metergrens voorbij gaan. Ik schuif het net eronder. Hij ziet er schitterend uit. Puntgaaf. Niets te kort gekomen deze winter.
Randje lip gehaakt. Ik laat hem snel weer zwemmen. Realiseer me dan dat er best een leuk plaatje in had gezeten. Teveel karper in mijn kop. Ik heb nu al voorpret om mijn zomerplan. Ga ze beslist een keer met de vliegenhengel belagen.
De zon doet het niet meer. Er moet een laagje kleding bij. De aalscholvers komen al thuis. Ze overnachten in de hoge populieren. Dan heb ik nog een uurtje. Ik heb nog steeds nadrukkelijk karper in mijn vizier. Ik ga het proberen. In ben weg. Even de polder in. Langs de kortste weg ben ik een kwartier later bij het gemaaltje.
Er is iets veranderd. Het water staat bijna stil. Veel hoger ook. Dan zijn de karpers weg. Uitgezworven over kilometers water. Richard, ook een polderstruiner kan ze ook niet vinden.
Ik probeer het even achter het sluisje. Hier stroomt het water bijna altijd. De zon zakt en brengt steeds meer kleur over de weilanden. Als de vuurrode bol bijna de horizon raakt is het schouwspel op zijn hoogtepunt. Ik ga pas weg als alle kleur van de hemel verdwenen is.