Karperpassie 23
door Co Sielhorst
1 september
Windvoorspellingen kloppen zelden. Begrijp ik ook wel. Weersystemen verplaatsen zich zelden in rechte lijnen. Binnen die systemen zitten ook weer bewegingen. Storingen trekken als geweldige draaikolken over ons land.
Er valt wel iets over te zeggen dus een voorspelling van de windrichting komt er gewoon iedere dag. Het verbaast me dan ook nooit als west toch noordwest blijkt te zijn als er westenwind voorspeld is. Meestal draait dan de wind wel in de voorspelde richting maar wanneer dat gebeurd is meestal nog de vraag. Ik hecht veel waarde aan de wind. Op deze plas volgen veel vissen trouw de wind.
Ik ga dus voor de sloot zitten. Ik sjor de boot goed vast en strooi een paar handen noten. Het lichte pennetje kan het net aan. Ik moet wel de hengel kort op het water houden. Zo weinig mogelijk lijn boven water. De lichte gevlochten lijn is een echte windvanger.
Al snel komen de eerste aanbeten. Korte tikken. Ik blijf goed opletten. Na een uur of wat geloof ik er niet meer zo in op deze stek. De wind draait in de voorspelde richting. Voor de elzen in de hoek springt een vis. Duidelijk een karper. Graskarpers springen bijna nooit. Ze maken wel veel kabaal. Ze liggen vaak tegen de oppervlakte. Schrikken regelmatig van overvliegende vogels. Slaan een krater en komen even verderop weer omhoog. Ze kunnen ook uitbundig dollen. Dan komt die kop even boven water en ze geven een enorme roei, net zoals een snoek dat ook kan. Een karper doet dat anders. Zelfs op ondiep water kan hij zich spectaculair lanceren. Hij komt ver het water uit en valt dan vaak met een harde dreun weer terug. Wat er aan de overkant gebeurde was dus duidelijk karper. Even later gaat er weer een op zijn staart staan. Zitten ze allemaal voor de elzen vandaag?
Vorige week was het extreem heet. Nu is het kil. De grootste narigheid van de depressie is voorbij. Af en toe spettert het nog een beetje. Het waait nu tamelijk hard. Ik roei tegen de wind in naar de overkant en laat de boot op de wind langs de overhangende bomen drijven. Een lange rij elzen hangt meters over het water. De toppen van de populieren glijden onder de boot door. Jaren geleden zijn ze door een storm geveld en tussen de elzen door in het water gestort. Hun takken reiken onder water tot zeker twintig meter uit de kant. Ik zit zo op het water te letten dat ik de takken even vergeet. De boot blijft hangen tussen de uitsteeksels. Het is hier prachtig. Als hoge gewelven met diepe schaduwen hangen de elzentakken over de oever. Hier en daar prikt de zon even door het bladerdek.
Plotseling landt er een ijsvogeltje op een tak. Wat is dat mooi. Ik verroer me niet. Aan het ijle geluidje hoor ik dat er verderop nog een neergestreken is. Ze houden hoorbaar contact. De blauwe komeet stort zich te water. Pas bij de vijfde duik heeft hij een visje te pakken. Het vogeltje zit weer op precies dezelfde plek en mept net zolang met het visje tegen de tak tot het niet meer beweegt. Dan verdwijnt de maaltijd kop eerst naar binnen. Hierna verdwijnen ze samen naar de overkant. Ik zie ze niet meer maar ik hoor ze nog wel.
Ik ga verder de hoek in. Overweeg nog even om voor het botenhuis te gaan zitten. Laat dat plan ook weer varen. Veel te dicht bij de overhangende bomen. Honderd meter verderop lijkt het veilig. Nog genoeg invloed van de wind lijkt me. Hier hangen alleen braamstruiken over het water. Het is hier veel lichter dus er groeien ook plompen. Een smalle strook met wat gaatjes erin. Een paar dikke stronken bieden houvast voor de boot.
Er gaan weer wat nootjes te water. Ik moet nu een zwaarder pennetje opzetten. Staat lekker. Ook nu komen er snel aanbeten maar het leidt tot niets. Hier word ik een beetje moe van. Het gaat gewoon niet lukken. Moet ik langer op een zelfde stek blijven zitten? Of juist niet? Ik kan de balans vandaag niet vinden. Het is juist zo’n leuke dag vandaag, mooie dingen gezien maar geen moment heb ik het idee dat er nog een karper uitkomt.
Ik hou het voor gezien. Even kijken of ik nog een paar baarzen mee kan pakken. Ik neem nu steeds het spinhengeltje mee. De doodaas voorraad moet voor de winter op peil zijn. Dat lukt weer buitengewoon.
Als ik thuis ben ruim ik altijd alles meteen op. Nu niet. Alles staat nog voor de deur. Het is nu zeven uur. Toos ziet de spullen buiten staan en vraagt of weer terug ga. Ik zit nog even te dubben en hak de knoop door. Ik ben weer weg. Even de polder in. Al is het alleen maar om vast te stellen of de nootjes het ook zo lekker doen op ander water.
Voor de duiker zit altijd vis. Het is een enorme stressplek waar veel gevist wordt. Van een afstand zie ik al dat er een leuk plompenveldje ligt. Ik ben hier in geen jaren meer geweest. Stuk voor stuk voer ik wat amandelen en zet het pennetje tegen de bladeren aan. Vrij snel komt er een vis langs. Ik zie de vis niet maar de beweging van het pennetje spreekt voor mij duidelijke taal. Dat is karper. Het verbaast me niets dat even later het puntje wegzakt. Een korte tik, een felle strijd en even later ligt er een schub van een pond of vijftien in het net.
Tevreden? Jazeker!! De ketting was gebroken. Iedere week een nieuwe parel en dan ineens niets meer. Twee weken zonder vis kan ik soms wel hebben, maar nu niet! De aanpak deugt nog steeds. Op ander water werkt het dus ook instant.
Misschien moet ik even een pauze inlassen. Een paar weken op een ander water trekt me wel. Ik zou ook graag weer een poosje in het donker vissen. Ik denk er een paar dagen over.