Karperpassie 21
door Co Sielhorst
18 augustus.
Vorige week had ik nog plannen om wat efficiënter te gaan vissen. Ik heb nu even bedenktijd gehad. Ik trap er niet in, lijk wel gek zeg! Ben toch geen visverwerkend bedrijf of zo. Zou ik bijna weer in de val lopen. Net als vroeger, doelstellingen, cijfertjes, evalueren, bijstellen, druk opvoeren, nee, ik doe het niet meer.
Het gaat toch heerlijk zo? Ik vis nu helemaal op mijn instincten. Er is een soort magisch contact met het water ontstaan. Ik kan bijna onder water kijken. Natuurlijk blijven er raadsels en dat is maar goed ook.
Als ik nu in de ochtendschemering aankom voel ik een prikkel, wat gaat de dag brengen, een tintelende spanning die onderweg al voelbaar wordt. Ik kom er moeiteloos iedere keer weer op de meest goddeloze uren mijn nest voor uit. Iedere keer leer ik weer nieuwe dingen over dit water. Het is net een grote slagroomtaart. Daar ga ik puntje voor puntje van genieten. Als er een mooie vis uit komt, zeg ik soms zachtjes dankjewel als ik hem weer weg laat zwemmen. Dankbaar voor al dat moois kijk ik altijd even achterom als ik weer voor een paar dagen afscheid moet nemen.
Als ik opsta kijk ik eerst even hoe het buiten is. Even voelen wat er aan kleding mee moet. Natuurlijk weet ik ongeveer wat er gaande is maar ik hou niet van verrassingen. Er is een grotendeels droge dag voorspeld. Dat klopt niet met wat ik nu zie. Donkere dreigende lucht. Iets om rekening mee te houden vandaag.
Er ligt een voerstek te wachten. Gisteravond laat nog even een pond amandelen langs de dijk gestrooid. Voor ik in de boot stap leg ik voor de treurwilg ook nog even een bodempje.
Als ik naar de dijk roei krijg ik een breder beeld van de donkere dreigende hemel, dat gaat niet droog blijven.
Ik kijk het even rustig aan langs de dijk. Het waait nog niet hard. Tegen de buitenste bladeren ligt een koppel graskarpers aan de oppervlakte. Hoe langer ik kijk hoe meer ik er zie. Er lijkt geen karper actief hier, althans niet in de plompen waar ik gevoerd heb. Hier laat ik geen aasje zakken. De donkere dreigende lucht dringt verder op. Ik ga voor de treurwilg liggen, enigszins in de beschutting van het bos. Ik zie het hier niet zitten met de open watervlakte voor me. Er gaat niet zoveel dreiging van uit dat ik echte narigheid verwacht maar, kansrijk vissen lijkt me moeilijk hier als het ruig wordt.
Als ik voor de wilg parkeer zet ik de boel goed vast. Mijn gevoel klopt. De wind trekt aan en het begint te spetteren. Ik zit goed hier. Geen geklots en gebeuk. Kan de regen ook goed buiten houden. Na een uur of wat tussen spetteren en hozen lijkt het wat lichter te worden. Al die tijd geen enkele activiteit te bespeuren. Plotseling loopt de pen weg, lijn stekt, mis!?… Zag er toch goed uit. Aas is nog in orde. Zit toch stevig vast dat nootje. Ook het stukje foam is keurig op zijn plaats gebleven.
Er wordt dus geknabbeld daar beneden. Ik voer een handje bij. Zet de pen weer op zijn plaats en blijf goed opletten. Even later een identieke aanbeet. Ik reageer een fractie later. Een kanjer van een voorn hangt onder het blad te spartelen. Minstens een pond blankvoorn, kan hem maar net met één hand vasthouden Dit is afgezien van een enkele graskarper de eerste bijvangst. Grote voorns vind ik nooit erg om te vangen. De stek wordt niet lomp verstoord. Het gebeurt ook maar heel zelden.
De regen stopt. Het grijs is nu egaal. De dreiging is door de pittige wind verdreven. Temperatuur loopt op.
Voor de derde keer zakt het rode puntje door de oppervlakte. Beheerste tik. Een stoomwals maait rustig wat blad af en koerst kalm maar onhoudbaar naar het midden. Machtig mooi begin. Sta nu achterin de boot. Hengel hoog. Probeer de vis op deze koers te houden. Er volgt wat geweld van links naar rechts. De strijd wordt op dertig meter uit de kant gestreden. Als de vis nog een tiental meters lijn neemt voel ik ineens een onaangenaam geschraap. Er ligt narigheid op de helling naar dieper water.
De lijn hapert, verdwijnpunt staat stil. Rustig aan nu. Een grote staart roeit langs de oppervlakte. Achter zijn staart komen dunne takken door de oppervlakte. Daar staat drie meter water. Wat verderop loopt het af naar zes meter. Dat is een hele boom. Hier ga ik van hyperventileren. Ik voel een knak. Schrik me helemaal lam.
Ogenblikkelijk is het contact weer hersteld. Gehinderd door wat dood hout ploegt de vis nu naar links. Hij heeft er een stuk afgebroken. Bij een volgende wending raakt hij ook het hout uit de lijn kwijt. Met heel veel overtuiging van mijn kant probeer ik het strijdtoneel wat te verplaatsen. De eerste woeste uitvallen zijn voorbij dus ik gok op zoveel mogelijk druk. Ik win een aantal meters. Hij mag in geen geval weer bij die boom in de buurt komen. Het lukt. Voor de plompen gaat de laatste fase in. Ik neem nu het initiatief over. Pareer alle uitvallen met harde tegendruk. Nu geen fouten maken. Hij luistert. Net klaarleggen. Nat maken. Vis op koers houden. Slip los. Doorhalen. Vinger op de spoel. Hengel rechts. Net links. Zijn lippen kussen nu het spreidblok. Er kan niets meer fout gaan. De rest is routine.
De veer die zo stak gespannen heeft gestaan ontspant langzaam. Het is er weer een. Deze krijgt ook een gouden randje in het plaatjesboek van mijn herinneringen. Een spiegel, ruim dertig pond. De rest van de dag schijnt de zon.