Karperpassie 19
door Co Sielhorst
4 augustus
Even wat theorie, ik heb vorige week beloofd op mijn idee over lood terug te komen.
Heel lang geleden heb ik iets wonderlijks zien gebeuren.
Ik had wat mais gevoerd onder een struik. Ik kon het duidelijk zien liggen, tachtig centimeter glashelder water. Mijn haak kon ik ook zien, drie korrels mais op een kluitje. Drie karpers ontdekten de mais. Zonder de bodem te raken, zonder een stofwolkje te maken, zweefden ze over de stek. Ze zogen de mais van de bodem tot de laatste korrel weg was. Alleen mijn haak met de drie korrels lag er nog. Het was niet eens een zwaar bevist water.
Hier werd het belang van een uitgebalanceerde haak duidelijk, mijn aas zou voortaan nooit meer zwaarder zijn dan het vrij liggende voer, vaak wel wat lichter. Hier vloeit uit voort dan een goed uitgebalanceerd aas weer net buiten het zuigbereik van een azende karper gehouden kan worden door één loodhagel.
Vandaar dat ik groot belang hecht aan superlicht lood bij de haak. Een halve meter van mijn aas mag het lood wel weer wat zwaarder worden.
Lood heeft een aantal functies:
Ballast, om de pen rechtop te krijgen en wat werpgewicht te geven, blijft ver van de haak. Afstelling, om een bijna perfecte stand van de dobber te bereiken, blijft nog minstens een halve meter van de
haak. Signaalfunctie, de laatste paar snippers die de pen bijna tot zinken brengen. Als een van deze snippers verplaatst wordt geeft dat al een duidelijk signaal op de pen. Deze snippers mogen de aasopname niet hinderen dus worden ze zo klein mogelijk. Deze snippers komen ongeveer tot vijftien centimeter van de haak.
Als het lood van zwaar boven naar licht onder gerangschikt is zal bovendien blijken dat er veel makkelijker gegooid kan worden zonder in de klit te raken. Ik gebruik de laatste tijd veel pennetjes die al zo scherp staan dat ballast en afstelling niet nodig zijn, alleen de signaal snippers bij het aas gebruik ik dan nog, ze zorgen er ook voor dat de lijn bij het aas op de bodem blijft.
Genoeg geouweneel, vissen!!!!
Het weer is helemaal omgeslagen. Berichten zijn vaag, slecht in de ochtend, wat opklaringen in de middag. Vandaag geen jacht op zichtbare vissen. Andere strategie dus. Vanaf de dijk kan ik een stukje plompenveld van amandelen voorzien. Het regent stevig, snel regenpak aan. Met het voerpijpje gooi ik makkelijk veertig meter, hier kom ik later op de dag met de boot terug als het weer wat opknapt. Nu snel naar de boot. Het is bijna licht. De lucht is helemaal grijs, die regen is voorlopig niet weg.
Dichtbij de boot ligt een prima stek. Ik ontzie dit stuk van het water altijd zodat ik onder beroerde omstandigheden toch een stek heb waar ik redelijk beschut kan vissen. Even na vijven gaat er een hand nootjes rond mijn pen. Ik lig stevig verankerd, een paar lijnen naar de kant en een stevig houvast in het water moeten de boot stil houden. Ondanks de grote windvanger boven mijn hoofd lukt dat vrij aardig.
Midden in de plompen vissen is nu onmogelijk. De soepele stengels geven de bladeren veel speelruimte. Wat nu een gaatje is schuift even later bij een windvlaag weer dicht. Ultralicht pennetje lukt vandaag ook niet. Ik monteer een slag zwaarder, zonder extra lood toe te voegen. Dat staat een stuk beter.
Het gaat nog harder waaien, het wordt ook droger.
De pen wipt nerveus tegen een blad aan, het blad schuift over de pen heen. Plotseling flitst de lijn strak. Reactie is goed maar de haak komt niets tegen om in te prikken???? Vis op de stek dus een paar nootjes erbij. Een uurtje later prikt het zonnetje schuchter even door het grijs. De wind zwakt af. Ik heb al een tijd geen leven gezien, voer wat bij, kom hier eventueel later nog wel terug. Dan roei ik naar de voerstek langs de dijk.
Stap twee strategie.
Onder aan de dijk stap ik op de kant. Aan een touw trek ik de boot voorzichtig naar de stek. Het waait nog stevig dus ik trek de boot strak tegen de kant en leg hem vast aan een boom. Penvissen uit een boot die niet stilligt is een ramp. Steeds vaker komt de zon erdoor. Ik zie nu ook dat het water hier glashelder is, grote ruisvoorns happen wat van de oppervlakte. Ik geloof in de wind kant, zeker op dit water, toch probeer ik het nu in de luwte. Een zeelt wentelt zich door de modder, fijne belletjes vullen een gaatje in de plompen met schuim. Af en toe beweegt er een blad, het is geen karper. Een grote blauwe vlek komt dichterbij achter me. De bomen schudden hun laatste druppels uit. Een prettig zonnetje dwingt me uit de regenkleding.
Ik heb het gezien hier, ik ga mijn geloof achterna, achter de wind aan. Zou best prettig zijn om op de kant te zitten. Van een afstandje zie ik de bloeiende wilgenrozen, riddersporen en andere fraaie omlijsting. Blijf toch maar in de boot zitten, kan toch moeilijk al dat moois gaan slopen? Voor het slootje staat twee meter water. Er zijn ook wat punten om de boot aan vast te leggen. Hier gaat het gebeuren, stap drie in de strategie voor vandaag. Als het hier niet wil vlotten doe ik stap één en drie nog eens over, gezien de tijd is de dag dan wel om.
Een schuimspattende dreun in de hoek. Hier zitten ze, strategie kan meteen overboord nu ik vis gevonden heb. Nu wordt het gewoon wachten tot er een langskomt. Voor de boot goed vast ligt heb ik er al twee horen springen. Er gaat een streep nootjes vanaf de pen tot in de kant, een soort hek waar geen vis langs mag. Nu geen voorzichtig gedoe met een paar nootjes per vierkante meter. Ik wil dat mijn aas snel gevonden wordt. Bij deze pittige kabbel op het water zal ik ook geen aanwezige vis verstoren.
Vrij snel rolt er een vis achter mijn pen. Grove bellen markeren zijn weg naar beneden. Kan nooit lang duren.
Gaat ie dan. Als een raket strak langs de kant, gevaarlijk, hengel omlaag, nog lager. Hij raakt uit balans. Knalt naar het midden, hengel weer omhoog. In hoog tempo naar links nu. Prachtig gezicht, grote boeggolf jaagt door de kabbel. Ik kan hem niet zien. Niet te ver naar links nu. Ik trek enigszins met hem mee. Hij reageert direct en verandert van koers. Het hele spel van geven en nemen in open water. Ik geef hem niets kado. Hij trekt er nog steeds heel hard aan. Zo hard dat ik me af begin te vragen of hij wel goed gehaakt is. Hij beukt nog een keer weg. Waaiert van links naar rechts. Ik voel de lijn over zijn rugvis springen. Nu weet ik zeker dat hij goed gehaakt is. Vol vertrouwen blokkeer ik nu iedere uitval. Het is een schub. Lijkt de dertiger van vorige week wel.
Hij rolt op zijn andere flank. Een paar warrige schubben. Hij is het niet. Zijn lengte, negentig centimeter is niet in verhouding met zijn gewicht. Wat zit ik nou te zeuren. Een prachtige vis heeft me minutenlang in spanning gehouden.
“Een van de mooiere vissen van de afgelopen weken”