Karperpassie 152
Door Co Sielhorst
25 maart 2006.
Na een paar dagen voeren besef ik hoe rijk ik eigenlijk ben. Ik kan er zomaar iedere dag even tussenuit om op twee stekken mijn kansen aanzienlijk te vergroten. Bijkomend voordeel is dat ik even contact heb.
Dat voeren is in mijn beleving een tamelijk mechanisch iets. Net zoiets als de hond of de kat te eten geven. Ik heb een rotsvast vertrouwen in mijn aas dus dat gaat helemaal goed. Het contact met het water is veel belangrijker. Ik meen te weten waar de karpers zitten. Ik wacht alleen nog op een teken. Die magie gaat een dezer dagen werken.
“”
Nog één dag voeren. Ik strooi iedere dag een handje op een plas en in de polder waar ik langs kom. Mijn hart ligt bij de plas maar ik hou de polder ook bij. Vrijdag is het schitterend weer. Een zonovergoten dag. De verwachtingen voor morgen worden ook steeds beter.
Wat moet ik meenemen? Misschien meer dan één hengel? Nee, alleen de penhengel gaat mee. Een zachte nylon hoofdlijn met een klein stukje gevlochten onderlijn. Gewoon geknoopt. Ik ben nog steeds de slechte ervaring met die wartel niet vergeten. Ik denk dat een karper bij deze watertemperaturen nog niet zo hard gaat. Een subtiel pennetje past prima bij de nylon lijn. Haak tien is het sluitstuk. Met deze montage kan ik op beide stekken terecht.
De brug ligt op de route naar de plas. Ik twijfel nog even als ik er langs rij. Moet ik niet even wat voeren? Nee, nergens voor nodig. Ik weet dat de vissen er zijn dus is het op de visdag helemaal fout om te voeren. Ik denk dat ik ze dan alleen maar wegjaag. Ik rij verder naar het plasje. Van veraf zie ik het al. Er staan een paar auto’s langs het water. Niet precies op mijn stek. Ik kom wat verder. Er staan tenten. Opblaasboten ook. Uitroeien dus. Dat wordt me allemaal veel te dol. Ik ben weg. Uitroeien op dit miniwatertje geeft heel veel onrust. Ik wil er niets mee te maken hebben.
Waarom had ik ook al weer twee stekken bijgehouden? Even later ben ik het hele voorval al weer vergeten. Ik sta in de vlakke polder. Moet af en toe even tegen de wind in leunen. Het is hier erg vlak. Een merel die zijn lied aanheft vanuit een hoge kale populier wordt gewoon weggeblazen. Niks voorjaar, wegwezen. Door de wind blijft het tamelijk koud. Ik zet de plu aan een boom vast. Dan tuig ik de hengel op. Lange penhengel. Vijftien voet. Tien ponds nylon op de molen. Iets zwakker dyneema lijntje eronder. Haak tien, raptor. Lusje van elastiek eronder. Een paar snippers bladlood moeten de lijn tegen de bodem houden. Lusje gaat door de voorgeboorde brok heen. Dan sla ik de lus terug over de brok. Mijn aas hangt nu tegen het haakje aan. Perfect.
Strak onder de brug gooien lukt vandaag niet. Er vlakbij moet goed zijn. Na een kwartier moet ik al ophalen. Er drijft een tak in de lijn. Tot mijn schrik is de brok weg. Mijn aas is niet zo snel zacht. Ik heb dat uitgebreid getest. Er moet een andere verklaring zijn. Een handige karper heeft de brok opgepakt, gekraakt en de haak weggeblazen. Ik heb er niets van gemerkt. Vissen die vol vertrouwen met een aasje omgaan flikken dat zonder problemen. Zeker nu mijn lijn door de woeste golfslag een flink eind op de bodem ligt kan zoiets me best wel ontgaan.
Het waait even iets minder hard. Nu voelt het wel een beetje voorjaarsachtig aan. Op kale plekken doet klein hoefblad iets moois met geel. Zoals altijd een van de eerste bloempjes. Op donkere dagen blijven ze dicht maar zodra de zon schijnt laten ze stralend hun gele hart zien. Dat is maar goed ook, daar gaat de eerste vlinder die ik dit jaar zie.
Nu weer even bij de les blijven. Er hangt een nieuwe brok onder de haak. Binnen een kwartier is er belangstelling. Pennetje zakt wat weg. Dit is een heel belangrijke beweging. Er is karper in de buurt. Een duidelijk bewijs dat mijn denkbeelden kloppen. Het verstevigt ook het vertrouwen in mijn aanpak.
Het duurt niet lang voordat mijn pennetje kalm wegzakt. Mooi rustige aanbeet. Ik reageer ook rustig maar wel doortastend. Uiterste druk op de vis. Zo hard als ik durf voorkom ik dat de brugpeilers gevaarlijk worden. meteen zie ik de stoere kop van een schub aan de oppervlakte. Proestend en pruttelend ziet de vis kans om die kop nog een keer om te gooien. Een stevige slag in de richting van de pijler. Nog een!! Het wordt link.
Nylon is nu een groot voordeel. Iedere beweging wordt gedempt. Het onderlijntje is heel kort. Kan nooit tegen de gemene scherpe pijler komen. Ik schop het net te water. De hele strijd speelt zich af op twee vierkante meter. Goed op blijven letten. Iedere beweging blokken. De kou zit hem nog goed in de vinnen. Ik kan het kort houden. Binnen een minuut ligt de vis in het net. Vreemd rond gaatje in de rugvin. Is er weer een gestoorde conducteur aan het werk? Als ik weet wie het is dan knip ik bij hem ook ergens een gaatje in.
Voor de rest ben ik heel erg tevreden over de gang van zaken. Mijn eerste vis, meteen een leuke. Het wordt nog even lachen met de zelfontspanner. Zelfs als ik de tijd op dertig seconden zet geeft de vis zich niet gewonnen. Bij de derde poging ben ik nog niet helemaal tevreden maar ik zet hem toch terug. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik ben gekleed op de hele dag zitten en niet op zoveel heftige actie. Toch hoor je mij niet zeuren. Het seizoen is op waardig wijze geopend. .