Karperpassie 144
Door Co Sielhorst
4 september 2005.
Veel vissen zit er dit weekeind niet in. De helft gaat al verloren door de thuisreis. Helemaal niet vissen is niet goed voor me. Krijg ik trillende handjes van en zo. Zondagmiddag kan ik een paar uurtjes vluchten. Wat kan ik doen met zo weinig tijd? Een penhengel, een spinhengel en wat losse spulletjes. Ga even langs de rivier kijken. Zie wel wat er gebeurt.
Ik rij langs de dijk. Wat kaal allemaal. Pas gemaaid. Bij de nevengeul valt de enorme bloemenzee daardoor des te meer op. Een klavertapijt golft over het zomerdijkje. Op nattere plekken tot aan natte voeten toe watermunt. Helemaal vol met paarse bloemetjes. Ik vraag me af waarom het hier niet wemelt van de vlinders. De temperatuur is er hoog genoeg voor. Misschien waait het te hard. Even in de luwte van het zomerdijkje kijken. Door het hoogteverschil komen hier meer plantensoorten voor. Bovenop pluizen de distels. Er fladderen een paar koolwitjes rond. Midden in een afgesloten poel steekt ineens parmantig een brede staart door de kabbel. Ik heb me al eens eerder afgevraagd of hier karper zat. Kan maar één ding doen. Er brokken overheen laten drijven en over een paar uur terug komen.
Misschien dat het hier net zo goed werkt als in de polder. Er gaat ongeveer een pond brokken in. De wind pakt ze vlot op. In een sliert zwerven ze uit over het plasje. Het gaat wel wat snel. Waar de brokken terecht zullen komen is het denk ik maar net diep genoeg. De brede staart zwaait me uitbundig na. Ik ga even verderop kijken. Door een omleiding kan ik niet langs de rivier blijven rijden. Noodgedwongen ga ik van de dijk af. Kom even later bij een natuurgebied met plassen en poelen. Er ligt één grotere plas bij. Uiteraard zijn er mensen aan het zwemmen. Voor de rest van het gebied is geen enkele belangstelling. Ik ga het uitgebreid verkennen.
Het plonsen en lachen verstild als ik een dicht bos inloop. Het is hier heerlijk rustig. Na het bos een grote open plek met een aantal plassen. Geen idee hoe het met de visstand gesteld is. Er zijn plasjes bij van een meter of tien doorsnee. Alle plasjes zijn zwaar begroeid met riet en lisdodden, die grote rietsigaren. In de fraaie omlijsting wemelt het van de libellen. Het zijn overwegend rode libellen. Ze hebben kleine rode vlekjes op ieder uiteinde van hun glanzende glazen vleugels. Hun larvenstadium brengen ze onder water door. Dan zijn het al felle rovers. Zelfs visjes en dikkopjes moeten oppassen. Nu zitten ze op strategische punten hun territorium te verdedigen. Regelmatig maken ze spectaculaire stuntvluchten om kleine vliegjes te overvallen. Ik weet hoe goed hun ogen zijn. Bij de minste of geringste beweging zijn ze weg.
Iets anders proberen dan? Ik probeer een plek te vinden waar steeds weer een libel neerstrijkt. Ze lijken een redelijk strak begrensd territorium te verdedigen. De aanpak lijkt te werken. Binnen de kortste keren staan er een paar van die stuntvliegers in ruste op de plaat. De Franse vlinderervaringen komen nu aardig van pas. Het wordt eerlijk gezegd wel een beetje verslavend. Ik maak me er maar geen zorgen over. Binnenkort is helemaal afgelopen met al dit bonte gefladder. Het wordt gewoon een keer te koud. Dat is nu nog haast niet voor te stellen. Ik betrap me er op dat ik weer door loop te draven. Het is best wel een groot terrein. Toch ben ik al bijna helemaal rond geweest. In de hoek ligt in een donker bos nog een schimmig stuk water. De bomen vormen een dik bladerdek waar geen straaltje zonlicht doorheen komt. Er is helemaal geen onderbegroeiing. Het water is bedekt door een dun laagje kroost. Best een romantisch gezicht. Er glinstert kristalhelder water doorheen. Hier zit absoluut geen vis. Ik heb alles nu gezien en loop terug. Kom weer langs de rietplasjes. Ook nu plonzen er tientallen kikkers het water in. Ze zwemmen naar de diepte en verstoppen zich in plukken wier.
Ik stap even door want ik wil weer naar het brokkenplasje. Een half uur later sluip ik als een reiger langs de zomerdijk. De zelfde vis staat nog steeds op de zelfde plaats te spitten!! Hier geen instant succes met de brokken. Dat is wel duidelijk. Op de windkant vind ik de sliert brokken terug. Ze liggen strak tegen de biezenpollen geplakt. Ik kijk het nog even rustig aan.
Na een half uur heb ik een vijftal vissen gezien. Ze zijn allemaal op de bodem bezig en richten de blik niet één keer omhoog. Hier zal ik meer tijd nodig hebben om het ze te leren.
Er valt nu niet veel meer te doen hier. Tijd voor een poging op ander water zit er ook niet meer in. Ik ga de spinhengel halen en loop door naar de rivier. Een paar honderd meter verderop is de eerste krib. Ik ga op de kop staan. Het water gorgelt hoorbaar voorbij. De waterstand is wat hoger dan normaal. Er zit ook een kleurtje aan het water. Ik sta een poosje de stroomnaad te bewerken. Voel duidelijk hoe diep mijn plugje zich in het water klauwt. Weer voel ik de bodem. Na een half uur geloof ik er niet meer in met dit plugje. Tijd voor een ondiep lopend kunstaasje. Nog maar een poosje langs de stroomnaad.
Na verloop van tijd verleg ik de aandacht naar de stenen. Steeds ietsje meer risico. Korter langs de keien. Hier liggen ook de matten, én de kleine vis. Vandaag is daar niets van te zien. Er zijn dagen dat heel goed te zien is hoe verschillende soorten klein spul langs en ook tussen de stenen scharrellen. Nóg ondieper misschien? Een eind terug richting strandje. Hier waaier ik verschillende keren honderd tachtig graden af. De zon zakt. Ik heb niet veel tijd meer. Het is het mooiste deel van de dag. Een paar worpjes nog. Ik betrap me erop dat ik dit leuk ga vinden. Dan is het ineens over. Ik loop vast. Vlak voor de stenen. Die ben ik kwijt. Ook met de kunstaasredder valt er niets te redden. Dit is een teken. Stoppen!