Karperpassie 142
Door Co Sielhorst
Vakantie 2005.
Ik heb bijna al mijn werk erop zitten. Het is geweldig mooi weer. Twee dagen nog, dan zit ik een paar weken in de buurt van de Loire. Ik heb er zin in en ook weer niet. De laatste karpertrip blijft door mijn kop spoken. Zo makkelijk en tegelijkertijd kan er ook nog zoveel fout gaan. Ik doe het.
Ik breek er nog even uit vóór de pittige rit. Het warme weer lokt de karpers omhoog op het ondiepe water. Ik zit in het hoge gras en zie de ene na de andere karper langs komen. De brokken zijn allang gevonden. Er zijn zelfs een paar vissen enthousiast aan het happen. Ik heb nog een paar uur dus ik kan kieskeurig zijn. Ik wacht op een grote vis. Dat duurt heel lang. De vissen lijken een nieuwe tactiek gevonden te hebben. Héél uitsloverig brokken pakken. Minutenlang zeuren om aandacht.
Ik trap er in. Ga voorzichtig een brokje neerleggen bij de uitslover. Die laat zich vervolgens nooit meer zien. Vissen die een uitgekookt spelletje spelen? Dat kan toch niet? Waarom komt er dan ineens een geweldige vis omhoog? Vlak voor mijn voeten. Ik zit aan de grond genageld. Het beest komt tergend langzaam dichterbij. Kijk ik nou naar de vis of kijkt de vis naar mij? Met een stel peddels van borstvinnen roert de vis zich weer achteruit en verdwijnt weer uit beeld.
Het warme weer heeft weer gezorgd voor wilgenpluizen op het water. Een laag witte vlokken geeft aan waar wind en stroom elkaar treffen. Hier liggen nu ook de meeste brokken. Zoekend naar het eind van de voerstek loop ik ineens tegen een kanjer aan. Een hele dikke schub. Zo groot heb ik hier nog nooit een vis gezien. Ook de prachtvis van even eerder past hier twee keer in.
De vis komt gewoon naar me toe zwemmen. Misschien verbeeld ik het me. Lijkt wel of hij scheef gaat hangen om mij beter te kunnen zien. Twee meter. Nog steeds komt hij dichterbij. Een geweldige schub. Weer komt die kop omhoog. Ik sta oog in oog met een karper. Nu weet ik het zeker. Hij kijkt naar mij en heeft me helemaal door. Dan schuift de vis weer langzaam achteruit en lost op in het grauwe water. Ik ben diep onder de indruk. Weet niet goed wat ik hier mee aan moet.
Even later schrik ik weer op. Dezelfde massieve rug komt weer omhoog uit het troebele water. Weer lijkt hij me te bekijken. Het beest maakt me duidelijk dat ik me helemaal geen illusies hoef te maken zolang hij in de buurt is. Met dit gedrag maakt hij alle andere vissen nerveus. Mij ook. Ik geef het voorlopig op. Toch ben ik heel tevreden met de resultaten tot op heden. Deze aanpak gaat me nog heel veel vissen opleveren. Die ene uitslover gaat ook nog wel voor de bijl.
Ik realiseer me dat het tijd is om in te pakken. Ik heb niet zo heel veel tijd meer. Morgen ga ik op vakantie. Ik ga een paar weken naar Frankrijk. Hoop op riviervissen. Barbeel of kopvoorn lijkt me leuk. Niet te zwaar materiaal dus.
De volgende morgen loopt de wekker af om zes uur. Even over zevenen rijden we weg. We zoeven Antwerpen voorbij. Het gaat steeds harder regenen. Ineens staan we voor het blok. Omleiding. Weg onder water. Kloterig aangegeven. We komen er toch uit. Even later een vrachtwagen op zijn kant. Weer mogen we het zelf uitzoeken. Door heel België heb ik niet één keer het idee dat we de goede kant uitrijden. Een tankstation is hier ook nauwelijks te vinden langs de snelwegen. Ik ga een dorp opzoeken om te tanken. We zitten toch niet zo slecht. Even later passeren we de Franse grens.
De aanwijzingen om op het sleuteladres te komen blijken heel goed te kloppen. Eind van de middag draaien we knarsend een grindpad op. Leuke hut. Royale tuin. Hé, een vlinderstruik. Ik ben niet zo lang geleden lid geworden van Natuurmonumenten. Lijkt me wel zinvol. Daar heb ik een planten en een vlindergids besteld. Die zitten natuurlijk wél in de koffer. Nog diezelfde avond zit ik door de vlindergids te bladeren. Er gaat een wereld voor me open. Thuis zie ik wel vlinders om me heen maar de soorten zijn op de vingers van één hand te tellen. Even vluchtig doorbladeren leert me al snel dat er in deze streek zomaar vijftien tot twintig soorten vlinders te zien moeten zijn. Alleen het verhaal van de blauwtjes is al fascinerend. Iedereen die een blauwtje ziet vliegen weet meestal ook meteen dat daar een blauwtje vliegt. Dit vriendelijk ogende gefladder is in rupsstadium van harte welkom in een mierennest. Zoete afscheiding houdt de mieren voor de gek. De rups van het blauwtje leeft in deze levensfase van mierenlarven. Symbiose heet dat. Een paar dagen later voel ik aan het steken in mijn enkels dat ik goed zit. Bijtende mieren terwijl ik vrolijk fladderende blauwtjes op de plaat probeer te krijgen.
Wat een prachtige namen hebben al die prachtige schepsels. Kleine vuurvlinder, dambordje, zandoogje, hooibeestje, keizersmantel, adonisblauwtje, luzernevlinder, een greep uit de soorten die ik inmiddels op een paar plaatsen tegen gekomen ben. Ik kan er maar moeilijk genoeg van krijgen. Op een zwoele avond zit ik nog wat te bladeren. Kom bij de grote pages terecht. Ooit wel eens gezien in Spanje. Wat een verschijning. Natuurlijk zit dat er hier niet in. Ik reken nergens op. Tot we op een verkenningstocht langs een akker met blauwe bloemen komen. Waarschijnlijk een soort die gezaaid is om de grond te verbeteren. Het wemelt er van de dagpauwogen. Opvallende mooie vlinder maar ook in ons land vrij algemeen. Ineens valt mijn oog op een grote sterke vlieger. Hij is veel lichter van kleur. Hij zwenkt en zweeft. Maakt gebruik van de wind. Ik probeer te volgen.
Zonder planten te vertrappen loop ik behoedzaam mee. De schoonheid gaat zitten. Knip. Dichterbij nu. Knip. Blijft fladderen. Knip. Zit geen moment stil. Knip. Na een tiental platen kijk ik even terug. Blij als een kind. Papilio Machao. De macho van de familie. De koninginnepage. De mooiste van de ruim vier handen vol die ik nu persoonlijk ken. Al dit verslavende gefladder komt op mijn pad langs verscholen watertjes die allemaal erg laag staan. Zelfs de Loire staat erg laag. Ik heb nog geen stek gevonden waar ik het zie gebeuren. De Loir, echt een andere rivier met één letter minder ziet er nog het leukst uit. Volgende week ga ik een poging wagen.