Karperpassie 140
Door Co Sielhorst
6 augustus 2005.
Een mooie tussenstop. Een dag de rivier op met Arie. Ik moet er wel even voor gaan zitten. Mijn kunstaascollectie is wat gedateerd. Ik heb nog een klusje van Tom liggen. Ja, van de Hotspot. Zo, dat is ook rechtgezet. Ik krijg weer wat creaties in handen. Prachtige bucktailspinners. Hier moet ik een dag mee vooruit kunnen.
Arie heeft een zware polyester boot. Vier en een halve meter, met een kuip. Rana was vroeger heel populair. Hij kan dat schip overal te water laten. Achter een stoere jeep, gewoon vanaf het strand tussen de kribben. Met de enorme brede sloffen eronder heeft hij helemaal geen trailerhelling nodig. Het is druk op de rivier. Bij deze zware scheepvaart is het niet slim om een boot onbewaakt aan een touwtje te laten slingeren. Tankers en duwbakken trekken tijdens het passeren een flinke slok water weg. Dat komt dan vol geweld weer terug het strandje op.
Ik moet gehuld in waadpak de boot op veilige diepte houden terwijl Arie de jeep hogerop zet. Hij moet ook even waadlaarzen aan om droog aan boord te komen. Even later snijdt de stoere boot soepel door de golven. Eerst harken we een paar kribben af. Geen teken van leven. Dan een doorgang naar een zandgat. Een overhangende boom. Schaduw. Daar moet een spinner naartoe. Twee centimeter van de kant. Perfect onder de takken. Twee forse halen om de spinner van het ondiepe af te halen. Dan af laten zinken en contact houden. Blijven draaien. Plotseling sta ik een snoek te drillen. Mooi gehaakt. Ik zoek al naar de tang. Hoeft niet, de vis onthaakt zichzelf. Ook goed.
Halverwege de dag krijg ik lamme armen. Gooiend varen is goed om veel meters water af te vissen maar ik kan niet meer. Daarom heb ik ook een verticaal hengeltje bij me. Waarom zou ik daar niet mee kunnen horizontalen of diagonalen? Eerst een poosje horizontalen. Met een popper. Geen reactie. Dan het liploze gevalletje. Zigzaggend springt het plugje door de oppervlakte. Geen reactie. Arie krijgt een beuk op een plug. Jammer, we krijgen de vis niet te zien. We bijten ons vast in de geul. Iedere doorvaart ander kunstaas. Niets meer. Stop, andere stek.
De dag vordert veel te snel. Onderweg naar de trailer wijst Arie nog een krib aan waar hij grote snoekbaarzen heeft gevangen. Uit mijn ooghoek zie een vis door de oppervlakte spetteren. Roofvis! Meteen erop af er gaat een hele serie plugjes richting steenstort. Als bonus vangen we dan nog een aantal baarzen. De grootste veertig centimeter. , zijn staart is afgesleten van het roeren over de zandbodem. Ik denk er even later een hele grote aan te hebben. Deze vis blijkt fout gehaakt.Als de boot er uit gaat is het bijna donker.
Zaterdag kan ik moeilijk kiezen. Regelmatige stortbuien en harde wind. Ik ga gewoon kijken. Een mooie sliert brokken leggen in de polder. Dan ergens anders kijken. Ik ga wat verkennen aan de bovenloop van een kleine rivier. Zo kom ik op plaatsen waar ik nooit eerder was. Met een spinhengel in de hand kijk ik of ik iets kan ontdekken. Fraaie wuivende plantenvelden bewegen traag in een licht stroompje. Er komt weer een hoosbui aan. De tere bloempjes van een veldje kikkerbeet zijn helemaal verregend.
Ik kom bij een prachtig stukje drassige berm. Via smalle doorgangen vinden kleine visjes hier rust en beschutting. Prachtig opgroeigebied voor jonge vis. Grote variatie aan plantensoorten. Alles ziet er perfect uit hier maar de roofvis heeft geen zin. Ik ga er ook niet de hele dag aan besteden. Niet omdat ik er geen zin in heb maar de brokken liggen te wachten. Ik hoef me niet te haasten. De regen komt met bakken naar beneden. Zelfs als ik er ben kan ik nog de auto niet uit. Dikke druppels roffelen op het dak. Ik duik er even door om de koffie uit mijn tas te halen. Het duurt niet echt lang voor het weer droog wordt.
Behalve dan vóór het grote populierenbos. Windvlagen zwiepen nog een heel poosje regenwater uit de bomen. Ik ga kijken of ik een vis kan vinden. Het hele traject lijkt visloos. Twee keer schuifel ik voetje voor voetje het hele stuk af waar ik gestrooid heb. Er komt weer een bui aan waar ik voor moet vluchten. Is dit wel verstandig? Oppervlaktevissen bij zulk wisselvallig weer?
De nachten zijn óók nog een stuk kouder geworden afgelopen week. Ik krijg mijn twijfels. Toch geef ik het niet zomaar op. Eigenlijk omdat deze manier van vissen zo vreselijk spannend is. Ik zit bijna te hyperventileren als een vis zijn lippen tegen mijn brokje zet. Het wordt weer droog. Vanuit de auto zie ik trage deining uit de overkant komen. Ik zit bijna te juichen. Voorzichtig pak ik mijn spullen. Deur zachtjes dicht drukken. Is hij er nog? Ja, er verdwijnen zelfs wat brokjes. Heel bedeesd. Die toeter volledig uitstulpen en slobberend iets van de oppervlakte halen is er niet meer bij.
Ik kan me goed herinneren hoe ik vroeger in het donker op het geluid van slurpende karpers af ging. Korstvissen in de nacht. Op gehoor en op gevoel. De lijn in mijn hand om een aanbeet te voelen. Nu, overdag, met de vis in beeld is oppervlaktevissen minstens even spannend.
De zon breekt door. Het is meteen warm. Alleen aan de overkant valt nog een streep zonlicht op het water. De populieren houden even later de zon helemaal weg. De vis die zich heeft laten zien lijkt te zijn opgelost. Ik heb er nog wel vertrouwen in dat hij terug komt. Ik blijf nog uren zitten. Tegen de schemering wordt het fris. Geen vis meer gezien. Ik geef het op.
Onderweg nog even langs een stadswater. Misschien hier een paar brokken erin? In de windhoek ligt een mooie streep blad opgestuwd. Ik gooi er spaarzaam wat brokken tussen. Op het open water golft een vis. Dan maak ik een fout. Ik ben ongeduldig en gooi er een paar brokken naartoe. Dat wordt gezien door een koppel eenden. Ze zijn helemaal door het dolle. Met uitgestoken nekken sprinten ze door het water. Achter me komt een muskuseend aan sjokken. Er zwermt een hele horde gele pluizenbolletjes om moeder heen. Beetje laat lijkt me. Ik geef ze de rest van de brokken die ik nog in mijn zak heb.