Karperpassie 136
Door Co Sielhorst
Dat is toch niet zo gek? Ik loop hier moerziel alleen met een emmer door de wei te sjouwen. De regen striemt me in het gezicht. Het helpt natuurlijk wel als je een beetje gek bent. Aan het eind van het hek is een hindernis. Een stukje rimboe, wilgen en riet, nog even ploeteren dan ben ik er.
Het is hier niet diep. Dat weet ik al van eerdere verkenningen. Kan vlak voor de kant de bodem zien. Een metertje diep. Royaal bedekt met pluizig wier. Ik voer er gewoon middenin. Ik ben klaar. De grijze lucht splijt. Het spettert nog licht. Druppels fonkelen in een gouden gloed. Dit is pas gek. Zoiets moois en geen camera bij de hand. Die tweede natuur zit er nog steeds niet diep genoeg in. Nooit van huis zonder camera. Op de terugweg wordt het er nog eens stevig ingewreven. Constant de mooiste regenbogen. Achter me massief oranje. Dit is een magische ervaring. Een schouwspel van onmetelijke schoonheid.
Het weekeinde nadert. Met dit weer wordt het vreselijk druk op de zwemplas. Geen schijn van kans dat hier iets te beleven is. Ik ben op een ander water aan het voeren. De grote plas is niet erg vriendelijk voor recreatie dus het is er heerlijk rustig. Ik heb één van de weinige stekken gevonden die zich een beetje lenen voor het vissen met een pen. Moet even door een ruig stukje om er te komen. Aanloop zit er vandaag dus niet zo in.
Ik moet mijn spullen in twee trips naar mijn stek brengen want ik loop compleet vast tussen de takken. Ik wil ook geen pad maken alsof er olifanten doorheen gejaagd zijn. Tas, stoel en aasemmer zet ik tussen de biezenpollen. Langs de oever staat een heel veldje tere plantjes met prachtige blauwe bloempjes. Een dik tapijt wier bedekt de ondiepe oever. Een vriendelijk kabbeltje rolt melodieus op de keien. Prachtig hier. Ik kijk straks wel verder.
Eerst mijn foedraal ophalen. Al na een tiental meters heb ik al spijt dat ik geen broodkruimels gestrooid heb. Geen enkel aanknopingspunt. Overal waar ik kijk hetzelfde plaatje. Wilgentakken en riet. Gelukkig is het geen uitgestrekte rimboe. Even later doemt het hek op. Dan kan het foedraal niet ver weg liggen. Het duurt te lang. Ik loop de verkeerde kant op.
Waarom zijn foedralen niet paars met gele strepen. Eindelijk zie ik mijn vaalgroene enigszins verweerde zak met hengels liggen. Ik heb er riempjes omheen gedaan. De rits heeft het jaren geleden al begeven in de vrieskou. Het werkt prima. Vanaf hier naar het water gaat stukken beter.
Ik kan mooi achter het wier vissen. De bodem is er brandschoon. Op mijn stek is het water ietsje wazig. Dat valt in het heldere water nogal op. Ik durf daarom niet meteen te voeren. Kijk het eerst even aan. Kan verderop tot op de bodem kijken. Er scharrelen alleen kleine baarsjes rond. Schoksgewijs schuift een grote school eenjarigen langs de bodem.
Na een half uur strooi ik wat. Voor het riet kan nog makkelijk een karper zwemmen. Ik laat er brokken heen drijven. De frisse begroeiing, het heldere water, de kabbel die af en toe verfrissend ver doorschiet, het lijkt niet op het water waar ik meestal zit. Geen lelies, geen troebel water, geen obstakels, niets van dat al. Toch voel ik me hier al thuis. Ik weet ook dat er hele nette karpers rondzwemmen. Dat weet ik omdat ik er tijdens het dood aas vissen al er paar gezien heb.
Ik wordt ruw uit mijn overpeinzingen gerukt. Een grote schim! Een diepe kolk! Laat ik een vis schrikken? Ik denk eerder dat het andersom is. Minder dan een meter van mijn linkervoet. Er is ook regelmatig een fuut in de buurt. Nee, dit is veel te grof. Ik heb het niet goed kunnen zien. Even later een brede schuimstreep door het wier. Weer een golf erachteraan. Ik heb de laatste weken nogal wat paaiende zeelten gezien. Dit lijk er wel weer heel veel op.
Ik probeer dichterbij de vissen te komen. Ja, daar komen ze weer. Het zijn inderdaad twee geweldige zeelten. In een wervelend ballet verdwijnen ze af en toe helemaal onder het wier. Ze verschillen nogal van formaat. De kleinste is altijd nog groter dan de grootste die ik tot nu toe gevangen heb. De grootste is echt geweldig. Hoe groter het water hoe groter de zeelt kan worden lijkt het. Voorwaarde is natuurlijk wel dat er uitgestrekte plantenvelden zijn die genoeg voedsel produceren.
Zoals ik nu zit te vissen maak ik best kans op een hele grote zeelt. Dat die zeelt dan op zwaar karpermateriaal gedrild moet worden daar schaam ik me helemaal niet voor. Ik heb niet zolang geleden kennis gemaakt met acht pond zeelt. Echt dynamiet.
De twee vissen blijven om elkaar heen fladderen. Af en toe ligt er zoveel schuim op het water dat het lijkt of er meerdere vissen aan het paaispel meedoen. Dan schuift de zon achter de wolken. De zeelten houden het voor gezien. Het koelt behoorlijk af. De noorden wind blijft flink doorjagen. Zal ik een jas uit de auto gaan halen? Ik hoor in de verte een hondje blaffen. Een soort Wehkamp-keffertje. Een of andere lomperd loopt commando’s te brullen. Alsof er leeuwen getemd moeten worden. Een veel vriendelijker vrouwelijk hoog hondencursusgeluidje klinkt minder bedreigend.
De wind gaat liggen. De kracht van de zon komt nu beter tot zijn recht. Het wordt een stuk aangenamer. Ik kan nu bijna de watertemperatuur voelen. Ik ga een flink stuk de avond in. Naarmate het later wordt maakt een zucht je af en toe tastbaar dat het water warmer is dan de lucht. Wat een luxe is dit. Een hele dag zonder ook maar één enkele aanbeet. Geen vis maar toch een goed gevoel als ik mijn spullen weer in twee trips terugbreng.
De volgende dag ben ik er weer. Nu zonder hengels. Ik breng even wat te eten. Er hangt weer die lichte waas over mijn stek. Ik stort er redelijk wat voer op. Valt niet mee. Er staat een harde wind recht in mijn gezicht. Dat is ook één van de redenen waarom ik beslist nu even moet voeren. Er gaat nóg iets meespelen. Ik ken deze plas ook om haar grote snoekenpotentieel. Het zal me dus niet verbazen als ik op mijn karperjacht snoeken voorbij zie komen. Andersom gebeurde het ook regelmatig. Ik heb me nog nooit zo verdiept in deze combinatie. Kan maar één ding goed doen is altijd mijn motto geweest. Een nadeel van dit soort stellingen is dat ze maar al te snel vastroesten. Eigenlijk wil ik wel weer eens op twee hengels inzetten. Er gaan dus ook wat sardienen te water. Er is ruimte genoeg voor een penhengel en een snoekhengel.