Karperpassie 134
Door Co Sielhorst
25 juni 2005.
Aangestoken door Kees. Ik ken de symptomen. Steeds vaker de blik richting kunstaas. Ik heb een klusje liggen voor Tom, die van de Stek. Even een hengel in tweeën delen. Ik ga de stok zelf brengen. Kan ik meteen even in zijn winkel rondneuzen.
Waar ligt Zoeterwoude ook weer? Bij Zoetermeer een paar kilometer omhoog. Mijn kompas werkt redelijk. Zonder kaart kom ik bij het dorp in de buurt. Nog even het stratenplan erbij en ik sta even later op het parkeerterrein. Dit is dus het rovershol. Ik vergaap me aan al die snoekverleiders. Koffie? Een sloot water mag ook. Komt ie even later aan met ijskoud water en hete koffie. Heerlijk!
Wat krijg je van me? Zonder er bij na te denken floept het er uit. Maak maar iets leuks voor me Tom. Goed, hangt hier soms iets bij voor je. Ik sta te kwijlen bij een rekje bont en veren in de meest woeste kleuren. Als door een magneet getrokken gaat mijn hand naar een dikke dieprode bos maraboe waar een witte bontstrip uit bungelt. Sexy detail, dat rode puntje bont op de lange witte staart.
Blij als een kind uit de snoepwinkel rij ik een uurtje later naar huis. De zelfde avond hou ik het al niet meer. Ik moet even iets proberen. Hoe werkt die plumeau? Het eerste kwartier is het een perfect oppervlakte aas. Na verloop van tijd raakt de soepele bos veren wat ontvet. Neemt meer water op en gooit ook verder. Zwemt nu ook dieper. Wat reageert bont mooi op iedere beweging.
Helaas gooit de temperatuur mijn plannen in de war. We zitten nu officieel in een hittegolf. Het water zit dik boven te twintig graden. Ook al zou een snoek nog te verleiden zijn, geloof ik niet dat het nog gezond is. Ik heb voor de zekerheid wat brokken gestrooid. Ik loop langs de windkant dus wie weet. Tot het donker blijf ik rondlummelen maar ik zie geen beweging aan de oppervlakte. Het wordt nu pas leefbaar.
Zaterdag maar weer de polder in. Vrijdag avond leg ik vast een bodempje. Ik zal zeker ook gaan kijken op de stek van vorige week. Ik hobbel het pad af. De zon is nog lang niet onder. Het is smerig heet. Na de rit in de airco spat het zweet uit mijn poriën. Geen stroom, geen wind, alleen maar hitte. Het is hier niet meer leefbaar denk ik. Ik geloof niet dat het zin heeft om hier te voeren. De beestenbende is om gek van te worden. Het krioelt van de insecten. Ook door de wilgenpluizen die aan mijn bezwete lijf blijven plakken wordt ik gek van de jeuk. Deze stek valt af. Op naar ander water.
Ik heb voor de zekerheid ook een hengel meegenomen. Op de volgende stek reageren de vissen verrassend goed op mijn brokken. De plompenveldjes waar ik nadrukkelijk op mik worden volledig verbouwd. Het zijn bijna allemaal schubkarpers. De graskarpers hebben weinig belangstelling. Misschien veel eiwitten en geen koolhydraten in deze brokken. Mooi, mijn instantaashonger is weer even gestild. Morgen zie ik of ik deze introductie in de polder in resultaten om kan zetten. Ik heb begrepen dat vannacht de bom gaat barsten. Eindelijk wat verkoeling. Ik ben nog niet helemaal overtuigd. Pas als onderweg naar huis de autoradio even helemaal wegvalt begin ik er iets van te geloven.
Zaterdagmorgen is er dan toch de zondvloed. Ben ik eenmaal aan het water dan ga ik er niet voor op de loop, maar nu het onophoudelijk klettert heb ik er even geen zin in. Ik draai me nog lekker een keer om. Rond een uur of tien schrik ik wakker. Rustig maar het stort nog steeds. Na een ontbijtje is het ineens droog. Daar krijg ik toch wel een beetje haast van. De regen is verjaagd door een stormachtige wind. Er is al zo hard aan de takken gerost dat er geen druppel water meer uit de bomen komt. Het hoge gras is nog wel kleddernat. Er is heel veel water gevallen. Een licht stroompje voert het af.
Ik voer een flink stuk stroomopwaarts van de plek waar ik wil vissen. Het werkt. Op alle plekken waar ik gisteren ook karper heb gezien reageren ze. De een schuchter en nerveus. Een andere vis begint meteen spontaan het water van kant tot kant af te zoeken. Een plompenveldje wordt blad voor blad omgekeerd. Steeds weer slobbert die toeter hoorbaar brokjes van het water. Ik vis nog steeds met een meter wapperende lijn onder een pen waar de loodjes strak tegenaan geschoven zijn. Ik heb door het pennetje goed zicht op de situatie. Ik moet door de stroom steeds mijn lijn oppakken en omleggen anders gaat de bocht in de lijn onnatuurlijk trekken aan het brokje.
Ik blijf steeds achter de feiten aan lopen. Steeds weer leg ik mijn brokje op een nieuwe plek. Ik ben te nerveus op jacht. Vissen merken dat. Na een uur is er geen karper te bekennen. Ik ga een hele nieuwe situatie creëren. Een kilometer verderop. Er gaat een sliert brokken te water. Ik kies vooraf een plompenveld waar de brokken tegenaan gaan drijven. Bij het plompenveld leg ik mijn brokje neer. Nu verankerd door een klein loodje. Vóór ik het loodje gemonteerd heb valt me op dat het natte deel van het weggetje helemaal vol loopt met kleine padjes. Twee centimeter lang. Ze gaan allemaal dezelfde kant op. Voor iedere beweging wijken ze uit. Ze doen dat nog snel ook. Ik hoef dus niet bang te zijn dat ik er een zootje plat trap. Wonderlijk.
Ik ben er klaar voor. Verderop zie ik al dat een vis het spoor brokjes gevonden heeft. Ik gooi mijn loodje hoog op. Zo zie ik kans om in één keer mijn aasje twee centimeter van de overkant neer te leggen. Het blijft keurig liggen. Er is nu een aantal vissen actief. Ik zit precies in de actieradius van een mooie vis. De gekte duurt zelden lang en is meestal éénmalig. Ieder blad wordt omgelegd. Terwijl de spanning oploopt zie ik een ramp aankomen. Er komt een pluk planten aan drijven. Precies op ramkoers naar mijn aas.De vis is snel maar niet zo snel. De enige pluk troep die vandaag op drift is moet precies in mijn lijn terecht komen. Ongeveer tien seconden vóór de vis bij mijn brokje is. Ik kan wel janken. Mijn brok wordt afgevoerd door een pluk rotzooi. Ik kan alleen nog een poging doen om nog een keer hetzelfde opzetje te maken.
Weer voeren en wachten in een hinderlaag. Ik zet de val nog één keer open. De interesse is echter weggeëbd. Ik blijf gewoon zitten. Dit extra visuele spektakel maakt me ongeduldig realiseer ik me nu. Ik kan toch ook hele dagen naar een pennetje gaan zitten turen? Waarom moet dit dan meteen vis op de kant brengen? Ik probeer mezelf weer te motiveren om geconcentreerd verder te vissen. Na een uur zie ik dezelfde vis weer héél voorzichtig een brokje wegsnoepen. Even later schuift het beest een slootje in om niet meer terug te keren. Hij boort zich in een plantenveld alsof hij duidelijk wil maken dat hij er vandaag zeker niet meer uit komt. Ik geloof hem.