Karperpassie 125
Door Co Sielhorst
23 april 2005.
Het zit er eindelijk op. Mijn schoonmoeder is al weer een paar maanden toevertrouwd aan de zorg van een verpleeghuis. Nogal een item de laatste tijd. Toch heb ik niets aan te merken op de zorg in de Kersentuin. Alleen die naam misschien. Denk niet dat ze er veel kersen eten.
Dan komt onvermijdelijk de volgende fase. Het huis leegruimen van iemand die werkelijk wereldkampioen verzamelen van oude rotzooi is geweest. Misschien wat oneerbiedig maar na een bouwcontainer oude kleren, een meubelopkoper, de hele straat vol met spullen voor het grof vuil is nóg niet alles weg. Ik ben nog zeker een halve dag in de weer met een gehuurde boedelbak. Dan is eindelijk de hut leeg.
Ik ben blij dat deze week voorbij is. Leef een beetje van visdag naar visdag. Ik kan de inspiratie even niet vinden voor iets nieuws. Ga weer lekker onder de boom zitten.
Daar komen die vogeltjes weer aan. Duidelijk een paartje. Het mannetje gaat vol bravoure zijn deuntje zitten fluiten. Het vrouwtje duikt steeds met nestmateriaal een dichte struik in. Enorme slierten. Veel te lang voor dat kleine beestje. Dan weer een opzichtige witte donsveer. Het ijverige stel komt regelmatig heel dichtbij. Even een adempauze en wat eten. Het mannetje komt er gezellig bij. Het zijn tuinfluiters. Er is ook een stelletje in mijn tuin in de weer. Daarom herken ik ze vrij snel.
Er is meer bouwactiviteit. Een meerkoet zeult met grote moeite een gele plastic tas achter zich aan. Vastberaden sleurt hij de trofee mee naar zijn nest. Dat schiet lekker op. Een meerkoetennest bestaat in de stad altijd uit een complete vuilnisbelt.
Plotseling zie ik aan het water dat ik op moet letten. Er liggen wat blaadjes voor de kant. Van de blaadjes kiest er één een andere richting dan de rest. Lijkt wel of er een magneetje aan de andere kant van de spiegel trekt. Het gebeurt wel héél dicht bij de kant. Even later draait er een vluchtige krul weg op het stille water. Wéér heel dicht bij de beschoeiing. Het is allemaal wat nerveus. Even een zwarte flap uit het water. Zeelt.
Laat die pen daar maar lekker staan. Ik hoop dat die zeelten voorlopig dicht onder de kant blijven azen. Ik kan ze nog heel lang volgen. Dan zijn ze ineens verdwenen. Een paar voorns spatten vóór een snelle golf het water uit. Snoek! Na alle commotie wordt het weer stil. Akelig stil.
Dan staat Marco achter me. Zoals een penvisser dat doet sluipt hij naar me toe. We wisselen even wat weetjes uit. Hij is sportief bezig. Maakt een struinronde op de fiets. Heeft op een ander water een mooie vis gezien. Twintig plus toch minimaal. Hij heeft er een handje voer bij gegooid om later een poging te wagen. Dan komen we tot een pijnlijke conclusie. We zijn allebei op nagenoeg dezelfde stek aan het voeren. Hij rechts van de boom. Ik er midden onder.
We hebben elkaar gisteravond zelfs op een kwartier na misgelopen. Hij haalt zijn schouders op. Stekken genoeg hoor. Probeer het even stel ik voor. Na enige aarzeling laat hij zijn pennetje rechts van de boom zakken. Door het hoge onkruid kan ik hem niet meer zien. Na een uur komt hij weer aan sluipen. Zestien kilo! Ik krijg een schermpje met een prachtige grote schubkarper onder mijn neus geduwd. Heel even begrijp ik het niet. Ik heb er niets van gemerkt. Nog eens goed kijken. Maar dat is een heel ander water. Ik heb niet gemerkt dat hij weggegaan is. Dit is de vis waar hij eerder over vertelde. Hij is hem even op gaan halen. De eerste van het seizoen. Lekker begin man!
Op mijn stek blijft het stil. Moet ik misschien ook ergens anders gaan kijken? Nee, ik hou stug vol. Hang er in plaats van een tijgertje even twee taugéboontjes aan. Tegen de avond zal er toch wel een opleving komen denk ik. De dag vliegt voorbij, terwijl er toch weinig te beleven valt. Ik blijf zitten tot het echt donker wordt. Met stijgende verbazing zie ik het steeds stiller worden. Ik geloof er niet meer in.
Voor ik weg ga strooi ik nog wat van de plakkerige tijgernotenmix. Er schijnt wat licht van lantaarns op het water. In de weerkaatsing kan ik mooi zien of er verderop nog wat gebeurt. Ik de hoek waar een rand blad bij elkaar gedreven is sta ik even stil. waar komt die deining vandaan? Langzaam schuifelend probeer ik te bepalen waar de traag deinende ringen vandaan komen. Het moet karper zijn. Het is nogal grof. Deze vis zit heel hoog. Het heeft weinig zin om hier mijn pen te laten zakken. Ik probeer het toch. Een flinterdunne kans dat de vis mijn aas volgt naar de bodem. Ik realiseer me dat dit de eerste vis is die ik vandaag zie. Hij laat zich niet voor de gek houden.
“Twee taugéboontjes…”
De volgende avond ben ik er weer. Drijvend aas bij de hand. Ik voer weer onder de boom en in de hoek bij wat drijfvuil. Stug volhouden lijkt me in deze situatie het beste. Ik ga eerst een poosje onder de boom zitten. Er moet al een lichtpen op. De meest subtiele. Voorgelood pennetje dat bijna geen lood op de lijn nodig heeft. Wat gaat daar? Iedere beweging in het water heeft mijn volledige belangstelling. Turend in het donker probeer ik iets te onderscheiden. Mijn ogen zijn inmiddels gewend aan het donker. Teleurgesteld zie ik dat het een grote bruine rat is. Het beest is haast niet voor mijn voeten weg te slaan. Zeker wat gemorst met mijn aas.
Ik ga een poosje in de hoek kijken. Spelend met het licht achter het water speur ik naar beweging. Ik kan niets ontdekken. Toch laat ik mijn aas voor de overhangende struikjes zakken. De diepte heb ik aardig ingeschat. Het gloeiende pitje staat keurig rechtop in de oppervlakte. Zitten gaat niet. Kan niet over hoge groene haag heen kijken als ik zit. Dan blijf ik toch gewoon staan. Ik heb nu ook een heel goed overzicht. Hé, daar komt de rat ook aan. Goed dat ik nog geen brokken gestrooid heb.
Het is opmerkelijk stil in het rommelhoekje. Eigenlijk kan dat helemaal niet. Hier moét karper rondscharrelen. Er zit er echt een op mijn radar. Dan begint het water te bewegen. Er komt er een langs. Ik reken er gewoon op. De glimworm beweegt. Een vis! Hij raakt mijn lijn. Ik heb de hengel in mijn hand. Wat duurt dat lang! Waarom pakt hij mijn aas niet? De spanning ebt weer weg. Mijn radarscherm is ook weer leeg. Ik haal op. Voel narigheid. Een lange tak! Mijn kans is verkeken. Het zal nu rond middernacht zijn. Ik heb er moeite mee om het te accepteren. Het schiet niet echt op hier.