Karperpassie 124
Door Co Sielhorst
16 april 2005.
Ik zit de hele week de weerberichten te volgen. Noord hoek, niet al te koud. Geen raar gestuiter van de temperatuur. Zal ik gewoon doorgaan waar het vorige week een feest was?
Nog even de laatste berichten afwachten. Ik heb de hele week al even een paar uurtjes willen vissen. Het is er niet van gekomen. Nog zo ontzettend veel te doen. Tegen het eind van de week ben ik er wel uit. Ik ga weer naar dezelfde stek. Ik heb er het volste vertrouwen in. Van het idee om nog een keer of wat te voeren is niets terecht gekomen. Vorige week heb ik dat voordeel ook niet gehad dus ik maak me er niet al te druk om.
Het is koud. Het waait hard en het regent pittig. Ik heb geen haast. Ga eerst rustig een ontbijtje maken. Het klettert tegen de ruiten. Ik lees ook even mijn krantje. Het blijft tot tegen de middag hozen.
Helemaal uitgeslapen en vol vertrouwen zet ik mijn spullen onder de boom. Voorzichtig niet de tas er op zetten. Een juweel van een kevertje. Ik verbaas me nog over het gewicht van mijn nieuwe stoeltje. Bij een beetje wind waait dat ding gewoon weg. Toch staat het als een huis. Alu frame, verstelbare poten, draagriem en een opbergvak op de rugkant. Kan heel erg plat en blijft dan door klittenband ook zo compact. Wat een verschil met mijn oude stoel. Loodzwaar, poten zwiepen alle kanten op, kunststofdoek dat bij warm weer vies zweterig wordt. Ik heb veel te lang doorgesjouwd met dat lompe kreng.
Het waait pittig. Even doorwerken want het begint weer te spetteren. Ik voer stevig. De gedachte aan een tweede stek laat ik voorlopig varen. Het regent veel te hard. Vorige week ging het ook goed. Ik heb er alle vertrouwen in. Ik ga hier gewoon een vis vangen.
Er gaat een ruig uurtje voorbij. Het is af en toe droog. Onder de boom blijft het lang doordruppelen. De wind slaat de takken uit. Tot ver na de bui zwiepen de slierten het water onder de plu. Eind van de middag is het droog. Even een plaatje maken van al dat uitbundig geel verderop. De wind zwakt wat af. Onder de boom is het nu redelijk stil. Bellen! Zie je wel. Komt er een aan. Een enkele grote luchtbel markeert met enige regelmaat het pad van de vis. Pennetje beweegt. Kan niet uitblijven. Ik zit klaar om toe te slaan. Reken al helemaal op een aanbeet. Mag onderhand ook wel. De dag is al bijna om.
Mijn aas ziet er iets anders uit deze keer. Ik heb er wat gemengd graan bij gedaan. De haak is opgesierd met vier korrels en een stukje foam. Op een snipper lood zakt het geheel naar beneden. Het lood zit één centimeter van de haak. Het sliertje staat dus tegen de bodem. De witte foam zweeft er als blikvanger boven. Op helder water met veel voorn is dit een perfecte manier om gek te worden. Hier kan het denk ik wel. Weinig voorn. Ook niet erg helder.
Toch begin ik nu te twijfelen. Aan de oppervlakte zie ik regelmatig kleine vis. Het laatste uurtje van de dag is aangebroken. De zon gaat onder. Ik zal er vandaag niets van zien. Steeds vaker nerveuze aanvallen op mijn aas. Ik haal eens een keer op. De korrels zitten wat vreemd op het draadje. Niet meer zo compact tegen het stukje foam aan. Ik ben toch bang dat er nu veel kleine vis met mijn aas speelt. De witte foam gaat er af. Ik zet er zwart voor in de plaats. Ook een kleiner stukje. Nu zinkt de haak met een paar verse korrels heel langzaam naar de bodem. Ook zonder lood. De snipper bladlood schuif ik tien centimeter omhoog. Laat nu het pennetje weer onder de top zakken. Geen aanbeten meer. Ik ben bijna gerustgesteld. Zal al dat gewauwel wel van kleine visjes geweest zijn. Dat kleine aas trekt hier misschien toch teveel klein grut aan. Ik ben er nog niet helemaal uit.
Er komt een eend aan zwemmen. Gewoon een wilde eend. Vrouwtje? Die horen toch op hun nest te zitten? Stuk of twaalf eitjes net zo lang warm houden tot die schattige pluizenbolletjes er uit kruipen? Een half dozijn groenkoppen, mannetjeseenden, veert op. Ze stormen woest achter het vrouwtje aan. Bij eenden hoort een gang bang in deze tijd van het jaar bij de standaard omgangsvormen. Het geweld gaat niets ontziend door tot onder mijn hengeltop. Mijn gezwaai maakt helemaal geen indruk. Steeds weer wordt het beest met haar kop onder water gedrukt. Wild klappen van vleugels. De mannetjes vechten om een beurt. Wat een gekkenhuis. Op het mooiste uur van de dag. Net voor de duisternis invalt deze ruwe verstoring. Misschien is het overdreven om er zo dramatisch over te doen.
Ik blijf nog even zitten. Tot ik bijna niets meer kan zien. Er buitelt een koppel kleine vogeltjes door de sliertige takken. Met lieflijke geluidjes houden ze contact. Ze zijn absoluut niet schuw. Heel even bekijken we elkaar. Fitis of tjif tjaf. Ik kan ze niet onderscheiden. Ze gaan op zoek naar een slaapplaats in het dichte struikgewas aan de overkant. Ineens mis ik mijn pennetje. De lijn hangt nog in losse lussen tussen de ogen. Geen paniek. Dan komt het rode puntje weer door de oppervlakte prikken. Vreemde hoge stand. Wat te doen? Ik gok het. Sla een gat in de lucht. Spul zit vast boven in de boom. Veel te hard idioot!
Ik schuif de plu aan de kant. Maak ruimte om de hengel achteruit te steken. Probeer niet eens om de boel met de hengel los te trekken. Met de hand probeer ik even. Best link met gevlochten lijn. Even een handdoek om mijn handen. Nog eens proberen. Er knapt iets. Er valt een tak naar beneden. Alles is nog heel. Kan ik nog wat zien? Wat onhandig schuif ik de hengel weer tussen het ruige groen door. Even een hapering. Ongeduldig ruk ik de molen door het hoge groen. De top zwiept een keer wild als het niet lukt. Het resultaat is een geweldige klit. Niets meer mee te beginnen.
Mijn overmoed is keihard afgestraft. Gaat niet lukken vandaag. Ontgoocheld ga ik inpakken. Ik heb nu al een kater. Dit moet echt anders. Ik neem me voor om regelmatig te gaan voeren deze week. Als een soort boetedoening. Dan komt het vast wel goed.