**KLAAR**                Karperpassie                   113

Karperpassie 113

Door Co Sielhorst

7, 14 en 21 augustus 2004.
Vrijdagnacht weet ik nog niet wat ik wil. Goed de voorspellingen in de gaten houden. Het blijft moeilijk. Vannacht onweer. Morgen snoeiheet.

Vrijdagavond ga ik in de buurt even lekker uitwaaien tot het misgaat. Dat bedenk ik in de loop van de middag. Ik moet nog even bij Willem langs. Wat redactionele dingen doornemen. Onderweg kijk ik even langs een water waar ik langskom. Ben er lang niet geweest. Het ziet er geweldig uit hier. Het was altijd een kaal bruin water waar vroeger ieder jaar weer karpers in gekieperd werden. Dat is al jaren niet meer zo. Nu komt er vanuit de oever een mooie gevarieerde begroeiing op gang. Liesgras, gele lis en hier en daar een egelskop. Het kikkerbeet bloeit. Kleine tere veldjes met drijfblaadjes waar parmantig de witte bloempjes op hun hoge steeltjes bovenuit prikken. Hier en daar een begin van wat gele plompen. Een groot veld fonteinkruid strekt zich uit naar het midden van het water. deze planten hebben een sterk filterende werking. Geen wonder dus dat het water steeds helderder wordt. Dan sta ik ineens aan de grond genageld. Een vaag netwerk van schubben in de diepte. Het is een karper. Een mooie vis. Ik schat richting dertig pond. Hij scharrelt nog wat rond en komt dan omhoog tot zijn lippen de oppervlakte kussen. Zo blijft de vis roerloos hangen. Het kost me moeite maar ik moet verder.

                       


Aan het eind van de middag betrekt de lucht. Ik denk weer terug aan de vis die ik eerder op de dag zag. Hoeveel tijd zal ik hebben voor het weer omslaat? Ik ga gewoon. Ik merk het wel. Het is nu zwaar bewolkt. Diezelfde vis is er natuurlijk niet meer. Toch sluip ik langs de kant naar het veldje fonteinkruid. Het simpele kattenbrokje doet het goed de laatste weken. Daarom knoop ik er drie onder de haak en laat het spul een paar centimeter boven de bodem zweven. Al snel blijkt dat het heldere water nu geen voordeel is. Een koppeltje ruisvoorns heeft de brokjes ontdekt. Ze gaan tekeer als een school piranha’s. Binnen de kortste keren hebben ze de brokjes los gepeuterd. Door steeds op een andere plek te vissen probeer ik de roodvinnen een poosje te ontwijken. Onbegonnen werk. Ik wordt gek van die beesten. Nog voor het donker is pak ik in.

In de nacht en ochtend komt inderdaad het onweer. Gelukkig denk ik bijna. Ben ik niet voor niets thuis gebleven.De donderbuien volgen elkaar snel op. Rond negen uur stap ik pas ik de auto. Het plan is om wat in de natuurgebieden langs de rivier te gaan struinen. Diepere geulen die in verbinding staan met de rivier krijgen als eersten de aandacht. Ik heb er twee in gedachten. Bij de eerste zie ik al snel dat er te weinig water staat. Op naar de volgende dus.

Onderweg zie ik in de verte een verlokkende plas blinken. Ik weet natuurlijk al langer van het bestaan van dit water. Ik ga nu even de moeite nemen om het van dichtbij te bekijken. Het pad er naartoe blijkt verhard met klinkers en loopt verder door dan ik verwacht. Honderd meter nog. Er vallen nog steeds dikke druppels. Achter de omheining loopt een ooievaar heen en weer te benen over de pasgemaaide stoppels. Ineens holt het beest in gestrekte draf naar een pluk hooi. Die heeft ongetwijfeld iets weg zien duiken. Hij blijft minuten lang naar die pluk hooi staren. Stoort zich zelfs niet aan mij als ik langs kom lopen.

Het regent nu pittig. Ik zet toch even door. Onder de kant stuift een koppel meerkoeten weg. In de verste hoek van het water is het helemaal zwart van de aalscholvers. Langs de waterkant ligt het skelet van een hele grote brasem. De aalscholvers worden nerveus. Ze gaan op de wieken. Het zijn er zeker honderd. Ik krijg de indruk dat dit een water is voor grote snoek. Er vlamt ineens helderwit licht langs de hemel. Minutenlang rommelt het nog na die krakende dreun. Ik voel me heel klein in deze kale vlakte en zoek de beschutting van de auto op. Kijk nog eens om en weet het nu zeker. Hier kom ik terug. Dat licht is een teken van boven. Dit water heeft alles wat ik in een snoekwater zoek.

De tweede plek heeft wel iets maar in de nasleep van de donderklap gaan de hemelsluizen helemaal open. Ik ga maar weer een sprong maken. Een kwartier verderop ligt een vervallen haventje. Het schiet me spontaan te binnen. Er kan allang geen boot meer binnen komen. Vóór ik alles uitpak steek ik eerst even de penhengel in elkaar. Even wat rondgooien. Niet slecht. Enigszins buiten de directe invloed van de rivier kom ik zomaar aan anderhalve meter water. Inmiddels is de bewolking aan het breken. De zon laat niet lang op zich wachten. Ik stort een halve emmer voer op mijn stek en zet de pen erop. Het wordt meteen snoeiheet als het wolkendek open gaat. Ik schuif wat op richting het water zodat er af en toe een golfje door kan rollen tot over mijn voeten. Verderop in de doorgang knalt een vis het water uit. Op de rivier is het opvallend rustig. Kadoeng, kadoeng, kadoeng, af en toe een zandschuit. De brullende diesels die enorme ladingen steenkool duwen zie ik vandaag niet. In Duitsland geeft de waterstand al problemen, dat is wel duidelijk.

Mijn aasje blijft keurig op zijn plaats terwijl ik niet eens met erg zwaar lood vis. Midden op mijn stek weer een springende vis. Het lijkt een grote winde. Die zal wel geen belangstelling hebben voor de twee korrels Chili maïs. Het is toch een flinke hap. Op de Lek is belangstelling van windes nooit zo erg. Heel vaak is het een voorbode voor spannender dingen. Het krikt mijn vertrouwen weer wat op. Ik kan er zo weer een paar uur tegen. Het zweet loopt nu in straaltjes langs mijn lijf. Het is nu goed oppassen voor vervelende insecten. Horzels en gaasvliegen kunnen heel naar steken. Af en toe probeert zo’n gluiperd heel stilletjes te landen. Ik trap er vandaag niet in en sla alle aanvallen vernietigend af. Ik sla af en toe even de handdoek door het verkoelende water om even mee te deppen.

De lucht is nu helemaal schoon geveegd. De wind laat het nu ook afweten. De zon is al aan het zakken. Ik weet dat het straks minder heet wordt. Daar put ik moed uit om het nog even vol te houden. Deze rivier leren kennen lukt niet van de een op de andere dag. Het is een leerproces. Ik moet gewoon uren investeren om wat wijzer te worden. Ook bij lage water standen moeten er plekken te vinden zijn waar karper te vangen is. Na een niet zo lange maar wel erg hete dag hou ik het voor gezien. Er staan nu wel drie kruisjes bij op de kaart. Plekken waar ik zeker terug zal komen.

Zaterdag 14 augustus.

Ik ga aan de Lek kijken. Het is al weer een hele tijd geleden dat ik hier geweest ben. Jaren geleden ben ik hier met de vliegenhengel aan de slag geweest. Niet omdat ik nou zo lekker met dat spul overweg kan maar vliegvissen is ook nogal visueel. Eerst kijken en dan werpen. Daar heb ik toen veel van geleerd. Door steeds een ander traject te kiezen heb ik ook vaak karpers gezien. Langzaam maar zeker komt er zo een aantal stekken bovendrijven. Ook in de omstandigheden waaronder ik karpers tegenkom zit een patroon. Er is één voorwaarde waar ik veel belang aan hecht. Het water moet stromen anders kan ik geen karper vinden.

                       

Vrijdag stort het de hele dag en een groot deel van de nacht. Er valt een recordhoeveelheid water. Daarom hoop ik dat de stuwen opengaan. Al is het maar een klein stukje. Zaterdag is het droog en zonnig. De wind zit aanvankelijk in de oosthoek. Dat is niet goed. Klopt ook niet met de voorspellingen. Het water staat prachtig hoog. Precies goed. Ik gok het erop. Al na een paar uur draait de wind naar het westen. Mooier kan niet. Alleen die stroom ontbreekt nog. Tegen beter weten in blijf ik zitten. Ik heb het al zo vaak geprobeerd bij stilstaand water.

Het karakter van de rivier wordt helemaal om zeep geholpen als hij zo gevangen gehouden wordt tussen stuwen. De zon schijnt uitbundig. Het wordt aangenaam. Ik schuif dichter naar de waterkant. Lekker, voeten in het water. Het stokbrood wordt in dank aanvaard. Windes in allerlei formaten gaan de korsten te lijf. Zien eten doet eten denk ik dan. Maar het wordt steeds rustiger. De korsten drijven naar de linkerkrib. Vlak voor de stenen duiken er kleine visjes op. Heel af en toe laat een grotere winde zich zien. Karpers heb ik op de Lek nog niet interesse zien tonen voor oppervlakte aas. Zelfs toen ik een keer een aantal loodgrijze ruggen in de wiervelden zag liggen keken ze er niet naar om. Niet helemaal waar bedenk ik dan. Een enorme goudkarper, een vis die zeker boven de twintig pond is als ik hem voor het eerst zie. Door twee spiegels wordt de vis in woest paaigeweld uit het water getild. Hij is door meer mensen gezien, ook aan de overkant van de rivier. Zelfs in de jachthaven heeft hij rondjes gezwommen. Daar slobberde het knaloranje beest gewoon brood van de oppervlakte. Hij is nog niet zo lang geleden weer gesignaleerd en royaal boven de dertig pond getaxeerd. De goudvis heeft natuurlijk zijn prille jeugd doorgebracht in een omgeving waar alle voedsel van boven komt.

Het zijn allemaal van die flarden van dagdromen die vandaag voorbij komen. Ik spoel nog even een stukje terug. Blijf dan hangen bij mijn vijf en halve meter penhengel. De eerste sessie met deze experimentele stok is het meteen raak. Wat een vechtmachine. Alleen ben ik degene die hier stuk gaat. De dril wordt een marteling. Zowel voor mij als voor die vis. Twintig minuten lang sta ik te trillen op mijn poten. De vis laat af en toe even zien. Ik zie gewoon een metervis zwoegen daar midden op de rivier. In mijn gedachten komt er zo meteen een veertiger binnen als alles goed gaat. Hij komt uiteindelijk binnen. Aan die meter mankeert niet veel, maar wat een vreemde lichaamsbouw. Het is een rijenkarper, strak als een speer. Machtige staart, dat wel. Drie en twintig pond. Meer kan ik er niet van maken. De lange hengel is nooit meer mee geweest.

Waarom ik nou op deze stek zit? Die goudvis kan weer langskomen, die rijen zal nu ook wel een meter zijn. Toch is er een vis die ik nog veel liever nog eens zou ontmoeten. Een reus van een spiegel heeft hier eens urenlang over mijn stek gescharreld. Hij heeft mijn aas misschien wel tien keer in zijn bek gehad. Ik krijg geen enkele indicatie op mijn pen. Helemaal stuk van de zenuwen zie ik keer op keer de gigant over mijn stek schuiven. Dit is het meest natuurlijke gedrag dat ik ooit bij een vis op mijn stek gezien heb. Waarom zou een vis bij ieder kapje een eind wegzwemmen. Ik durf niet aan te slaan op de minimale trillingen. Ik durf ook niet op te halen. Bang dat het beest mijn bewegingen opmerkt. De vis vertrekt uiteindelijk als hij mijn stek leeggevreten heeft. Allemaal herinneringen aan tijden dat deze rivier soms heel even een echte rivier mag zijn. Heel af en toe is het er weer een paar dagen maar vandaag niet.

21 augustus.

voor mij op dit moment. Er spelen teveel factoren mee die op dit moment niet gunstig zijn. Ik hou het even voor gezien.
Midden in de week begin ik met de opzet van een voerstek. Ik ga weer een poosje de plas op. Heel bewust voer ik ook op een ondiepe plek. Een soort controlepunt onder de donkerte van diep doorhangende treurwilg. Vissen is er onmogelijk maar ik kan hier wel zien of mijn voer aanslaat. Iedere dag gaat er een kilo in. De wind staat heel constant op dezelfde kant. Als ik het begin eenmaal gemaakt heb hou ik ze wel vast denk ik. Vrijdagavond valt de eerste poging met donderend geweld in het water. Ik ga wel even voeren om het strakke programma aan te houden. Het onweert pittig en dat is hier bloedlink. Er staan nog veel oude reuzen op instorten.

De volgende morgen komt de regen nog steeds met bakken naar beneden. In de boot zitten nu? Ik wacht wel tot het droog is. Het spettert nog als ik van de dijk af schuifel. Ik sluip verder over de zacht deinende grond tot ik bij de treurwilg ben. Piepende riemen? Wat nou weer! Aan de overkant zijn een paar kinderen aan het dollen in een oude stalen roeiboot. Hier heb ik helemaal geen zin in. Onder de wilg blijft het stil. Ik weet hoe gevoelig de vissen hier zijn voor dit soort storingen. Het water is vrij helder. Onder de treurwilg is het hooguit een halve meter diep. Er ligt helemaal niets meer. Dat is toch wel een lichtpuntje. Twee kilo erin, ook onder de boom en dan wegwezen. Hier kan ik toch even niet verder. Een poosje de polder in dan maar?

Ik ben al op weg als me ineens een ander water invalt. Een snoekplas waar ik het een paar jaar heel erg naar mijn zin gehad heb. Onder het peilen heb ik er eens een karper in zijn staart gehaakt. Een prachtige grote schub. Er is verder niet veel bekend over het water. Een enorm probleem is de uitbundige plantengroei op de bodem. Ik ga kijken of ik er een beetje goed gevoel bij heb. Het water ligt er verlaten bij. Ideale plas om een nacht door te halen. De combinatie karper en snoek ligt nogal voor de hand. Misschien een mooie naadloze overgang van karper naar snoek later in het jaar. Ik dwaal wat langs de kant. Het anders zo heldere water is licht vertroebeld door de zware regenval van de laatste dagen. Er is verder niet veel te zien. Voelt goed, ik laat het hier even bij.

De Waal is niet ver weg. Ik kan het niet laten. Even kijken hoe hoog het water staat. Oppassen nu dat ik niet teveel doordraaf anders blijft er wel heel weinig tijd over om te vissen.
Rond vier uur kom ik weer bij de plas aan. De rust is weergekeerd. Er barst nog even een korte felle bui los. Ik sta droog onder de hoge populieren. Terwijl ik de hengel optuig zie ik beweging onder de treurwilg. Traag draait een plompenblad een kwartslag. Voor ik de hengel opgetuigd heb is het al weer droog. Ik sta koortsachtig te bedenken hoe ik deze vis kan vangen. Vanuit de boot kan ik er nooit bij. Nerveus frommel ik de lijn door de ogen. Dan zie ik een staart. Een graskarper! Daar maak ik me wel een beetje zorgen over. Ik heb toch niet alleen maar grazers op mijn stek zitten? Ik heb voor vandaag eigenlijk iets anders in gedachten.

Ik heb er een ultralicht pennetje opstaan om midden tussen de bladeren te vissen. Onder de boom heb ik even niets te zoeken dus ik stap in de boot. Stiller dan ooit duw ik de boot in de richting van mijn stek. De stokken staan er al het hele jaar dus ik hoef geen onnodige herrie te maken. Ik ontdek nog drie vissen die af en toe het blad laten bewegen. Onder de wilg is de grazer nog druk aan het spitten. Heel voorzichtig laat ik het pennetje zakken. Ik zit een paar minuten als plotseling het water naast de boot opbolt. Met een geweldige boeggolf vlucht een grote vis onder de treurwilg door. De graskarper volgt in zijn kielzog. Even later zie ik weer beweging tussen de bladeren. Gelukkig, de paniekgolf heeft niet alle vissen weggejaagd. Ik zit zo geconcentreerd de plompen af te zoeken dat ik een aanbeet mis. Wel zie ik nog net de lijn strekken. In een reflex zet ik de haak. De vis dendert meteen naar links. Zware stampen, graskarper. Ik kan de vis op een redelijk afstand afdrillen.

                       


Het is inderdaad een Chinees. Perfect op het randje van zijn lip gehaakt. Ik kan hem naast de boot onthaken. Ik denk dat de storing beperkt is gebleven. Ik voer licht bij als de pen weer naast het zelfde blad staat. Er moet nu echt wat kleding uit. De zon krijgt steeds meer ruimte. Een koppel ijsvogels maakt een hoop kabaal in de hoek. Ze komen nu recht op me af. De eerste lijkt mijn hengel uit te kiezen om op te landen. De tweede vliegt door. Ze blijven samen. Wat zijn ze toch mooi.

Mijn pennetje zakt weer weg. De lijn kruipt er traag achteraan. Ik heb geen blad zien bewegen. Het lijkt wel of ik op een stoomwals vasttik. Twintig, dertig, veertig meter lijn snerpt van het spoeltje. Hij buigt af naar links. De vaart raakt eruit. Ik geef flink tegengas. Meter voor meter win ik lijn terug. Gaat erg traag allemaal. Moet een mooie vis zijn. Het pennetje komt boven water. De zon breekt weer door de wolken en schijnt nu op de gouden flanken van een grove schub. Dan komt er een partij moeizaam geploeter. Vlakbij de boot gaat de vis trage rondjes trekken. Hij blijft heel lang diep. Aan de bellen zie ik dat hij af en toe over de bodem schuift. Minuten lang houdt hij het vol. Ineens geeft hij het op en komt omhoog. Wil nog een keer weg maar ik geef hem geen centimeter meer cadeau. Ik zeul hem het net in. Wat een prachtige knokker. In het net blijft hij statig rechtop staan. Lijkt zelfs rond te kijken of er een mogelijkheid is om weg te komen. Hij stulp met schokken zijn bek een paar keer uit. Het lijkt wel… ja hoor. Hij flikt het! Ik zie hem gewoon mijn haak en aas uitblazen. Als ik er zo bovenop kijk denk ik even aan een dertiger. Als ik het net later uit het water beur voel ik dat hij dat niet gaat halen. Er zit geen grammetje teveel aan deze mooie strakke sporter. Ik denk dat dit het begin is van een hele mooie serie. Daarom pak ik nu in. Deze taart is te lekker om er nu snel nóg een stuk van de nemen.

ANDEREN LAZEN OOK

image description
KarperPassie 243
Total Fishing Import -
image description
KarperPassie 280
Total Fishing Import -
image description
KarperPassie 279
Total Fishing Import -