Karperpassie 112
2 augustus 2004.
Ik heb een paar wateren af lopen sjouwen. Overal vreselijk druk. Hoe groter het water hoe meer herrie lijkt het wel. Daar wordt ik een beetje moedeloos van. Vrijdag moet ik een keus maken ?
Vrijdag wordt er ook een nieuwe deur geplaatst. Ismaël, de vakman, sjouwt zoveel gereedschap naar binnen dat ik me een beetje zorgen begin te maken. Dit kan nooit een klein klusje zijn. In de loop van de dag zie ik dat het niet zo simpel is. Het is ook nog verlammend heet. Die vrijdagnacht kan ik wel vergeten. Voor ik de traditionele vrijdagavondchinees weggewerkt heb is het half negen. Dan heb ik ook nog beloofd om even een hengeltje af te gooien bij Kees. Ik hak de knoop door. De rivierplas zal even moeten wachten. Het zal toch wel druk zijn nu het hele land vakantie heeft.
Ik ga morgen lekker struinen. Op mijn gemak de polder in. Een zak kattenbrokjes, een hengel, een net en genoeg te drinken. Als ik er even over nadenk kan ik er best mee leven. Andere keren kom ik soms noodgedwongen in de polder terecht omdat ik er ergens anders niet uitkom. Nu kies ik er voor om een dag te gaan zwerven en ik heb er zin in. Ik ben niet erg vroeg. De lucht staat al te trillen boven het asfalt. Het is erg groeizaam weer geweest de laatste weken. Verschillende soorten onkruid staan als een metershoge muur langs het water. De distels dragen dikke pluizenbollen. Bij iedere windvlaag lijkt het alsof het sneeuwt.
Bij de eerste stop kijk ik even rond. Ik kan hier niet eens bij het water komen om een vis te landen. Wat verderop verraden wolkige verkleuringen in het water de aanwezigheid van karpers. Ik blijf even staan. Er zijn zomaar vier vissen bezig. Die zoeken de graskant af. Af en toe wat deining, soms een bronzen schim. Ik weet genoeg. Dit is een poging waard.
Snel een paar brokjes aan de haak. Ik gooi naar de overkant. Pats. Precies op het plompenblad waar ik de brokjes naast wil hebben. Ze komen een handbreed boven de bodem te zweven. Ik zet de hengel schuin omhoog om zoveel mogelijk lijn van het water te houden. Even het net in elkaar steken. Wat is dat nou? Ik moet nog opschieten ook. Twee seconden in het water, daar gaat ie al. Graai, ram, mis… Er waaiert een grote modderpaddestoel op van de bodem. Ik sta wat sip een brede boeggolf na te kijken. Dit is niet goed voor het zelfvertrouwen maar ik heb de hele dag nog om dat recht te zetten.
Ik sluit de auto af en ga lopen. Op zoek naar nieuwe kansen. Bij een overhangende rietpol zie ik weer vage modderstrepen. Ik tik mijn aasje naar de overkant. Iets te enthousiast. Haak, lood en pennetje slaan in een klitje om het prikkeldraad aan de andere kant. Ik zeg helemaal niets, denk ook helemaal niets. Ga gewoon een nieuw pennetje opzoeken. Ik kijk nog eens naar de overkant. Ja, het was toch wel mijn favoriet voor dit werk. Dan diep ik een centraal gat dobbertje op. Die doet het ook wel. Ik zie meteen een mooi voordeel. Het is een schuivend pennetje dat op de juiste hoogte afgestopt wordt door een stuitje. Bij de worp hangt het pennetje op het loodje. Alles zit dus lekker compact bij elkaar. Ik kan nu veel zuiverder gooien. Het duurt alleen even voor het dobbertje naar het stuitje gekropen is. Ik red me hier wel mee.
Het is inmiddels erg heet geworden tussen de hoge onkruidhaag. Distelpluizen plakken aan mijn lijf. Zweet prikt in mijn ogen. Ik wrijf een keer. Pennetje weg! Vlam, hengel omhoog. Een oranje staart beult door het water. De vis stormt heel sportief langs een plompenveld. Keert dan om en boort zich er dan alsnog helemaal in. Ik hou de boel gewoon strak. Hij slaat zich er dwars doorheen. Dat kost de vis veel energie. Als hij er doorheen is wil ik hem scheppen. Dat valt niet mee. Bramen en brandnetels. Ik probeer de schade beperkt te houden. De korte broek is hier niet handig. Ik kom wat gekrast uit de strijd. Een mooie polderschub. Stevige peddel met een klein knikje. Ik stort me nog een keer in de stekelige rimboe om de vis weer voorzichtig terug te zetten.
Het vertrouwen is weer hersteld. Op naar de volgende stek. Door het compacte systeempje prik ik mijn aasje honderd meter verderop weer keurig tussen een paar azende vissen. Er nadert een eskader graskarpers. Ik zie een bronzen flank. Even later ook een zwarte staart. Het pennetje lijkt nu met de stroom weg te drijven. Kan niet! Moet een aanbeet zijn. Ik moet flink uithalen op deze afstand. Het is weer raak. Wat zal het zijn? Geen scheurende vluchtpoging. Alleen zware beuken. Onmiskenbaar stampen van een grote graskarper. Dat wordt tien minuten hard werken. Landen is hier geen probleem. Even later schuif ik een stoere zilveren metervis weer terug. Aan het bellenspoor zie dat hij meteen de beschutting van een plompenveldje opzoekt.
Het is tijd om de aasaanbieding te fatsoeneren. Nieuw onderlijntje, verse knopen en een nieuwe haak. Dan ga ik een grote sprong maken. Ik brand mijn handen aan het stuur. Een paar kilometer verderop kan ik in de schaduw zitten van hoge populieren. Van een afstand zie ik al weer deining. Onvoorstelbaar, wat een activiteit. Twee minuten later sta ik mijn derde vis te drillen. Weer een mooie schub. Onder de dril zie ik vijftig meter verderop meer actieve vissen. Bijna speels liggen een paar grote graskarpers langs de overkant te dollen. Ze rukken plukken mals gras van de oever. Ik kom er zo aan.
Dan verschijnt er uit het niets ineens een spookachtige witte karper naast de vis die ik bijna uitgedrild heb. Het spook verdwijnt als ik het net in het water laat glijden. Opvallend, ook deze vis is in de onderlip gehaakt. Drie gram lood geeft een heel andere inhaking dan snippers bladlood die ik vaak gebruik. Ik onthaak de vis in het natte net en zet hem snel weer terug.
Verderop wacht de volgende verleiding. Brede ringen deinen uit een plompenveldje. Er suizen weer een paar brokjes naar de overkant. De lijn strekt zich en het pennetje kruipt naar het stuitje. Ik hoef niet lang te wachten op de volgende explosie. Ik kan vandaag niets meer verkeerd doen geloof ik.
”Ik kan vandaag niets verkeerd doen geloof ik…”