Karperpassie 105
Door Co Sielhorst
12 juni 2004.
Vrijdagavond ga ik tegen de schemering voeren. De laatste keer. Morgen moet het gebeuren. Wat is dat dan? Een bootje! Er staan ook drie tenten. Dat zijn geen mensen van de club die hier vist. Hier moet ik even iets meer van weten. De mannen hebben gegokt. Een week gevoerd en een week vissen gepland. Ik leg uit hoe het hier werkt met de visrechten. Het wordt niet onaangenaam. Natuurlijk balen ze er verschrikkelijk van. Ik eigenlijk ook maar ik kan me toch moeilijk op mijn eigen water weg laten zetten.
De volgende morgen loop ik nog steeds met dat vervelende gevoel rond. Ik heb geen idee hoeveel er gevoerd is. Meerdere voercampagnes die elkaar doorkruisen zitten elkaar altijd in de weg. Ik kan het zelfs niet opbrengen om vroeg op pad te gaan. Rond een uur of negen schuifel ik pas langs de zompige oever. Kijken of er iets te beleven is. Een uur later hou ik het voor gezien en sjouw de handel weer de dijk op.
Ik weet even niet wat ik moet doen. De polder in? Het fort? Hoog graskarpergehalte. Eigenlijk heb ik wel zin om er even iets compleet nieuws tussendoor te gooien. Ik wil er ook best even wat tijd in steken. Riviervissen heb ik tot op heden vrijwel alleen op de Lek gedaan. Dat ga ik dus ook niet doen want dan val ik weer terug op de oude vertrouwde stekken. Ik ga voor het hard stromende grote onbekende.
Toevallig heb ik afgelopen week gezien dat het water vrij hoog staat. Daar worden karpers altijd heel avontuurlijk van. Het is al twaalf uur als ik op onbekend terrein het koeienpad afstuiter. Achter de zomerdijk blinkt een langgerekt lint water. Een strook stoppels geeft aan waar het dieper wordt. Ik ga zoeken. Ik stop pas als ik karper gevonden heb. De invloed van de rivier is in deze uithoek niet groot meer. De wind heeft er wel aardig vat op. Weinig doorzicht. Ik hou even in. Vanaf de overkant van het water zwiert een statige roofvogel mijn kant op. Een blauwe kiekendief. Een paar rietgorzen duiken diep ik de stuik naast me. De rover speelt het spel van de wind behendig mee en zweeft zonder zichtbare inspanning uit beeld. De laatste vijftig meter. Ik heb nog geen druppel gedronken. Deze expeditie levert niet veel op. Het water loopt dood in een wilgenbos. Er knalt een vis door de kabbel. Het is daar dertig centimeter diep dus dat kan niets bijzonders zijn. Ik ga terug.
Dit wordt een vermoeiende dag. Verder maar weer. Er staat vandaag, zoals meestal, geen tijd op de planning om er mee te stoppen. Desnoods ga ik door tot in de nacht. Op twee sneetjes brood, een pot koffie en een flesje water is het afzien maar ik kan best een dag zonder eten. Nóg een dag zonder karper wordt onverteerbaar.
Het is warm in de auto. Het zweet prikt in mijn ogen. Uit een vaag verleden herinner ik me dat ik stroomafwaarts moet. Er zijn nog diverse mogelijkheden om de rivier te bereiken. Dan doemt er een grote plas op. Daar heb ik niet zo veel aan. Die is natuurlijk weer idioot diep. Ik wil wel even kijken voor ik verder ga. Lukt vrij aardig. Grote borden met bang makende teksten . Betreden op eigen risico. Het mag dus wel! Een bochtig pad en hoge distels belemmeren het uitzicht. Dan sta ik ineens oog in oog met een schitterende beschutte kom. Een ondiepe verbinding geeft vrij doorgang naar de plas die ik van de dijk af kon zien. Daarachter glinstert de rivier in de felle zon. .
Waar de kleine plas in verbinding staat met het grote water stroomt het hard. Mooie stek voor winde en roofblei. Een paar stoppelveldjes staan een halve meter onder water. Hier gaat mijn aandacht naar uit. Ik speur naar beweging. Kleine kringen verraden een school jongbroed. Daar! Een lome schommeling in de oppervlakte. Ik ga op een bultje staan. De zon prikt weer even door de wolken. Een loodgrijze schim. Ik weet genoeg. Snel de spullen halen. Het is nu half drie. Eindelijk gun ik me de tijd voor die eerste bak koffie.
Even de strategie bepalen. Buiten het stoppelveld moet het gebeuren denk ik. Ik merk dat de scheepvaart hier behoorlijk invloed heeft. Even een zwaarder pennetje erop. Strak langs de stoppels staat meer dan een meter water. Ik voer redelijk veel vóór de stoppels maar ook een paar handenvol erin. Ik ga bewust niet lopen zoeken en gooien naar individuele vissen. De kans dat er in de ruigte iets verkeerd gaat in me veel te groot. Tussen de hoge distels heb ik een prachtige dekking. Ik kan ook het hele veldje overzien.
Er is nu een uurtje verstreken. Midden op het plasje een zware dreun. Grote vis. Op de doorgang, langs het hard stromende deel weer een dreun. Recht vóór me ook een vis door de oppervlakte. Veel activiteit ineens. Goed teken. Mijn pennetje staat te wiegen in het stroompje dat door passerende schepen naar links en even later weer naar rechts gaat. De lijn ligt zorgvuldig over de stoppels gedrapeerd. De laatste sprieten staan een halve meter van mijn pen. Plotseling zie ik die sprieten doorbuigen. De buiging zet zich door tot in mijn hengeltop. Ik heb de aanbeet volledig gemist. Gelukkig ligt de hengel op mijn knie. Instinctief hef ik de hengel even kort. De slip begint te krijsen. Ik heb iets gemist besef ik. De altijd weer bloedspannende aanblik van de wegzakkende pen niet gezien. Als dat maar niet afgestraft wordt.
Van een dagdroom maak ik ineens een nachtmerrie. Ik ben er niet gerust op. Gaandeweg begin ik meer te genieten van de dril. Ik ken de kracht van riviervissen. Ik weet ook precies wat ik in de strijd kan gooien. Wat een machtsvertoon. Er komt weer een woeste uithaal naar het eind van het stoppelveld. Dan komt de zwaar beboste struikenellende in beeld. Het verdwijnpunt van de lijn wijst in de richting van grote narigheid. Nu druk verminderen. Het werkt!
De lijn wijst langzaam maar zeker weer naar het midden. Dan komt het beest ineens recht op me af. Onder de top een paar seconden pauze. Een korte buiteling langs de oppervlakte. Heel even zie ik een stoere kop in de bruine water. Ik heb ook gezien dat het een schub is. Ik kijk naar het net. Is nog lang niet nodig. Strak langs de stoppels vertrekt de vis weer heel kalm. Alsof hij een pitstop gemaakt heeft schakelt hij door tot grote snelheid en legt bijna het zelfde parcours af. Komt ook weer vlak voor mijn voeten tot stilstand. Nu krijgt hij geen kans meer om weg te komen. Ik schuif het net eronder. Het zal toch niet waar zijn? Voor mijn gevoel ligt er nu een dertiger tussen de mazen te proesten. Ik beur de vis uit het water om hem te wegen. Ik voel het al vóór ik hem onder de unster hang. Ruim dertig. Wat een prachtig begin. De vis heeft zich keurig in de rand van zijn bovenlip geprikt. Ik zet de knokker op het ondergelopen gras terug. Een magisch moment. Ik kijk hoe de vis rechtop gaat staan. Dan geeft hij ineens een beuk met zijn staart. Ik loop er ineens bij of ik zwaar in mijn broek gepist heb. Het zal de herinnering aan dit juweel alleen maar dieper in mijn geheugen beitelen.