**KLAAR** Hoe een droom werkelijkheid werd……en als een zeepbel uiteen spatte!

Hoe een droom werkelijkheid werd……en als een zeepbel uiteen spatte!

Door Hans den Biggelaar

Voor veel jonge karpervissers is het inmiddels heel ‘gewoon’ om een dertigponder te vangen. Kom je met je PR nog niet aan dat gewicht, dan tel je eigenlijk amper mee. In de jaren zeventig, toen de karpervisserij in de Lage Landen een enorme opbloei meemaakte, lag dat allemaal wat anders. Hans den Biggelaar over de verschillen tussen het karpervissen - vroeger en nu. Veertien jaar jong was ik, toen ik in 1974 voor het eerst een volledig seizoen besteedde aan het vissen op karper. Al vanaf mijn zesde jaar was ik veelvuldig aan de waterkant te vinden, waar ik voornamelijk viste op witvis en een enkele keer op snoek, baars of paling.

Breda is de stad waar ik opgroeide en in die eerste karperjaren ook voornamelijk viste. Later bezocht ik met enige regelmaat viswateren in Tilburg (De Lange Jan), Esbeek, Oisterwijk (eindeloze lelievelden…) en Udenhout.
Het vissen in die jaren verschilt enorm met de hedendaagse karpervisserij. In 1981 ben ik door tijdgebrek vanwege mijn werk en het ontstaan van andere interesses resoluut gestopt met het bevissen van de karper. Ik had als jongeling een bovengemiddeld gevoel voor sfeer. De sfeer en spanning die rond het karpervissen hangt, heb ik later nergens meer in teruggevonden. In 1974 werd de Studiegroep ter Bevordering van de Karpervisserij opgericht. Dat viel toevallig samen met mijn eerste ervaringen op het gebied van de karpervisserij. Mijn toenmalige visvriend was Fred Musler. Fred heeft op mijn leven in de jaren zeventig een grote invloed gehad. Hij was weliswaar een stuk ouder dan ik en had meer ervaring met de karpervisserij en hengelsport in de brede zin van het woord, maar wat hem bijzonder interessant maakte, was het feit dat hij innovatief en creatief was. De meeste bewondering ging echter uit naar Rini Groothuis. Ik leerde hem kennen in de tijd dat zijn eerste boek werd gepubliceerd. Ik ben van een generatie die met veel minder geavanceerd materiaal viste dan heden ten dage gebruikelijk is en dat is niet meer dan logisch natuurlijk. Wij visten met 1,75 ponds hengels van elf voet van de merken Bruce and Walker, Gerry Savage en Jack Hilton, alsmede met ‘eigenbouw hengels’ en dergelijke. In de beginperiode waren die nog voorzien van klassieke molens als de Mitchell 300 en later de Abu Cardinal 33. Ik heb eens een zomer lang vakantiewerk verricht om zo’n Abu aan te kunnen schaffen. Een Godvermogen in die tijd. Spannend hoor, ik had de ruim 100 gulden die zo’n ultra moderne molen indertijd kostte bijeen geploetert en vervolgens een ‘wereldreis’ per trein afgelegd om in Rotterdam bij Ronald Fenger mijn zo vurig begeerde Cardinal 33 aan te kunnen schaffen. Trots dat ik was, toen blijer met een molen dan nu met een nieuwe auto, voor menigeen moeilijk voor te stellen maar echt waar!

In die tijd kocht ik ook de Heron bite detector, een beetverklikker die niet altijd even betrouwbaar was en waarvan de batterij-unit als twee druppels op een ouderwets zeepdoosje leek. In het eerste karperjaar zat ik nog op een rieten viskoffer, later schafte ik mij een packaseat aan. Een lichtgewicht aluminium stoel met geïntegreerde rugzak. Slecht voor je rug, maar die moest je gewoon hebben.Wij geloofden ook dat camouflage van essentieel belang was. We bleven altijd enige meters van de waterkant vandaan als we de karper bevisten, zeker met de pen, nog steeds mijn favoriete manier om karper te verschalken. We droegen camouflagekleding en het ging zelfs zover dat de aluminium packaseat en dito hengelsteunen (maar ook de chromen beugels van de molens) zwart werden geschilderd of afgeplakt met tape waar racefietssturen mee werden omwikkeld! Toen ik stopte met het vissen op karper was mijn persoonlijke record blijven staan op een spiegelkarper van 72 cm lang en maar liefst 19 pond zwaar… Ik hoor de lezer nu lachen om het genoemde gewicht. In mijn tijd echter was een karper van 30 pond een zeldzaamheid. 30 Pond was dé magische grens. Twee jaar geleden was dus de hernieuwde kennismaking met deze fantastische sportvis.Ik was bij mijn schoonvader gaan kijken die rustig op een stretcher zat te vissen. Als de beetverklikker zou afgaan, mocht ik de karper haken en drillen. Tegen de tijd dat het ging schemeren, hoorde ik een piepje en sprong op, rende naar de hengel en sloeg aan. Het was helemaal niet nodig om actief bij de hengels te gaan zitten, de hand boven het kurk houdend totdat de waker schokkend omhoog liep. De karper had zichzelf gehaakt en ik begon de getergde vis binnen te halen. Ik keek naar de kromming van de hengel en had de idee dat ik een middelgrote karper had gehaakt, niet meer dan dat. Met grote halen pompte ik hem achteloos naar de kant toe, waarbij het aanvoelde alsof ik aan het zeevissen was. Een maal de karper op het droge getild, voelde ik een pijn in mijn rug opkomen..” Wat is hij zwaar!”, riep ik met kloppend hart tegen mijn schoon-vader. Na weging van deze schubkarper bleef de naald van het unster op 30 pond hangen. Onwerkelijk, héél onwerkelijk: die zolang gedroomde dertigponder! Ben ik nu zo blij als ik mij vooraf altijd had voorgesteld, dacht ik?
Ik wilde blij zijn, want dit gewicht was jarenlang slechts een droom geweest, die onverwacht zoveel tijd later alsnog werkelijkheid werd. Nee, ik was niet echt blij. Ik was vooral verbaasd dat het schijnbaar zo eenvoudig bleek om met modern materiaal een grote karper te verschalken. De deceptie volgde al snel, de illusie was verdwenen dat het vangen van een grote karper zoveel impact op mij zou hebben. Een vissessie later ving ik moeiteloos een 22 ponder en een 26 ponder. Leuk hoor, maar ik kreeg er wederom geen warm gevoel bij. Ik heb getracht voor mijn gemis aan passie en gevoel van blijheid na het vangen van mijn recordkarper, een passende verklaring te vinden.
Het zal mijn leeftijd zijn, waardoor ik meer ben gaan relativeren en andere dingen belangrijker ben gaan vinden dan het vissen zoals ik dat vroeger deed.

‘2002; Onwerkelijk, héél onwerkelijk: die zolang gedroomde dertigponder!’


De moderne techniek ligt mij ook niet, passief wachten totdat een karper het aas neemt en zichzelf haakt, kan mij minder bekoren dan het spel van een aarzelende karper die het wakertje doet bewegen en een juiste timing vereist van de karpervisser om toe te slaan. Het afstruinen van polderwater en vervolgens nauwkeurig toewerpen van een broodkorst met een verstopte haak of het vissen met de pen heeft nog immer mijn voorkeur.
Ik heb met verbazing gekeken naar de innovatie die de karpervisserij heeft doorgemaakt, maar kies vooralsnog voor de retro-visserij zoals ik die heb gekend. Ik ga maar eens op zoek naar een -ouderwetse penhengel en een Abu Cardinal 33 of liever nog: een heel oude, goudkleurige Crack! Dit gedeelte uit het lekker weglezende artikel “Hoe een droom werkelijkheid werd enz” is slechts één van de opnieuw weer uiterst lezenswaardige en praktische bijdragen in het nieuwe nr. 44 van Dé Karperwereld, dat rond 23 september 2005 voor € 8,75 te koop is bij uw hengelsportwinkelier en in de kiosk.

 

‘Links de ouderwetse opstelling met de toppen naar beneden gericht en rechts de Scudopstelling (voor twee personen) anno 2005.’


‘Op dit wat nostalgische plaatje uit 1978 zit de auteur vooraan, met naast hem de broertjes Bram (midden) en Rini Groothuis.’