Het aanvaren van- en ankeren bij een wrak
Door Martien Boersen
Kon je nog maar enkele jaren terug op een vrij eenvoudige manier je visjes van een wrak vandaan scharrelen, vandaag de dag wordt dat door de intensieve beroepsvisserij voor de gemiddelde hengelaar steeds lastiger. Er rest dan slechts één remedie om leuk te blijven vissen en vangen en dat is het optimaliseren van hengeltechnieken én bootmanschap. Vooral de juiste ankertechnieken kunnen een wezenlijke bijdrage leveren om de vangsten te verbeteren.
“De winst zit in het optimaliseren van hengeltechniek én bootmanschap”
Een jaar of wat terug, toen vooral de kabeljauwstand op onze Noordzee veel beter was, kon je overal rond obstakels op de zeebodem zoals wrakken, steenstorten etc. soms heel veel vis vinden. Alle vis die zich rond de obstakels ophield, moest letterlijk knokken om tussen zo veel soortgenoten het voedsel bijeen te scharrelen. De tafel was er weliswaar rijk gedekt, maar moest ook met heel veel disgenoten worden gedeeld. En ja, dan ontstaat er gedrang (dan is een gul dus tóch niets ‘menselijks’ vreemd!) en krijg je echte voedselnijd. Als je in die omstandigheden als sportvisser je aas op de juiste plaats aanbiedt, is vis vangen niet zo heel ingewikkeld…
Vandaag de dag is er echter aanmerkelijk minder jagende vis en er zijn relatief veel prooidieren. Dat houdt dus ook in dat de vis minder tijd aan jagen hoeft te besteden en dat hij bovendien kieskeuriger wordt. Gelukkig kun je op een ‘goed’ wrak (dat wil zeggen: een niet voortdurend met netten leeg geplunderd wrak) ook anno 2004 echt nog wel wat vis aantreffen. Die vis vreet echter niet meer de hele dag door; de aasperiodes nemen af. Daar komt bij dat het zonder die voedselconcurrentie van weleer langer duurt voordat de vis weer begint te jagen als hij eenmaal is verjaagd. Vooral zeebaars is gevoelig voor verstoring, maar ook de gul kun je weldegelijk verjagen, bijvoorbeeld door (voortdurend) met de boot over hun koppen heen te varen.
Geruisloos
Jaren geleden, tegen het einde van het Decca-tijdperk, kwamen wij er achter dat geluid aan boord invloed had op de gedragingen van de vissen die aan het jagen waren. Het kwam in die tijd nog regelmatig voor dat ik bij het aanvaren van het wrak een hele berg jagende vis kon waarnemen op mijn dieptemeter. Vervolgens moest je, omdat de positiebepaling lang niet zo nauwkeurig was als heden ten dage, eerst over het wrak heen varen (soms zelfs meer dan één keer) om er een markeringsboei op uit te kunnen zetten. Dat bedierf de voorpret amper, want het kón immers niet meer fout gaan; er zwom als mijn dieptemeter mij niet bedroog een hele berg vis onder de boot.
Gauw dus het anker uitgezet, hengels opgetuigd en vissen maar. En wat vielen de vangsten dan vaak toch tegen! Waarom wilde die ‘berg vis’ nou toch niet bijten? Er zat vaak niets anders op dan je anker op te halen en het op een ander hoekje van het wrak te proberen in de hoop dat de vis daar misschien wel aan het jagen zou zijn. En keek je bij het verkassen dan weer op je visvinder, dan zag je vaak geen schub meer; de massale hoeveelheid vis leek in rook opgegaan. Dat verschijnsel kwam dermate veel voor, dat het geen incident leek. Ik ben er goed op gaan letten en mijn steeds sterker wordende vermoedens werden keer op keer bevestigd; het zo voorzichtig mogelijk benaderen van het wrak, maakt vaak het verschil uit tussen een goede en een slechte wrakvisdag!
Effectief
Met de moderne navigatieapparatuur is het tegenwoordig mogelijk je boot zo stil mogelijk, effectief en uiterst nauwkeurig op een vooraf ingesteld punt te ankeren. De nieuwe generaties GPS -en daarvoor hoef je eigenlijk niet eens meer specifiek D-GPS te hebben- werken zo zuiver, zo exact dat je de boot met een nauwkeurigheid van minder dan 0,01 mijl (dat is ca 18 meter) op een tevoren ingeprogrammeerde stek kunt brengen. En dat is een nauwkeurigheid die (in de praktijk gebleken) bijna in alle gevallen ruim voldoende is.
Hoe GPS werkt, heeft u bijvoorbeeld kunnen lezen in de 21e jaargang van ons blad (nr. 6 en 9) en daar wil ik hier dan ook niet verder op ingaan. We weten zo langzamerhand dat je er van uit kunt gaan dat je apparatuur niet liegt en dat als je GPS het 0-punt aangeeft, je ook werkelijk binnen de bovengenoemde marge op het ingestelde punt ligt. Voordat ik u nu verder wat meeneem in de praktijk, is het misschien zinvol als ik eerst meld met welke apparatuur ik ‘werk’. In mijn boot zit een MK 8 van Philips, een al wat ouder type navigator. Eentje zonder D-GPS module dus. En die MK 8 heeft ook geen plotter en kaartfunctie; je ziet alleen ‘cijfers’.
Wat ik verder meld over het gebruik van de navigatieapparatuur geldt echter niet alleen voor mijn MK 8, maar ook voor alle supergeavanceerde nieuwe merken en types satellietnavigatie. Het scherm mag er anders uitzien en de een heeft meer functies dan de ander, maar de basis van coördinaten blijft hetzelfde…
“Een navigator peilt het aantal graden naar het waypoint (=wrak) toe (bearing), en de afstand naar het wrak (distance).Als de door de navigator uitgerekende peiling naar het wrak toe dezelfde is als de stroomrichting, dan zal de boot precies op het ingestelde punt uitkomen”
De juiste coördinaten
GPS mag tegenwoordig dan wel zo nauwkeurig zijn, alles begint er natuurlijk mee dat je de navigator moet zien te voeden met de juiste gegevens. Ben je op de eerste keer op een nieuw wrak, voer die gegevens dan in nadat je er eerst hebt gevist. Dan heb je al enig idee van de ligging verkregen en kun je het wrak ook rustig enige malen ‘overvaren’ om de juiste positie te bepalen. Bij kleine wrakken zet ik vervolgens het middelpunt van het wrak in mijn navigator, bij grote wrakken voer ik de juiste coördinaten in van zowel de voor- als achterzijde van het wrak, om optimaal rekening de kunnen houden met de stroming. Ook putjes, slijtgeulen en zandbanken in de buurt van obstakels zijn vaak interessante plekken om op te vissen. Treft je zo’n plek aan op je dieptemeter/visvinder: direct vastleggen! Als je de coördinaten goed hebt vastgelegd, kun je er vanuit gaan dat je, als je de volgende keer op dit punt wilt ankeren, dit doet binnen een marge van 20 meter! Probeer bij het zoeken van een wrak wel de juiste kaartdatum van de coördinaten te achterhalen, want anders zoek je alsnog vaak naar een speld in een hooiberg. In Zeehengelsport heeft Koen De Bièvre van de Deltavissers eerder al eens een uiterst praktisch artikel over het belang en gebruik van die kaartdata geschreven.
Het volledige en zeer uitgebreide verhaal van Martien Boersen, alsmede nog vele andere, uiterst lezenswaardige artikelen, staan in ZHS 3/2004 dat vanaf 8 maart a.s. voor € 3,50 te koop ligt in de hengelsportspeciaalzaak of de boekwinkel/kiosk. U kunt natuurlijk ook abonnee worden zodat u ieder nummer automatisch in de bus krijgt.
Klik hier voor meer info én kijk ook hoe u b.v. zo’n felbegeerde “Zeehengelsport Noordzee Kanjer” badge kunt bemachtigen…