De donkere dagen …
door Kees Westdorp
Gulvissen is vandaag de dag helaas niet meer zo spectaculair als in de jaren zeventig en tachtig. Tienponders waren destijds ook vanaf de kant zeker geen zeldzaamheid en gedurende enkele goede gulwinters zelfs aan de orde van de dag. Tegenwoordig zijn zulke flinke jongens voor iedere kantvisser een hoofdprijs en moeten wij ons vaker tevreden stellen met gulletjes die net de minimummaat bereiken. Met een beetje geluk –en afhankelijk van de watertemperatuur- kunnen we nog tot vér in december van de eerste gulinvasie profiteren. Hartje winter wordt het steevast minder met de vangsten en in het vroege voorjaar volgt er dan opnieuw een opleving in de gulvangsten.
Op de ondiepere stekken in mijn regio -Hoek van Holland, het Slufterstrand en de Stenen Glooiing bijvoorbeeld- dient de gul zich vooral aan na een westerstorm of een aanhoudende westenwind. De gul voelt zich prettig in het onrustige water, waar dan veel losgespoeld voedsel is te vinden.Verre worpen zijn op die momenten onontbeerlijk, maar je dient tegelijkertijd een niet al te dunne hoofdlijn te gebruiken. In deze periode van het jaar kan er namelijk nogal wat van het zogeheten apenhaar in het water zitten. Door dit taaie wier slijt je nylon niet alleen enorm snel, maar grote bossen apenhaar op je lijn geven daarnaast ook zoveel weerstand dat een dunne nylon lijn geheid de geest geeft. Een goede, gevlochten Dyneemalijn is in die omstandigheden zeker een aanrader, omdat je daarmee een stuk dunner kunt vissen.
Hoewel je er soms dus niet onderuit kunt, vis ik zelf echt alleen in ‘noodgevallen’ met Dyneema. Zo’n gevlochten lijn heeft namelijk bij het vissen vanaf de kant ook enkele nadelen. Zo neemt ‘ie veel vocht op –zelfs de gecoate versies- en remt de lijn behoorlijk af op de ogen. Zo zeer zelfs, dat je met een 20/00 Dyneemalijn ongeveer even ver gooit met als 30 tot 35/00 gewoon nylon op de molen. Veel vissers realiseren zich dat niet of nauwelijks.
Een tweede nadeel van de gevlochten lijn wordt bij andere vistechnieken –bijvoorbeeld het ‘verticaal’ vissen boven de wrakken- juist als een enorm voordeel beschouwd: de eigenschap dat er weinig of geen rek in deze lijnen zit. Bij het vissen vanaf het strand is dat bij het binnendraaien van de vangst echter juist een nadeel, omdat je zonder die ‘natuurlijke’ rek van nylon sneller vis verspeelt. Ik haal de gevlochten lijn daarom alleen uit de kist als er extreem veel stroming staat en zo’n dunne lijn veel minder stroming pakt.
Net als bij het vissen op zeebaars, gebruik ik zelf meestal een tweehaakspaternoster met lange sleeplijnen van ongeveer een meter lengte. Met daaraan haken no. 2 en tenminste drie grote zeepieren (of wel vier-zes kleintjes)
Dit slag gulletjes vang je in de Nieuwe Waterweg in het donker met grote regelmaat op de zijlijn geschoven, krijg je een rij aas van ongeveer 10 cm lengte. De vis haakt zich het beste, als de punt en de bocht van de haak vrij uit het aas steken. Als de gul echter ver uit de kant gezocht moet worden, kun je beter met één haak aan een lange dwarrellijn vissen, of eventueel met twee haken, maar dan met wat minder aas. Zo’n met aas volgepropte haak ondervindt aanzienlijk meer luchtweerstand en beperkt dus de werpafstand. Minder aas dus en omdat het aas bij verre werpen de neiging heeft naar de haakbocht te schuiven, is bovendien een wat grotere haak gewenst. U doet er goed aan om bij de gulvisserij niet te licht te gaan (‘sportiviteit’ is een relatief begrip!) en gewoon voor een zware hengel te kiezen. Er moeten immers grote afstanden worden gehaald om de gul het aas te kunnen presenteren. Met name in de Nieuwe Waterweg dien je vanwege de stroming bovendien zwaar ankerlood te gebruiken. Het is overigens uitermate belangrijk om het loodgewicht nauwgezet af te stemmen op het vermogen van de hengel. Maar al te vaak zie ik vissers met goede kwaliteitshengels, als de K2 van Shakespeare, en daaraan dan slechts 100 of 125 gram lood. Daarmee maakt de hengel niet de buiging die hij zou moeten maken en doet de hengel eigenlijk helemaal niets. Aan een stok als de K2 hoort 175 gram of bij tegenwind zelfs 200 gram lood. Ook het vele aas, acht tot tien pieren, op de haken vereist zwaar lood. Want zo’n aasprop krijg je met een stukje lood van 125 gram echt niet weg! Een uitgebreide versie van bovenstaand artikel en nog véél meer kunt u lezen in het decembernummer van Zeehengelsport, dat u vanaf 6 december a.s. kunt vinden in uw hengelsportspeciaalzaak, de kiosk of de boekwinkel. |