Als de roofvis ‘broeds’ wordt
door Berend Masselink
Op 16 juni van dit jaar sta ik met mijn laarzen in het water langs de rivier. Enkele kleine visjes van zo’n anderhalve cm worstelen tegen de stroom in over dit ondiepe gedeelte langs de oever. In deze zomerse tijden ligt de roofvis op de loer om elk verdwaald visje binnen te slokken.
Het is een prachtige tijd om vanaf de kant wat roofvis te verschalken. Baarzen laten zich geregeld smakkend aan de oppervlakte zien als ze kleine visjes najagen. Een soepele worp in hun richting met een niet te fors plugje of spinnertje is vaak al voldoende om de hengel te doen krommen. Zelfs een roofblei laat van zich horen, als hij met een zwiepende zweepslag een visje bewusteloos ‘slaat’ om hem daarna weg te grissen. Roofvis te over!
Een spinner gaat er meestal wel in bij de baars
De rivier waar ik vis is een van de wateren op dit recreatiecomplex, dat verder nog bestaat uit een zandwinput, een oude rivierarm als aanvoerkanaal en een ondiepe doodlopende baai. Variatie genoeg dus. Met een twister en een licht loodkopje lukt het me om 3 kleinere snoekbaarzen te vangen, die niet ver uit de oever tegen de bodem lagen. Even daarvoor was me een schooltje van zo’n zestig snoekbaarsjes opgevallen, broedjes van een centimeter of 3-4, dat net als het witvisbroed schuilplek zoekt tussen de stenen rond mijn laarzen. Ik weet dat menig roofvis het deze tijd vooral gemunt heeft op deze snoekbaarsjes en in mindere mate op het nog kleine witvisbroed. Het is niet voor niks uit onderzoek bekend dat maar heel weinig van de vele jonge snoekbaarsjes hun tweede verjaardag halen.
Geschikte kunstaasjes voor op baars vanaf de kant
De volgende vangst verduidelijkt dat nog eens. De hengeltop veert lekker door in de stroming als een kleine snoek de buit gegrepen heeft. Bij het onthaken kijken van achter uit zijn keel 2 kleine zwartgele oogjes mij aan. Met de tang kan ik er mooi bij: een snoekbaarsje van wel 4 cm. Buitgemaakt door vriend snoek die meteen daarna de twister meepikte. Wat de baars betreft twijfel ik, maar dat de kleinere snoekbaarzen en snoeken fanatiek achter deze snoekbaarsjes aanzitten weet ik nu wel zeker!
Met het verstrijken van de weken groeit ook het witvisbroed flink door. Zoek de stekken op waar veel kleine visjes tegen de oever zitten. Deze plekken worden rondom in de gaten gehouden door rovers van allerlei slag. Wat verderop in het zomerseizoen bepaalt het zonlicht meer en meer de tijdstippen waarop vissen succesvol is. Baars en ook snoek wil nog wel lukken, maar voor snoekbaars moet je vroeg zijn, of juist laat! Snoekbaars mijdt het felle zonlicht als de pest en trekt zich allengs terug naar diep water zodra de ‘kantooruren’ aanbreken. Het is me vaker opgevallen dat snoekbaars in de avonduren het ondiepe optrekt. Dat heb ik niet alleen in het voorjaar en de zomer meegemaakt, maar ook in de koudere jaargetijden. Daar is maar één reden voor: voedsel! In het zomerseizoen zijn de ondieptes gevuld met allerlei eetbare zaken waaronder kleine vis, terwijl ’s winters de ondiepere gedeelten overdag het meeste zonlicht opvangen waardoor hier ook relatief veel voedsel voorkomt. Het is dus niet moeilijk voor te stellen dat de warme zomeravond de beste kansen biedt voor snoekbaars. De rovers hebben vanwege het zonlicht de hele dag in het diepe gezwommen en daar is het bepaald geen vetpot. De magen knorren en ze kijken uit naar het avondeten. De meeste aasvis zit ondiep en dat weten ze. Zodra de schemering aanbreekt, schuiven ze meter voor meter dichterbij…
Het uur van de rovers nadert: vanaf een zandbankje de geulen bestoken
Voor wat betreft het kunstaas moeten we niet te moeilijk doen. Slank spul in de vorm van lepels, pluggen en shads met lichte loodkopjes doen het prima. Zorg dat er in donker altijd een schepnet en een (hoofd)lamp voorhanden is. U zult niet de eerste zijn die de snoekbaars in donker met geen mogelijkheid kan onthaken vanwege de duisternis. Toch jammer als u hem terug had willen zetten. Kies voor een niet al te zware hengel, zorg voor dun dyneema met eventueel een nylon voorslag en denk eraan dat ’s avonds de grootste rovers uit hun holen komen. Ze schuiven richting oever. Op naar het broed en de kantvisser!