Karpervissen in de IJssel (1)
door Aart Lokhorst
Verreweg de meeste artikelen over het karpervissen zijn altijd succesverhalen, ook op ‘groot’ water. In geuren en kleuren wordt beschreven hoeveel en hoe groot men gevangen heeft, met welke systemen er gevist is en met welk aas etc.
De argeloze lezer krijgt hierdoor de indruk dat het vangen van karpers, met name de grotere exemplaren, ook op de grote rivieren en andere grote watersystemen welhaast ‘een fluitje van een cent’ is. Enfin, u raadt het al…. de praktijk blijkt veel weerbarstiger te zijn dan de successtories doen vermoeden.
De praktijk is niet zo eenvoudig als het lijkt…
Terug naar ‘onze’ IJssel.
Toen de centrale bij Harculo nog volop in bedrijf was kon iedereen met een beetje doorzettingsvermogen, vooral in de winter, in de omgeving van deze centrale de karper nog wel aan de schubben komen. Na het af en toe buiten werking stellen van de centrale werd het vangen allengs minder en nu deze centrale helemaal ‘stil ligt’ kun je in feite niet meer van een ‘hotspot’ spreken. Ook uit de vangstmeldingen die wij verzameld hebben voor het IJssel Spiegelkarperproject is het bovenstaande duidelijk te constateren.
Uit de onderlinge uitwisseling van gegevens betreffende de vangsten van karpers in de IJssel door de leden van de Karperstudiegroep Zwolle blijkt de laatste jaren ook een afname van de vangsten buiten het gebied van de centrale. Op de vraag waarom dit zo is moet ik u het antwoord schuldig blijven, ook gerenommeerde ‘visbiologen’ kunnen geen duidelijk antwoord op deze vraag geven. Of het steeds ‘schoner’ worden van het rivierwater (o.a. defosfatering), waardoor het vangen van een barbeel of een roofblei geen uitzondering meer is, hiermee te maken heeft is evenmin duidelijk. Ook is niet te achterhalen of de overbevissing van het IJsselmeer door de beroepsvissers mogelijk (mede) oorzaak is van het teruggelopen karperbestand in de IJssel.
Een karperstek aan de IJssel…
Een ander fenomeen is het ‘trekken’ (migratie) van de karpers in een rivier als de IJssel. Voor zover we na kunnen gaan is er slechts sprake van een beperkt aantal min of meer ‘honkvaste’ karpers. Zelf ving ik bijvoorbeeld een paar jaar geleden in het vroege voorjaar een spiegelkarper van ruim 36 pond in de IJssel bij Kampen, in het najaar werd dezelfde spiegel (overduidelijk herkenbaar aan het schubbenpatroon) teruggevangen in de haven van Lelystad en daarna nog een keer in het IJsselmeer, ook in de omgeving van Lelystad. Dat dit geen uitzondering is bleek ook uit de vergelijking van een aantal vangsten (met duidelijk herkenbare bijbehorende foto’s) van karpers op totaal verschillende plaatsen in de IJssel en de hiermee in verbinding staande grote watersystemen. Vaste migratiepatronen zijn hieruit echter niet af te leiden.
Vaste migratiepatronen zijn niet aantoonbaar…
Zelf vis ik vrijwel alleen in de IJssel en in de grote Franse rivieren. Vroeger ging ik trouw de woensdag- donderdag- en vrijdagavond voeren en daarna van zaterdagmiddag t/m zondagmorgen vissen, gemiddeld dus zo’n 16 uur per wekelijkse sessie. Soms ving ik wat en soms ook niets. Ondanks jarenlange zorgvuldige registratie per sessie van de weersomstandigheden ( windrichting en windkracht, lucht- en watertemperatuur etc.) heb ik nog steeds geen ‘vast patroon’ kunnen ontdekken waarom er de ene keer wel en de volgende keer (of keren) weer niets gevangen werd. Ook m.b.t. het voorvoeren, soorten voer en hoeveelheden heb ik werkelijk van alles geprobeerd. Alleen boilies, alleen particles, beide samen, je kunt het zo gek niet bedenken. Wellicht is het interessant om enkele voorbeelden hiervan te geven.
(lees verder deel 2)