KarperPassie 265
Door Co Sielhorst
Ik heb de vijftienvoeter weer van stal gehaald. Penvissen op stromend water vraagt om wat aanpassingen. De loodbelasting moet het aas op zijn plaats houden. Daarom gebruik ik een kogelloodje van vijf gram. Dat lijkt veel, maar als de dobber veel hoger staat dan het water diep is, dan hoeft die dobber niet helemaal onder getrokken te worden.
Aan een kleine beweging heb ik genoeg. Het moet ook wel een stevig dobbertje zijn om zichtbaar te blijven in stroom en wind. Ziet er wat lomp uit allemaal, maar riviervissen zijn niet zo pietluttig. Als ze een hap zien moeten ze snel zijn anders is hij weg. Op stromend water aast karper tegen de stroom in. Iets om over na te denken bij de aasaanbieding.
Ik knoop een ragfijn dyneema onderlijntje aan de nylon hoofdlijn. Een wartel durf ik eigenlijk niet te gebruiken. Een tijdje terug zit ik wat met onderlijntjes te fröbelen, valt ineens zonder enige belasting het warteltje uit elkaar. Ik zie best kans om op een betrouwbare manier dyneema aan nylon te knopen.
Ik zit nog wat te dubben. Wanneer kan ik gaan vissen? Ik heb thuis een megaklus te doen. De hut wordt langzaam maar zeker helemaal opgevreten door klimop. Polsdikke wortels zitten over en door elkaar vast op de muren. Ik begin met de helft van de muur te hakken. Moet toch zelf een beetje de baas proberen te blijven.
Tussendoor hou ik de waterstanden en het weer in de gaten. Ik kijk ook even in mijn voorraadkast. Er staan nog een paar blikken maïs. Die zet ik maar vast klaar. Ik heb ook nog een zak losse mix gevonden. De basis voor mijn deeg.
Als ik bijna blaren op mijn handen krijg ga ik een deel van die losse mix van een binder voorzien. Een paar flinke scheppen tarwebloem en een royale scheut sojaolie zorgen voor wat meer samenhang. Met water kneed ik een bal die niet meer uit elkaar valt. Het deeg mag best redelijk zacht zijn. De droge onderdelen nemen best nog wat vocht op. Alles staat klaar.
Ik ben klaar met mijn sloopklus. Nu nog een paar nieuwe bloembakken in elkaar sleutelen en ik mag weer.
Begin van de week is het bizar slecht weer. Na een relatief lekkere dag, botsen warme en koude lucht op elkaar. Dat geeft mega onweer. De hagel knettert tegen de ruiten. Tussen de buien door ruim ik nog wat rommel rond het huis op. Punten scoren is op zijn tijd ook wel eens nodig.
Het weer knapt langzaam maar zeker weer op. Zo fraai zelfs dat het langs de rivieren druk gaat worden. De camping aan de Lek staat alweer helemaal vol. De jachthaven tot aan de laatste ligplaats gevuld. Het water van de Waal is wat gezakt. Aan de Lek stijgt het water terwijl er ook nog een lekker stroompje staat.
Ik maak een afweging. Naar de Waal heen en weer is zonder oponthoud zomaar een uurtje rijden. De Lek is voor mij bij wijze van spreken aan het eind van de straat. Neem daarbij ook nog de optimale omstandigheden zoals het er op de Lek nu bij ligt. De keuze is snel gemaakt.
Het wordt de Lek. Ik denk aan een stek die best een eind van de dijk ligt. Hier komen bijna nooit mensen om te zwemmen. Er is ook geen lekker strandje om met de boot aan te leggen. Allemaal grove steenstort. Dat geeft geen lekker geluid onder je bootje.
Ik ben altijd een beetje gejaagd als ik wil gaan vissen. Probeer Toos dus een beetje op te jutten om vroeg te kunnen eten. Ik heb ten slotte punten gescoord eerder deze week. Er zit weinig verkeer op de dijk. Ik krijg gelijk. Geen bootje te bekennen ondanks het prachtige weer. Ik begin wat rustiger te worden. Neem zelfs even de tijd om over een afgesloten plas te kijken. Ik heb de indruk dat er karper rondzwemt maar ben daar nog niet helemaal zeker van.
Geen bootje te bekennen…
Dat is vanaf vandaag wel anders. Er schittert een klein kabbeltje over de plas. Op de windkant wordt het vriendelijke rimpeltje regelmatig verstoord door stoere boeggolven. Dit zijn geen kinderachtige visjes. Deze informatie kras ik even goed in mijn harde schijf.
Bij een volgende plas kan ik de windkant niet overzien. Wat hier rondzwemt weet ik al dus ik rij gewoon door. Ik heb dit jaar meer paaiende karpers gezien dan ooit tevoren. Er gaan jaren voorbij dat ik er helemaal niets van te zien krijg. Het maakt me wel een beetje nerveus. Misschien zijn ze op mijn stek ook aan de gang.
Ik hoef niet eens te parkeren. Hier zakt mijn broek van af. Er staan minstens tachtig pinken achter het hek. Daar heb ik ervaring mee. Vooral geluid van platgetrapte schepnetarmen staat nog vers in mijn geheugen. Een koe is nooit een probleem. Die kijkt eens op en gaat door met gras eten. Pinken zijn nieuwsgierig. Zijn pas tevreden als ze allemaal even die natte neus in je nek hebben geduwd. Dat daarbij ongelukken gebeuren is niet zo vreemd. Eenmaal op mijn stek weet ik uit ervaring dat ze zonodig allemaal moeten drinken en in het water pissen. Hier heb ik geen zin is dus.
Ik rij een stuk door om te kijken of ik ergens anders iets naar mijn zin kan vinden. Kan toch niet meten met de stek waar ik naartoe wil. Ik keer bij het volgende afritje. Terwijl ik weer langs de wei met pinken kom gebeurt er iets wonderlijks. Het merendeel van de kudde vertrekt naar verre oorden. De laatste achtergebleven dieren zien het gebeuren. Ze volgen de massa. Ik kijk nog even of het echt waar is.
Ik pak mijn spullen en stap over het hek. Ik maak dankbaar gebruik van de zomerdijk. Er is geen rund meer te zien als ik bij het water aankom. Een stevige bal op de haak wordt snel gevonden. Een winde, meer dan een halve meter. Er komt er nog een.
Er komt er nog een.
Ik zie op meerdere plaatsen grove karperdeining. Het is geen paaikabaal maar duidelijk dikke vissen. Een gehaakte grote brasem laat zien dat een brasem wel degelijk kan zwemmen. Het beest veroorzaakt grote paniek. Diverse grote golven denderen van mijn stek. Met dank aan de brasem.