KarperPassie 249
Door Co Sielhorst
Er zijn een paar problemen voorbijgekomen. Winterverblijf gevonden, maar hoe nu verder? Een afgezonken losse lijn levert veel te veel lijnzwemmers op. Veel geram alleen maar dikke schuimstrepen en paniek. Allemaal gemiste kansen. Wat kan ik er verder aan doen?
Door verspreid te voeren lok ik een gedrag uit. Ik leer de karpers dat ze moeten zoeken. Iedere dag liggen er knalharde knikkers die héél lang hard blijven. Het gevolg is dat ik de aandacht heb. Regelmatig aanbeten. Ook na koude nachten nog steeds activiteit. Zelfs na nachtvorst krijg ik signalen dat er actieve vissen rondscharrelen.
De mist schuift binnen. Veel vroeger dan gisteren. Ik heb nog steeds geen pasklare oplossing voor de hangers in de planten. Ook vandaag lukt het me om na iedere inworp vast te lopen.
Een duidelijk azende vis komt steeds dichter bij mijn aasje. Waarom gaat het bellenspoortje nu gewoon door? Steeds verder van mijn aasje af. Ik weet eigenlijk wel wat er aan de hand is. Ik pak de hengel op en draai op. Ja hoor. Het is weer zover. Ik moet flink rukken om los te komen. Domme dag vandaag. Op de drie keer dat ik mijn aasje binnen wil draaien, zit ik drie keer vast. Honderd procent score. Goed gedaan hoor…
Wat nu? Op deze manier doorgaan heeft duidelijk weinig zin. Toch zit ik op goud. Ik weet het zeker. De vissen zijn er. Ik hou ze aan de vreet. Ze reageren hier heel goed op. Lijn zo diep mogelijk over de rottende plantenresten is geen voordeel. Onderkend en opgelost. Nu nog het probleem van de losslingerende haak tussen de plantenbende oplossen. Wiervrij maken zoals vliegvissers dat kunnen? Hackelen die haak? Is een mogelijkheid. Een broodvlok op de haak om vroegtijdig haken in een soepstengel te voorkomen? Het spreekt me allemaal niet aan. Ik kom weer terug op een benadering van een paar maanden geleden. Ik heb me een tennisarm gevangen aan graskarpers.
Door omstandigheden ben ik toen steeds verder van mijn doel aangeland. Laag water, soms helemaal geen water, recreatie, baggerwerken, maaiboot, alles heeft tegengezeten. Midden in plompenvelden is goed. Ik heb het gevonden. Ze zijn er gewoon. De problemen die ik hier tegenkom moeten opgelost worden. Duurt best nog even voor ik het licht zie. Die deegbal is helemaal niet zo’n slecht idee. Het zorgt er in ieder geval voor dat de haak niet vast loopt in plantennarigheid.
Ik loop al een heel een poosje achter karpers aan. Ik graaf wat in mijn herinneringen. De avonturen op Vinkveen staan me nog helder voor de geest. Voeren met kippenkorrels en vissen met een deegje van dezelfde grondstoffen. Een flinke scheut tarwebloem maakt het geheel behoorlijk kneedbaar. Het verbaast me touwens dat er zomaar vier soorten kippenkorrels zijn. “Wat wil je?”, vraagt de kippenboer. “Korrels voor legkippen, vleeskippen, braadkuikens…” De vierde ben ik vergeten.
Kippen zijn met verschillende voersoorten dus behoorlijk ‘maakbaar’. Dit soort producten bestaat niet alleen voor kippen, ik heb ook leuk gescoord met paardenbrokken. Schapenbix is een legendarisch karperaas geworden. Iedere dierenwinkel heeft een keur aan eetbare zaken in huis. Iedere supermarkt ook trouwens. Ik heb deegjes gemaakt van worstsoorten, kaasproducten, unikaas-uniekaas. Blikvis doet het ook prima. Joop, een fenomeen uit Rotterdam, heeft me verhalen verteld van aas op basis van gerookte makreel. Geweldig, hele wateren mee gesloopt.
Blijven zwelgen in een verleden is natuurlijk niet zinvol. Toch zie ik een gemiste afslag. Door af te wijken van een succesvolle formule ligt er een gevaar op de loer. Ik ben ook van het pad geraakt denk ik. Probleem is nu een losjes liggende lijn op de ondergedoken plantenvelden. Opgelost door met een lomp pennetje te gaan vissen.
Losslingerende haak tussen de planten geeft nog steeds grote narigheid. Wat moet ik hier aan doen? De oplossing is simpeler dan simpel: gewoon weer terug naar de deegbal. Eerder dit jaar goed begonnen. Aanpak klopt. Omstandigheden niet. Irritante belangstelling van andere vissen? Nee hoor, geen enkel probleem. Een haak kan onmogelijk vastlopen als er een deegbal omheen gekneed zit.
Ik zit het dezelfde avond nog te malen, prakken en te kneden. Drie lompe ballen, waarvan er twee de vriezer in gaan. Het voeren, met knalharde ballen, gaat gewoon door. De eerste visdag wordt natuurlijk een mooie zonnige dag. Het waait pittig. Er zijn nog maar weinig plompenbladeren waar ik mijn lijn op kan leggen. Verder dan een meter of tien is al een probleem. De wind trekt behoorlijk aan de lijn. Maak me er geen zorgen over. Ik heb weer een week gevoerd. Heel gespreid, van vlak onder de kant tot strak aan de overkant.
Binnen een uur hobbelt het rode lompertje ineens niet meer op ieder golfje mee. Even een afwijkend ritme. Ik zit helemaal op scherp. Binnen een minuut vervaagt het rood. Ik haal snoeihard uit. Een prachtige weerstand. Gaat hard naar de meidoorn. Ik moet er even hard tegenin hangen. Het gaat goed. Ik kan het geweld keren. Dat betekent meteen dat dit geen karper is.
Een grote zeelt ranselt de oppervlakte. Een zeelt is een verhaal apart. Het is voor mij absoluut geen klein karpertje. Op mijn schaal van waardering heeft een zeelt een eigen plekje, helemaal als de halve meter ruimschoots gepasseerd wordt. Zestig centimeter misschien? Even kijken of het meetlint in de naaidoos ligt. Geweldig, één centimeter eroverheen. Ik maak me een beetje zorgen over het kabaal dat deze gouden ridder met de robijnrode ogen gemaakt heeft.
Een eigen plekje.
Ik ken zeelten als drukke baasjes die flink rondspitten in de zachte bodem. Zal een karper hier van onder de indruk zijn? Misschien wel, maar ik blijf toch een poosje lekker zitten. Een spatje regen kan ook geen indruk maken. Er gaat een half uur voorbij. Door de harde wind wordt secuur plaatsen van een aasje moeilijker. Er komt een stroompje op gang. Teveel lijn aan de oppervlakte sleept door tot het bolle pennetje weggedrukt wordt. Ik probeer het dichtstbijzijnde plompenblad te gebruiken als een soort ankerpunt.
Het pennetje komt precies op het gare blad terecht. Ik laat het zo. Vraag me af of een karper zover gaat om deze weerstand te overwinnen. Het duurt niet lang. Het blad wordt naar links gezwiept. Het pennetje verdwijnt naar rechts. Het waait hard, maar ik zie er toch een aanbeet in.
Er volgt een geweldige knokpartij. Ik voel pijnscheuten als ik in een vreemde houding probeer om de vis uit de struiken te houden. Een paar seconden later komt het gevaar uit de andere hoek. Er lijkt iets te knappen in mijn rug. Komt door een razende superschub.
Razende superschub.
De rest van het weekend loop ik te krukken…