KarperPassie 240
Door Co Sielhorst
De rivier blijft trekken. Van verkennende wandelingen ben ik nog nooit slechter geworden. Ik begin bij de diepe plek die ik al jaren geleden ontdekt heb. Een hengel bij de hand. Een rivierkei in een netje. Letten op de zinksnelheid. Acht seconden loopt de lijn nu van de molen. Dan valt de lijn plotseling stil. Een duidelijk signaal dat de bodem bereikt is.
Ik loop niet meteen vast. Dat biedt perspectief. Deze stek krijgt nog veel aandacht in de komende periode. Het water staat stil. Voor de rest staan alle signalen op groen: westenwind, droog met af en toe een zonnetje. Aangename temperatuur. Er ontbreekt iets. Stromend water geeft een soort vertroebeling die zeker niet onnatuurlijk aandoet. Zonder deze vertroebeling zakt bij mij het vertrouwen al snel tot onder het nulpunt. Het heldere water geeft wel een mooi inkijkje in de diepte. Op zandstrandjes is niets te zien, op kiezelstrandjes des te meer. Op iedere steen staat een grondeltje zijn territorium te verdedigen.
Berend Masselink belde vorig jaar: “Ik heb een aantal visjes gevangen op de Lek. Zwartbekgrondels denk ik.” Ik wil ze graag zien. Diezelfde avond zwemmen ze in mijn aquarium. Pittige luchtpomp geeft behoorlijk wat waterverplaatsing. De visjes hebben er geen enkele moeite mee. Al snel komt er een interessant territoriumgedrag naar voren. De grootste vis claimt de hoogste positie. De grootste steen is van hem. Een holte is nóg aantrekkelijker. Nu zie ik het spektakel naturel.
Diezelfde avond zwemmen ze in mijn aquarium.
Voor de jachthaven in mijn stadje liggen zeer degelijke steigers. Ik kan het nooit laten om hier even rond te neuzen, altijd iets te zien. Grote scholen visjes hangen in het stroompje. Grote aantallen boven de overgang tussen zand en kiezels. De bodem verkleurt van gelig naar donker grijs door de grote scholen visjes, voornamelijk windes. Er scharrelt ook roofblei tussendoor. Bij het kiezelstrandje verandert de samenstelling van het visbestand. Op iedere steen staat een zwartbekgrondel. Er zijn de laatste jaren wel vijf nieuwe grondels aangetroffen. Ravon is een leuke site om verdere kennis over deze invasie te vergaren.
Ik laat de rivier voor wat hij is. Helder water doet het in mijn ervaring nooit zo goed. Het fraaie herfstweer brengt me op een ander idee. Er staat nog een bak tijgernootjes. Kan kennelijk niet bederven; na maanden zie ik nog steeds geen kwaliteitsverlies. Alleen de slijmerige laag die zich meestal vrij snel ontwikkelt, is nu uitgebleven. Misschien komt dat door het invriezen. Net als bij tarwe in de omgevingstemperatuur belangrijk voor de werking van enzymen. Onder de tien graden gebeurt er helemaal niets meer met tarwe.
Bij kamertemperatuur wordt tarwe week en er ontwikkelt zich een smaak die meteen verraadt hoe bier gemaakt wordt. Bij tijgernoten zal zich wel een soortgelijk proces afspelen. Ik ben geen wetenschapper, maar er vallen me wel een paar dingen op. Een poosje koken, uurtje of zo, gas uit, uurtje later nog een uurtje op een laag pitje, estafettekoken dus. Vier keer aan, vier uur uit. Wegzetten op kamertemperatuur geeft bij mij de beste resultaten. Na verloop van een paar dagen ontwikkelt zich een slijmlaagje. Het goedje wordt steeds plakkeriger. Gaat ook steeds prettiger geuren. Opvallend is ook dat andere aasjes zoals maïs, niet meer bederven als ze bij de tijgernoten gevoegd worden.
Ik ga er de plas weer mee bestoken. Een paar dagen voeren. Mijn laatste tijgerdagen waren erg bevredigend. Tot vlak voor de het invallen van de winter loopt het als een trein. De laatste twee dagen vergeet ik nooit meer. Iedere dag een andere dertigplus vis. Machtige schubkarpers, puntgaaf ook.
De volgende dag sluip ik langs de zompige oever van de plas. Overal vlechtwerken van wortels die boven het veen uitsteken. Er is kennelijk al een poosje niemand meer geweest hier. Eenden vinden hier rust en beschutting. Maar nu even niet. Er gaan er een paar op de wieken. Dat levert een fraai schouwspel op. Langs de weg die de opvliegende eenden nemen, beuken grote vissen geschrokken diepe kraters in het water. Veel stekken zijn helemaal ontoegankelijk geworden. Ik moet nog langs de treurwilg. Ook hier zijn de vissen nerveus geworden.
Zelfs overdag zeuren muggen aan mijn hoofd. Op de stek die ik in gedachten heb kom ik de volgende verrassing tegen, er is een omgevallen boom aangespoeld. Door de zon heb ik een redelijke zichtdiepte. Ik moet nu beslissen: krijg ik hier problemen mee of niet? Ik probeer het. Mijn drilervaringen die ik opgedaan heb met Arie komen hier goed van pas. Volglashengel, niet te lang. Maximaal tien voet. Driltijden van een pond per seconde heb ik toch echt meegemaakt.
Ik zit een poosje mijn stek te overzien. Krijg er vertrouwen in. Tevreden ga ik huiswaarts. Er is nog één obstakel te overwinnen: naar beneden gaat prima, terug naar boven die dijk weer op is echt bergbeklimmen. Ik weet nog goed dat hier vroeger een stevig klimtouw met dikke knopen aan het hek vast zat, kon de lokale zwemjeugd ook weer boven komen. De steiger, de duikplank, vooral ook de stek, goed in het voorjaar, zijn overdonderd door omvallende bomen.
De volgende dag ben ik véél voorzichtiger. Langs het pad naar beneden staan hoogstamperen. Zien er erg rijp uit. De eerste vruchten zijn al gevallen. Ik probeer er een. Gatver, wat een melig kreng. Voorzichtig sluip ik onder de elzen richting stek. De omgevallen boom ligt er nog steeds. Ik weet nog steeds hoe ik voorzichtig een stek moet benaderen. Drie dagen voeren lijkt niet veel, maar ik probeer het toch. De laatste stappen zet ik als een reiger, daar heb ik geen spijt van. Meteen zie ik loodgrijze ruggen, lange rugvinnen en donkerbruine staartvinnen. Gelige bekken happen aan de oppervlakte. Duidelijk zichtbare baarddraden. Wat een genot.
Ik durf het eigenlijke niet, maar doe het toch. Ik strooi één handje tijgertjes. De vissen reageren wat verlegen. Verdwijnen uit beeld. Niet lang hierna komt er een karper rondscharrelen. Mijn tijgertje ligt vier meter uit de oever. Zonder loodje is dat makkelijk te doen. Vanaf mijn aas ligt de lijn plat op de bodem. Toch ziet het beest kans om mijn lijn onder de top mee te pakken met zijn borstvinnen. De vis schrikt, ik schrik, lijn strekt, vruchteloze poging leidt alleen tot een grote golf.
En paar minuten later scharrelt er een dikke schub over mijn stek. Brutaal, tot een meter uit de kant. Ik draai op, haal het loodje weg en laat mijn tijgertjes voor zijn bek zakken. Nee, dat was vroeger. Nu lukt dat niet meer.
De enige soort die de winter overleeft.
Onderweg kom ik een bruine winterjuffer tegen. Geweldige camou heeft dat beest. De enige soort die de winter overleeft.