KarperPassie 232
Door Co Sielhorst
De aasvisjes liggen te ontdooien. Ze hoeven niet allemaal zacht te zijn. De buitenste visjes zijn half ontdooid. Als de binnensten bevroren blijven, kunnen ze weer terug de vriezer in als ik weer thuiskom. Het wordt een rustige, droge avond. Ik zet een licht hengeltje klaar. Dobber is leuk om naar te kijken. Ik tuig het hengeltje thuis vast op. Kijk nog even naar het gigantisch grote karpernet.
Eén meter vijfenveertig tussen de armen. Kan echt niet. Ik kom nog ergens een netje tegen met schuifarmpjes. Groot genoeg. Na het eten ga ik op pad. Ik laat het net gewoon thuis. Snoekbaars kan ik toch makkelijk met de hand landen. Vaak lukt het om ze bij de staartwortel te pakken, net als bij zalm. Ik weet ongeveer hoe diep het water is. Een rondje met dieptemeter heeft een mooie waterkaart opgeleverd. Ik zoek de rand van een ondiep plateau op. Anderhalve meter, langzaam aflopend naar een strook van vier meter. Ver uit de kant komen plekken voor van tien tot elf meter diepte.
Ik geniet van de rust. Het is windstil. Het water is gekleurd. Waar het normaal glashelder is, kan ik nu nog geen twintig centimeter diep kijken. Wanneer is dat dan gebeurd? Vorige week was er nog niets aan de hand. Het is blauwalg. Meestal zweeft er een groene waas in het water. Nu lijkt het meer op dunne erwtensoep. Op een paar losse plompenbladeren ligt een blauw laagje. Het ziet er allemaal niet zo lekker uit. Toch is er een aantal vissen heel enthousiast aan het spitten, een flink eind uit de kant. Het zal daar rond vier meter diep zijn. Af en toe rolt er een vis aan de oppervlakte. Lijken wel grote brasems.
Er is in ieder geval genoeg activiteit. De vissen lijken nergens last van te hebben. Ik zak lekker onderuit. Een grote troep eenden strijkt neer tussen de bellenbanen. Nog meer schuimsporen. De azende vissen storen zich niet aan het kabaal. Dit is natuurlijk dagelijkse kost. Aalscholvers zoeken hun slaapplaatsen op, echte gezelschapsdieren. Reigers vechten om een eigen stek. Buiten het broedseizoen zijn deze schreeuwlelijken niet gesteld op gezelschap.
Het begint te schemeren. Ik kijk om mee heen. Kan ik hier in het donker een beetje wegkomen? Voorlopig nog wel denk ik. Ik weet dat snoekbaarzen in de schemering vaak actief worden. Toch mis ik de aanbeet helemaal. Dobber is weg. Ik heb er niets van gezien. Afgeleid door een knal voor mijn kop. Een grote nachtvlinder, of een watertor. Ik voel voorzichtig of ik contact kan maken. De vis heeft een aantal meters gezwommen, maar heeft het aasvisje niet meer vast. Ik voel helemaal niets.
Een grote nachtvlinder, of een watertor.
Watertorren verplaatsen zich in de donkere uren ook. Ze kunnen uitstekend vliegen. Ik ga wel eens met een groep vlinderaars nachtvlinderen. Met een grote lamp voor een wit laken. Veel nachtvlinders komen op licht af en strijken dan op het witte laken neer.
Soms knalt daar ook een grote watertor tussendoor. Voor alle beesten op het witte doek zoeken we de bijpassende naam op. Nachtvlinders zijn vaak prachtig gekleurde insecten, maar de namen die ze hebben zijn nog veel mooier. Wat te denken van huismoeder, rood weeskind, bruine prachtuil of groot avondrood, pure proza toch? Het wordt nu echt donker. Niets gevangen, maar toch een heerlijke avond gehad.
De volgende dag ga ik een snoekwater bekijken voor komende winter. Ik heb er lang geleden binnen een uur 112, 116 en 121 gevangen. Er zal vast nog wel iets te beleven zijn. Het is even heel aardig weer. Prima voor een rondje langs bekende stekken. Ondiepe zomerstekken en diepe winterstekken. Het staat allemaal nog op mijn harde schijf. De wilgenbosjes zijn bossen geworden.
De rietkragen waren al prachtig, die zijn alleen maar mooier geworden. Het water hier is altijd glashelder, drie meter zichtdiepte is heel gewoon. Lang de oever liggen grote betonblokken. Er scharrelt een grote school snoekbaarsjes tussen de stenen. Allemaal eenjarig grut. Lekker gevoel om hier weer eens terug te zijn. Dit heeft allemaal niets met karper te maken. Dat komt door het extreem slechte weer in de dagen hierna.
Aan de plas zit ik liever niet met storm, regen en onweer. Ik weet dat veel bomen hier op scherp staan. De hoge bomen zuigen bliksem aan. Ik kom later in de week in de buurt van de plas en zie dat extreem harde wind een spoor van vernieling heeft aangericht. Een windhoos heeft een populierenbos compleet gesloopt. Ik moet er toch even uit. De polder in dan maar. Ik kies een stuk waar het hoge gras onbeschadigd is. Hier is de laatste dagen zeker niet gevist. Het water stroomt.
Compleet gesloopt door een windhoos.
De plompenbladeren wiegen heen en weer en trekken trage kolkjes. Ik laat mijn deegbal tussen de plompen zakken. Voer losjes wat bij en wil gaan zitten. Het begint te spetteren. Al snel gaat het spetteren over in pittig regenen. Dan vormt zich bij iedere inslaande grote druppel een dikke bolle luchtbel op het water. Ik heb gelukkig de poncho altijd in de auto liggen. Het is een legerponcho waar royaal twee mensen met stoel en tas onder passen.
De stroom heeft geen vat op de lijn. Zonder lood blijft alles keurig op zijn plaats. Er hangt ook nog een keurige bocht in de lijn tussen hengeltop en water. Ik heb alleen niet goed zicht op de lijn. Daarom hang ik een licht wakertje tussen de ogen. De poncho kan weer uit. Blauw/zwarte dreiging blijft. Aan de overkant roept een fazant. Een haan. Prachtige kleuren. Alleen dat geluid. Lijkt wel een roestig scharnier, maar dan veel harder. Het beest lijkt zichzelf aan te moedigen voor de oversteek.
Daar komt hij. Helemaal geen staart. In de rui. Lijkt wel een vliegende gehaktbal. Verliest snel hoogte, maar haalt het toch. Het wakertje heeft nog niet bewogen. Ik zie wel de lijn strekken voor de top. Met kleine schokjes klimt de lijn uit het water. De bocht strekt zich. Dan komt het wakertje trillerig omhoog. Niet te missen. Heel even massieve weerstand.
Dan wankelt er een grote brasem onder de top. Die wil ik niet in mijn pas gewassen net hebben. Het beest stuitert even tussen de plompen en rolt van de haak. Toch kan ik niet voorkomen dat er veel te veel kabaal ontstaat op mijn stek. Er vertrekt een grote boeggolf. Wat verderop sluiten meerdere boeggolven zich aan. Ik denk dat mijn kansen verkeken zijn.