Karperpassie 219
door Co Sielhorst
26 januari 2008
Ik loop tegen een paar problemen op. Kan het niet meer opbrengen om aan de plas te gaan zitten. Heb het even helemaal gehad met de snoeken. Kleiner water om in de rust en de luwte te zitten wil ik ook niet. Ik ben even de uitdaging kwijt .
Komt ook omdat de karperpassie oplaait. Ik zit al weer een aantal weken minimaal één avond in de week aan het water met Arie. We zien vrijwel iedere keer actie. Er is dit jaar nog geen vis uitgekomen maar dat kan nooit lang meer duren. Iedere week kom ik rond middernacht thuis met een voldaan gevoel. De wetenschap dat er op dit water hele grote vissen rondzwemmen geeft een apart soort spanning. De gang naar het water over glibberige paden gaat me steeds beter af.
Arie neemt het voeren voor zijn rekening. Heel belangrijk om de vissen aan de gang te houden.Vorig jaar heb ik ervaren dat succes bijna niet uit kan blijven als een stek om de dag bijgehouden wordt. Dat hoeven geen grote hoeveelheden te zijn. De regelmaat is veel belangrijker.
We kiezen zoveel mogelijk de droge avonden uit. Ook deze avond zitten we weer helemaal goed. De zon heeft zelfs nog een paar uur geschenen vandaag. Arie stelt voor om op een ondiepe stek te gaan zitten. Er staat maar een meter water in de smalle doorgang naar een ondiepe kom. Deze plek krijgt de hele dag de volle zon.
We kennen allebei voorbeelden genoeg van vroege voorjaarsvangsten op ondiep water. Hengel één gaat dus in de ondiepe doorgang. De andere hengel naar het midden van de kom. We kruipen in de luwte langs het riet. De hengels staan schuin omhoog zodat de lijn boven de pluimen blijft.
We zitten een uur, onze ogen zijn nu helemaal gewend aan het duister. Vechtende koeten zijn al druk om hun territorium te verdedigen. De lucht is plotseling helemaal vol ganzen. Met duizenden komen ze laag overvliegen. We kunnen ze zelfs zien in het donker. De rust keert snel weer terug.
Recht voor ons veert luid krijsend een koet op. Het beest vliegt wel héél ver weeg. In de lijn gezwommen en hevig geschrokken denken we. Arie voelt even aan de lijn. De bedoeling is dat het loodje nog voelbaar is. Niet te strak maar zeker ook niet te losjes. Hij voelt helemaal niets. Wat denk je dan? Pestvogel?
Hij pakt de hengel van de steun en wil kijken hoeveel losse lijn er in het water ligt. Met een geweldige sjor wordt de hengel naar beneden geramd. Glibberend en struikelend stopt hij me de hengel in mijn handen. Hoog gaan staan. Ik sta hier stevig in mijn schoenen en zet een paar stappen achteruit met de hand op het spoeltje. Het schokeffect is over. Dit wordt een klus. Het is een grote vis. Hij mag niet de kans krijgen om op gang te komen.
De kom in zwemmen mag wel een klein stukje. Doordat ik hoog blijf staan krijgt de vis de kans om wat meters te maken. De zware glashengel is perfect voor dit soort omstandigheden. Zelfs in deze grimmige stand heeft de stok nog iets over. Plotseling ontdekt de vis, dat terug zwemmen veel makkelijker gaat. Als een stoomwals probeert het beest nu vaart te maken richting doorgang. Nu als de donder naar beneden.
Vanuit een laag punt kan ik de druk misschien wel zo hoog opvoeren dat de vis uit balans raakt. Een paar seconden later breekt er een groot lijf door de oppervlakte. Takken schuren langs de lijn. Héél even lijkt de vis vast te zitten. Dan kiest het beest wéér heel snel de weg van de minste weerstand. Knalt regelrecht de rietkraag in. Ik merk dat het lompe beest hier niet meer voor of achteruit kan. Het vertrouwen dat deze vis eruit komt is nu torenhoog.
Arie kan er niet goed bij met het net. Hij moet een paar meter naar links. Ik hoef het beest alleen maar te sturen bij de laatste klappen van die machtige staart. Ik zie dat het groot is maar durf nog niets te schatten. Arie wel, die staat er bovenop. Veertig plus. Ik hou de zenuwen redelijk onder controle. Mijn maat steekt het net zo diep mogelijk tussen het riet. Ik wals het beest er met veel lef boven. Het valt niet mee om het net omhoog te krijgen zodat de vis erin rolt.
Na wat steunen en kreunen hoor ik een luide knal. Krakend carbon. Dat geluid kerken ik altijd en overal. Het wordt nu even spannend. Arie doet twee stappen vooruit, vloekt een keer en heeft de armen van het net om de vis heen gevouwen.Zijn laarzen zijn in het vuur van de strijd volgelopen. De steel zoeken we straks wel op. Het spreidblok is er uit gescheurd. Voel jij eens, is hij veertig? Ik heb nog steeds de volle omvang van de vis niet gezien. Nu ik het beest even boven water til ben ik het helemaal mee eens. Dit is een veertiger.
Hier had van alles fout kunnen gaan. We geven elkaar een schouderklopje voor doortastend handelen. Even wegen en wat plaatjes nu. Hou hem even recht zegt ie. Ik ben al blij dat ik dit gevaarte vast kan houden. Even een hand onder die kop. Dit kan een mens echt niet als hij alleen is. Ik sta te hijgen als een paard als Arie het beest even later weer het water in laat glijden. Tweeënveertig pond.
..Even proefzitten..
Het net is kapot. Het is nog vroeg. We proberen het gespleten stuk eraf te zagen met een mes. Wonder boven wonder lukt dat. We schuiven het blok weer op zijn plaats, voelen even met het natte net en horen meteen weer een akelig gekraak. Dit gaat niet lukken. We pakken in.
Dan gebeurt er iets in het water. Stomverbaasd kijken we elkaar aan. Springende vis?
Jazeker! En nog een grote vis ook. We pakken niet in. Er is nog koffie genoeg. Dit is een avond uit duizenden. Er springen aan de lopende band karper op onze stekken. Je moet er niet aan denken. Zonder kapot net had er nog veel meer in het vat gezeten. Gelukkig ken ik nóg een spreekwoord. Wat er in het vat zit…