Karperpassie
door Co Sielhorst
18 september 2007.
Het is stralend weer. Ik hoef in principe helemaal niets mee te nemen. Johan komt precies op tijd de straat blokkeren. Ik kan het niet laten om toch iets te proberen. Even een kort kunstaashengeltje, opgetuigd met een sbrolino. Van Henk gekregen op de beurs in Maurik. Een normaal mens gebruikt zo’n ding als werpgewicht. Afhankelijk van het soortelijke gewicht brengt het geval ook kunstaas op de gewenste diepte.
Ik ga proberen hoe gesleept kunstaas zich gedraagt achter deze langzame zinker. Ik heb natuurlijk geen uitgebreid assortiment kunstaas. Wat ik wél vaak heb is vertrouwen in het plugje dat ik eraan knoop. Ik hou het klein. Hoop op roofblei en baars. De snoeken zijn uitgekookt op het riviertje waar we heen gaan.
Geroutineerd gaat het schip te water. Het smalle hellinkje biedt weinig speling. Johan ploft de boot in één keer precies in het midden. Even later snorren we rustig slepend langs de rietkragen. Johan wisselt af en toe van plug. Ik verander af en toe de afstand waarop mijn kunstaas loopt. Hoe verder weg hoe dieper? Is dat ook zo met een sbrolino vóór het plugje?
....Na enig aandringen….
Plotseling knalt de hengel van Johan krom. Ik gooi mijn hengeltje aan de kant. Waar is de camera. Duidelijk snoek. Lekkere sprints. Kan best een leuke vis zijn. Eerste keer aan de oppervlakte. Tijd geleden dat ik een snoek gezien heb. Niet dat ik er ineens bang voor geworden ben of zo. Ik kijk alleen wél even waar de haken zitten vóór ik mijn hand langs de kieuwdeksel naar binnen laat glijden.
Een punt losjes tussen de kieuwbogen. Ik hou de bek wijd open. Onthaken is een fluitje van een cent. Al het kunstaas heeft Johan van weerhaken ontdaan.
Bijna tachtig centimeter. De eerste is binnen. Ik blijf volharden in mijn benadering. Hoop eigenlijk op wat baarsjes. Snoekseizoen komt er weer aan tenslotte.
Een tegemoetkomend bootje doet het beter. Die gasten vangen wél baarzen. Johan ziet meteen wat er aan de hand is. Komt straks wel. Het idee om snel te gaan trollen levert na wat aan dringen een roofblei op. Ik heb nog steeds geen aanbeet gehad.
Er is een hele snoepwinkel aan boord. Die baarzen komen strak uit het kantje zegt Johan. We gaan dus strak in het kantje varen na een snelle ronde. Vooral langs de steenstort komen er vlot aanbeten. Af en toe rolt er een af. Vijftien aanbeten later zijn we ze weer even krijt. Ik kijk even door een bonte doos met klein spul. Spro asp, in drie kleuren. Leuk zwaar lijfje van lood, een spinnerblaadje moet de aandacht trekken. We varen even over dieper water. Ik laat de asp (Aspius is de wetenschappelijke naam voor roofblei) wat verder afzakken. Krijg een stomp op de hengel en het feest kan beginnen. Eigenlijk ben ik niet eens verbaasd dat er gewoon een roofblei aan hangt. Ik dril de vis uit tot naast de boot. Daar besluit het beest zich te onthaken. Een karper verspelen drijft me tot razernij. Hier kan ik alleen maar om glimlachen. Schitterende dag met maar één opdracht: het vangen van een vis. Deze missie was voor mij ook geslaagd zonder vis.
In het weekeinde ga ik het komende winterseizoen voorbereiden. Eerst vergunningen regelen bij Jos en Corrie, ook even bijpraten natuurlijk. Dan ga ik even naar het water waar ik komende winter weer achter de snoeken aan ga. Ik moet even de sfeer opsnuiven. Er zitten twee kinderen te vissen. Ik loop in de luwte de oever langs. Er is nog een stuk uitgediept. Aan de planten is te zien dat de grond hier tamelijk vers is. Allemaal pioniersoorten die na verloop van tijd weer plaats maken voor planten die verstoring minder waarderen.
De zon prikt, in de luwte is het best warm. Er vliegen nog redelijk wat vlinders. Ik loop zonder op de afstand te letten gewoon door. Een volgende plas ligt binnen handbereik. Ik kan nog nét mijn auto zien staan. Twee kilometer schat ik. Een klein stukje nog. Langs een rand van steenstort loopt iets vreemds. Op zes poten lijkt een grote wolhandkrab over de bodem te zweven. Ik ben meteen weer bij de les. Dood aas op de bodem is hier tussen de dijken een probleem, zeker als de water temperaturen nog redelijk hoog zijn. Ik ben dus best blij met het partijtje baarzen dat ik al in de vriezer heb liggen.
Ik ga terug. Vijf kilometer lopen, een halve dag vissen, het lukt me allemaal.
Op de terugweg blijf ik in de luwte van een wilgenhaag. Ieder bloempje wordt belaagd door zweefvliegen. Vliegen die allemaal hun best doen om zo veel mogelijk op een wesp te lijken. Een soort blijf van me lijf uiterlijk. Ik heb weer zicht op het water. Scholen alvers, of zijn het roofbleitjes? Moeilijk te zien. Het kunnen ook wel kleine windes zijn.
De kinderen zijn weg. Hoe laat is het? Aan de zon te zien een uur of vier. Is er verder nog iets te beleven? Aan de overkant van de rivier ligt nog een mooie plas. De wind staat gunstig om daar ook even rond te kijken. Ik kom nu langs de plek waar de kinderen hebben zitten vissen. Ze hebben alles keurig opgeruimd. De meeste volwassenen maken er een bende van. Er is wat witvisvoer op de steenstort blijven liggen. Er liggen ook wat bleke bewegingsloze maden. Dat ruimt de natuur wel op. Het zonnetje schijnt zo weldadig. Ik kan gewoon niet wegkomen. Nog een slok water en even zitten. De kabbel achter de stenen wordt plat geveegd. Een brasem. Die gaat wel héél gretig tekeer om de voerrestjes te bemachtigen. Het zijn er meer.
Dan komt er een gouden flank in beeld. Heel rustig rijst er een brede flank van een gouden schub omhoog uit het troebele water. Ik zit hier toch niet in de Efteling of zo?Wat een uitslover. Ik krijg hier een probleem mee. Kan hier toch moeilijk op snoek gaan vissen. Dit zijn vissen die zeker niet iedere dag voorbij komen. Even kijken nog. Het beest ramt gewoon die brasems aan de kant.
De zon laat het afweten. Het doorzicht van het water neemt af door het wroeten van de brasems en de karper. Ik klauter de dijk op. Daar komt de zon weer. De karper, nu toch zeker vijftig meter van me af slooft zich nog even uit.
Hier moet ik even een nachtje over slapen.
...Een nachtje over slapen….