Karperpassie 210
door Co Sielhorst
21 juli 2007.
Ik kan het niet laten. Moet er even tussenuit. Liefst gewoon achter een karper aan. Al het andere is leuk maar kan me op dit moment gewoon niet boeien. Er broeit een plannetje. Hoe ben ik in de zestiger jaren begonnen met karperen?
Er bestond lange tijd niet veel meer dan een volglashengeltje van een meter of drie. Ook de eerste Engelse hengels die speciaal voor kaper ontwikkeld werden waren ook niet veel langer dan tien, hooguit elf voet. Viel daar dan niet mee te vissen? Natuurlijk wel. Ik heb ontelbare karpers gevangen aan een tien voet hengeltje. Noodgedwongen kort omdat ik veel langs een woest begroeide plas viste.
..parmantig staan..
De vijftien voet penhengel die al jaren mijn voorkeur heeft kent ook nadelen. Door de lange hefboom krijg ik zo zwaar op mijn sodemieter dat ik zelf het loodje dreig te leggen vóórdat de vis in het net ligt. Dat gaat dus niet zo goed meer.
Er spelen herinneringen aan de korte hengel periode door mijn hoofd. Hoeveel verschil maakt de lengte van de hengel? Ik probeer me er een voorstelling van te maken. Het is al zó lang geleden dat ik met een tien voeter langs waterkant heb gezeten.
Er speelt één dril door mijn hoofd. Strak langs een omgekieperde treurwilg. Echt een hotspot. Vaak zwemmen de vissen duidelijk zichtbaar onder de zware stam door. Met de nodige overtuiging, hand op spoel en achteruit lopen lukt het om hier vissen te overdonderen.
De andere kant op is het ook niet veilig. Klein speelveldje dus. Ik heb me hier één keer laten verrassen door een vis die zich diep in het zware lelie veld boorde. Ik heb het beest opgehaald want er was geen beweging meer in te krijgen. Na wat vlechtwerk van taaie stengels terugleggen kom ik bij de vis. Opvallend makkelijk trek ik hem nu aan de vrije lijn naar het wachtende net op de rand van het veldje. Nu is de hefboom helemaal weg.
Die hengel besodemietert ons behoorlijk. Hoe langer die wordt hoe zwaarder hij wordt om te bedienen.
Met die wetenschap duik ik de werkplaats in. Er staat een tweedelige tien voeter in de hoek. Ook nog van holglas, mooier kan niet. De meeste ogen zitten er nog op. Het greepje is van een soort antisliprubber. Er staat wel een reelhouder op. Voor de zekerheid plak ik nog even roestvrij stalen ringetjes op de sluiting. Even een molentje erbij zoeken met nylon. Dertig honderdste moet genoeg zijn. Stukje dyneema eronder. Raptor tien. Elastieken lusje eronder en een paar snippers bladlood op de lijn. De rest zie ik aan het water wel.
Vol vertrouwen ga ik in de loop van de dag naar de polder waar de metergrazers zwemmen. Kom maar op. Het water stroomt nog steeds harder dan normaal. De weilanden zijn natuurlijk nog helemaal verzadigd van de vele regen van de laatste dagen. Stevig pennetje maar geen schuifloodje vandaag. Nog een snipper bladlood erbij, dan moet het lukken.
Ik zoek de luwte van een plompenveldje. Hier voer ik wat.
Het is wat onwennig. Anders leg ik mijn aasje zonder rimpeling precies achter het blad waar ik het hebben wil. Nu maak ik een worpje over de stek heen. Dan draai ik mijn aasje rustig naar de plek waar ik gevoerd heb. Het pennetje gaat parmantig staan wiegen. De lijn ligt op het blad. Ik voel nu al dat dit stokkie een beste vis aan kan.
Binnen een uur hipt het rode puntje een keer omhoog. Nerveus zit ik met mijn handen boven de greep. Een aanbeet om nooit meer te vergeten. Heel traag vervaagt het rood. Met één hand goed te mannen.
Iets onverzettelijks begint in de open banen tussen de plompenvelden te koersen. Scheert daarbij de veldjes nog strakker dan de al waren. Voor ik de vis gezien heb weet ik het al. Een karper. Even uit de koers, midden in de plompen een staart. Ja, hoor. Goud en oranje. Mooie schub.
Ik hou hem in het veldje. Gaat als vanouds. Heeft niets meer in te brengen. Ik voel me hier stukken beter bij. Het net gaat te water. Iets te overdonderend misschien. Als een furie slaat de vis woest in het rond. Rost een bosje stengels bij elkaar. Trekt ze gewoon kapot. Nóg een keer hetzelfde spelletje. Dit is teveel. Ik heb de haak al in de bovenlip zien zitten. Daardoor ga ik nu misschien zo hard. Hij rolt eraf. Ik voel me kiplekker. Normaal kan ik niet zo goed tegen mijn verlies. Nu denk ik alleen maar: Ik kan het nog!
Ik heb nog steeds vertrouwen in de stek. Ik heb nog een paar uurtjes te gaan. Even een paar brokken aan een stukje pva. Laat het spul voorzichtig op mijn stek zakken. Rimpelloos gevoerd. Hengeltje doet het lekker.
Het water ziet er levendig uit. Langs de overkant jaagt regelmatig roofvis. Pennetje staat weer tegen een blad aan te wiegen. Hier en daar verraden belletjes bodemgewroet. Altijd goed voor het vertrouwen. Dan vluchten er ook nog schichtige visjes aan de oppervlakte. Alle seinen staan op groen. Nogal logisch dat het pennetje even later weer wegzakt.
....vrij worstelen….
Na een sabelhouw snijdt de lijn door de plompen. Met grof geweld wordt alles wat in de weg staat ontworteld. Wat een lomperd. Ik voel weer hetzelfde als twee weken geleden. Zware stampen, een grote grazer. Door het korte stokkie wordt ik niet meteen uit mijn stoel gerost. Ik blijf zolang mogelijk zitten. Dit gaat lekker!
Pas op het laatst komen er wat probleempjes. Net als de karper parkeert de grasbak zich in een plompenveld. De lijn loopt vast tussen de planten en de vis. Ik ben even het directe contact kwijt. Door zoveel mogelijk van links naar rechts en weer terug te maaien met het hengeltje krijg ik de bos planten in beweging. Dan blijkt waar een grote vis toe in staat is.
Hij sloopt met een paar harde klappen het hele plompenveldje. Heerlijk, ik heb weer contact. Probleemloos maak ik het verder af. Het net gaat eronder. Landen is ook een stuk eenvoudiger met een kort hengeltje.
Op de kant wordt het een partij vrij worstelen. Bij iedere beweging leg ik het beest weer even terug in het natte gras. Dit is wél een tamelijk vermoeiende bezigheid, maar als ik thuis kom ga ik eerst gouden ogen op mijn korte hengeltje zetten.
....gouden ogen….