Karperpassie 206
door Co Sielhorst
23 juni 2007.
Zaterdag zie ik het niet zitten. Ik ben toch een beetje kwetsbaar. Een flinke kou oplopen is normaal geen probleem maar nu even niet. Bovendien heb ik mijn oog laten vallen op een riviertje.
Nog een probleem. Het riviertje wordt in de damesbladen en toeristische artikelen in grote kranten helemaal stukgeschreven. Weer of geen weer, alle dagen van het jaar peddelen hier hordes kano’s voorbij. In ieder dorp zit wel een verhuurder. Bedrijfsuitjes met mensen die nog nooit in een kano gezeten hebben zijn de grootste kwelling.
..tevreden..
Zondag knapt het weer een stuk op. Zeker geen dag om naar het riviertje te gaan.
Maandag is het weer een sombere dag. Er is zelfs onweer voorspeld.
Ik heb een stek waar mijn auto achter me tussen de perenbomen kan staan. Gaat het echt spoken dan ga ik gewoon even in de auto zitten.
Het water stroomt zacht. Een vlagerig windje blaast flarden regen over het water.
Ik ga eerst een bodempje leggen. Vanuit en gat tussen de plompen trek ik een streep voer tot een paar meter naar het midden. Donkere wolkenbaan. Lijkt wel een soort rolwolk. Komt recht op me af. De brede horizon boven de lage fruitboompjes laat niets te raden. Dat wordt dikke narigheid. Het kan nog een paar minuten duren.
Er prikt even een bleek zonnetje door wat vale sluiers. Genoeg tijd om even langs de oeverbegroeiing te kijken. Al vrij snel voel ik de moker. Honderd meter gelopen? Ik moet even gaan zitten.
Vanaf een stapel stammetjes voel ik heel even een weldadig zonnetje. Er zweven meteen honderden lantarentjes langs het hoge gras. Ragfijne juffertjes met een helderblauw achterkantje. Waarom ze zo heten zie je meteen. Ineens vliegt er een heel ander soort juffer voorbij. Groter, veel meer blauw. Die heb ik eerder gezien. In Frankrijk vorig jaar. De overeenkomst is duidelijk. Een langzaam stromende rivier met uitbundig begroeide oevers. Door de oplopende temperaturen breidt de soort, de blauwe breedscheenjuffer, zich al jaren in onze richting uit.
Ik ben weer een beetje op adem gekomen. Een nieuwe soort scoren is altijd leuk. Helemaal als het een thuissoort is. Ik kijk even terug of de plaatjes gelukt zijn. Mooi, staat er goed op.
Alweer een zware dreigende lucht. De vorige visdag heb ik er voortijdig voor afgebroken. Nu gaat dat niet gebeuren. Ik moet opschieten. Precies op tijd stap ik in de auto. Dikke druppels en wat hagel kletteren op het dak.
Ik zit het geweld rustig uit. Onweer blijft uit. Maar het lijkt wél even te gaan duren. Daar ga ik niet op zitten wachten. Goed gepland werken nu want te veel sjouwen gaat me niet goed af. Eerst zet ik de plu neer. Zwaar genoeg, even pauze. Dan stoel en tas op hun plaats. Weer even pauze. Hengel en net gaan in één keer mee. Onder de plu zet ze in elkaar. De groene muur langs het water is zeer geschikt om mijn hengel op te laten rust. De molen en een flink deel van de greep hangen vrij. Mooier kan het dus niet.
Het water stroomt minder hard dan ik dacht. Tussen de plompen staat het bijna stil. Wat verder uit de kant doet deze montage het toch wel goed. Ik gooi over mijn stek heen en trek dan de handel terug om mijn aas gluiperig neer te laten dwarrelen. Dat wordt gezien en meteen gevolgd door een geweldige sjor. Natuurlijk is dat het laatste waar ik op reken. Heel even kromt de top zich om meteen weer recht te veren. Verknalde kans? Misschien wel.
Ik ben hier nu al ruim een uur. Nog steeds geen sterveling gezien. Het weer wordt er niet beter op naarmate de dag vordert. Ik heb zwaar geluk gehad met mijn eerdere libellenscore. Daar ben ik eigenlijk wel tevreden mee.
Het gras is helemaal nat. Kikkers voelen zich opperbest onder deze omstandigheden. Met enige regelmaat komen grote groen gevlekte kwakers voorbij springen. Er zijn beesten bij die moeiteloos een meter ver springen. Superkleine padjes die nog naar kort geleden het waterstadium achter zich gelaten hebben bewegen een stuk onhandiger. Ik moet goed oppassen voor ik mijn voeten hier verzet. Het krioelt er van.
Op mijn stek begint het wat op te leven. Vooral tussen de buien door lopen er stevige bellenstrepen tussen de plompen door. Ik ga wat scherper zitten. Verlies mijn pennetje geen moment meer uit het oog. Er spettert een panisch voorntje langs de oppervlakte. Er is iets gaande daar beneden. Mijn stroomdobbertje staat te stampen. Zelfmoordbleitjes, gaat het door me heen. Toch schrik ik iedere keer weer. Hand boven de greep. Klaar om uit te halen. Het komt er maar niet van. Ik ben hier al minstens tien jaar niet meer geweest. Misschien is overdag vissen wel helemaal zinloos geworden door de massale belangstelling van feestgangers, schoolreisjes en bedrijfsuitjes.
De aanhoudende belangstelling van klein grut is al een poosje stilgevallen. Verjaagd door een kudde buffels? Ik ben er al een poosje klaar voor. Een half uur later haal ik eens op. Ik zit vast. Even doorhalen. Een stinkende zwarte rotte tak komt makkelijk mee.
Ik laat mijn aasje weer zakken. Iets verder nu. Meteen reactie. Zie je wel. Het kan dus wel degelijk. Een mooie zwieper! Ik hak meteen. Er schicht een vis door de plompen. Loopt even vast. Ik durf nog nergens op te hopen. Dat is maar goed ook want even later vecht een brasem zich vrij van de planten.
Een mooie zwieper