Karperpassie 185
Door Co Sielhorst
27 januari 2007
De maand kabbelt in lauw tempo voorbij. Dan worden de berichten ineens wat zorgwekkend. Vorst voorspeld.Wat een narigheid. Ik voer gewoon door. Afgeteld tien brokken per keer. De week vordert en donderdag ziet het er somber uit. Lange stroken ijs langs de oever. Ook onder de brug is het rond de pijlers stevig aangegroeid. Op mijn stek kan ik nog net mijn handje voer laten vallen.
Deze witte waterwereld…
Ik kan me haast niet voorstellen dat ik zaterdag nog in deze witte wereld terecht kan. Vrijdag komt de ommekeer. Het is niet minder koud, maar de wind in gedraaid en flink aangetrokken. De stroken ijs zijn weg. Onder de brug is ook al het ijs weggeslagen. De slootjes die op dit water uitkomen zitten wél allemaal potdicht. Vrieskou en harde wind geven natuurlijk een superlage watertemperatuur. Ga ik eindelijk een echte wintervis vangen misschien.
Het is koud. Ik spring snel in de kleren. Binnen een paar minuten zit ik als een dikke groene eskimo in het water onder de brug te staren. Waar ik vorige week nog redelijk wat tekenen van leven zag is het nu doodstil. Geen rimpeling, geen belletje, redelijk vlak water maar ik weet dat de vissen er zijn. De aasperiodes kunnen nu héél kort zijn. Ik heb genoeg aan een paar minuten. Ik ben vroeg in de middag gaan zitten. De eerste twee uurtjes zijn goed door te komen. Dan wordt het taaier.
Gewoonlijk hou ik gewoon de hengel vast. Dat is een goede gewoonte maar ik heb nu toch een paar handschoenen nodig. Zo hou ik het wel uit tot het donker wordt. Het laatste uurtje van de dag komt er wat kleur aan de hemel. Het ziet er best mooi uit maar ik moet me er niet te veel door af laten leiden. Nog even dan gaat de lantaarn aan de overkant aan. Het is lang licht vandaag. Dan is er ineens die trilling. Nee, ik weet zeker dat ik niet beweeg met de hengel. Mijn hart slaat meteen een paar slagen sneller. Mijn enige kans op een vis dit weekeinde.
Dáár heb ik een beetje moeite mee. Nog vóór ik het verloop van deze aanbeet afwacht heb ik besloten om morgen nóg een poging te wagen. Er komt geen vervolg op het opstekertje. De dag eindigt in kil grijs maar mijn plan voor morgen geeft toch een goed gevoel. Terwijl ik inpak zie ik dat het ijs in het slootje naast de brug snel wegsmelt. Morgen is de watertemperatuur zeker een paar graden hoger.
De volgende dag ben ik er weer. Het waait hard. De temperatuur zit weer richting tien graden. Er zwiept een lichte miezer over de weilanden. Paraplu opzetten met deze wind zal wel niet lukken. Mijn kleren zijn makkelijk een uur waterdicht. Ik ga gewoon zitten. Er staat weer een gezellige storm. De wind zwiept niet alleen de golven hoog op, ook de watertemperatuur loopt snel op. Het water stroomt niet meer zo hard. In de temperatuurdip is er geen regen meer gevallen. Een stevige golf is geen probleem.
Ik nestel me naast de brug. Kan niets los laten met deze harde wind.. Moet meteen op mijn stoel gaan zitten anders gaat die te water. De tas is zwaar genoeg. Het net leg ik laag in de oever langs het slootje. Héé, al het ijs is weg. Zie je wel, het móét iets warmer zijn. Dan steek ik de drie delen van mijn penhengel in elkaar. Het pauwenpennetje moet ik steeds weer even op de juiste diepte zetten. Hoe harder het waait en hoe meer de gemalen er aan sleuren hoe meer ruimte ik geef onder de dobber. Nu is het alleen de wind. De stroom is te verwaarlozen.
Het lijkt in één keer goed. Tussen dobber en hengeltop staat ongeveer een meter lijn uit. Ik zorg dat de lijn vóór het aas blijft om te voorkomen dat een vis eerst door de lijn zwemt en dán pas bij mijn aas komt. Zelfs als het betekent dat de vis te weinig ruimte krijgt voor een wegloper. Ik heb toch vorige week gezien, de aanbeet helemaal niet gezien en toch een vis gevangen. Natuurlijk is het eerste signaal en het verloop van een aanbeet een belangrijk element in het penvissen. Zenuwslopen soms. Wanneer moet ik reageren.
Nu is dat glashelder. Het pennetje staat te wiegen in de golven. Dal, boven, golf, even weg. Een rustgevend ritme. Iedere verstoring heeft iets te betekenen. De wind trekt af en toe stevig aan de hengel. De top wordt soms toch teveel weggetrokken. De bewegingen van hengel en golven zijn niet steeds goed te volgen. Alleen door hengel en pen dicht bij elkaar te houden is het verband te volgen. Irritant vaak trekt de hengel de dobber weg. Toch denk ik dat er bij het aas niets van deze onrust te merken is. Daarvoor heb ik veel ruimte ingelast tussen dobber en aas.
Dan is het ineens zover. De pauwenpen wordt duidelijk weggegrist. Het wordt geen echte wegloper maar de pen blijft wél diep staan. In het grauwe, bruine water zie ik nog steeds het rode puntje. Ik koester het moment even. Dan haal ik uit. Helemaal instinctief. Luidende klokken, huilende wind, wat een fantastisch gevoel. De regen zwiept in mijn gezicht. Heerlijk! Een lome knokpartij op het scherp van de snede, rakelings langs de scherpe betonnen randen.
Onder de vis komen is niet nodig. Ik vind het nog steeds een beetje onder de gordel om een vis uit balans te brengen maar ik zal het niet nalaten in gevaarlijke situaties. Deze echte wintervis gedraagt zich ook als een wintervis. De eerste uitval is bloedlink. Hangend aan de brugleuning verleg ik het strijdtoneel naar het midden van de arena. Slip scherp ingesteld. Alles komt op één arm terecht. Een lome wintervis laat zich gewoon overdonderen. In maart durf ik hier al helemaal niet meer te vissen. Alles gaat goed. Net gaat te water. Hoe lang? Een volle minuut denk ik. Langer heeft dit feestje niet geduurd. Deze vis gaat zich niet zelf onthaken. Ik zie dat mijn maatje tien net achter de bovenlip hangt. Ik zet het net met het touwtje achter de vis in het water. Die komt echt niet weg zo. Ik probeer een plaatje te maken. Camera in de stuifregen is niet echt een briljant idee. Ik heb hard gewerkt voor deze vis. Het is dus niet meer dan normaal dat het héél even droog wordt.
héél even droog..