Karperpassie 183
Door Co Sielhorst
13 januari 2007.
Ik blijf decadent voeren. Raampje open. Hup. Die brokken erin en gassen maar weer. Walgelijk gewoon, ik ben gewoon een ouwe vispeuk. Ik geef het toe. Ik wil gewoon vangen.
Een ruige natte week met temperaturen rond de tien graden, en ook nog nachten die niet al te koud uitpakken. Perfecte omstandigheden voor ondiep water. Ik ben nog steeds niet helemaal topfit. Een hele dag buiten zitten gaat niet lukken. Dat geeft niets want ik ga toch weer slagen in mijn missie. Binnen een uur moet ik een vis hebben.
Op het thuisfront ligt nog een klusje. Er moet een oude schutting in de container gefrommeld worden. Eerst met een zaag erop om de planken wat korter te maken. Dat duurt veel te lang. Ik ben ook binnen een half uur helemaal verrot. Dat moet anders. Een brede bijtel en een vuistje. Ram bam, een paar beuken en één gerichte trap. Dat gaat stukken beter.
Wanneer ga jij eigenlijk vissen en hoelang dan, vijf minuten of zo? Ik ben blij dat Toos beter op de klok let dan ik. Het is al drie uur. Ik laat alles uit mijn handen vallen. Morgen geef ik nog wel een paar klappen.
Natte week…..
Even later sta ik bij mijn stek. Klep open. Eerst die winddichte tuinbroek aan. Ik sta met de rechter schouderband in mijn kruis. Lachfilm met klapstoel. Door een zware windvlaag lazer ik bijna in de bermsloot. Even opnieuw. Mijn slippers waaien weg. Auto andersom parkeren dombo. Daar begin ik nu niet meer aan. Even worstelen en ik kan goed aangekleed naar mijn stek. Ondanks de storm doe ik héél voorzichtig. Stap voor stap schuifel ik de schuine kant af. Leg voorzichtig alles op zijn plaats. De hengel heb ik bij de auto al opgetuigd. De brok hangt er ook al aan. Ik hoef alleen het net nog maar in elkaar te zetten.
Vóór ik mijn aasje laat zakken kijk ik even goed naar het water. Er rollen lange golven onder de brug door. Sommigen slaan ruisend om. Wit schuim vliegt de kant op. Het stroomt niet zo hard als vorige week. Kan ik tóch redelijk subtiel vissen. Goed kijken voorkomt een hoop onnodig geklooi. Pennetje gaat staan en blijft staan. Wonderlijk, een stoot bellen. Dat is gewoon vis. Geen karper. Ik denk aan brasem. Zit ik nu niet écht op te wachten.
Dwars door de golven kan ik de bellenpatronen volgen. Waar ik bang voor ben gebeurt even later. Pennetje zakt weg. Ik kan niet anders. Tik vast en haak een vis. Loom legt een brasem zich van zijn ene flank op de andere. Het is een gigant. Ik heb brasems van ver in de zeventig centimeter vast gehouden. Deze vis is ook van deze categorie. Ik kijk van bovenaf op de vis. Deze brasem is zwaarder dan ik ooit van dichtbij gezien heb. Is dit dan een tienponder die ik best even vast wil houden? Ik zal het niet weten. De vis rolt van de haak. Pen, loodjes en brok flitsen weg. Gelukkig valt alles weer losjes te water. Niets in de knoop. Even de brok aan het elastiek fatsoeneren. Ik hoop dat de commotie geen karper verjaagd heeft.
Een paar minuten later wéér een dikke bellenbaan. Concurrentie van brasem? Meer voeren? Nee, want dan komen er alleen maar méér brasems. Ik wacht het gewoon rustig af. ‘Vrij snel gebeurt er weer iets. Korte tikken. Pennetje zwabbert even hoog in het water met het lichte stroompje mee. Kan ik niets mee.
Dit is beter. Pennetje zakt weg in het bruine water. Niet meer te zien. Geen vervolg van doorbuigende top. Ik gok het. Haal door en zit meteen middenin een woeste strijd. Het lijkt wel een zwaardgevecht. Het beest probeert alle peilers onder de brug te bereiken. Top onder water. Vis uit balans. Hengel hoog om meters terug te winnen. Wéér een uitval, nu weg van de brug. Onder lichte tegendruk probeer ik deze koers aan te moedigen. Er zit niet écht een stuur aan dit beest. Ik krijg even de kans om mijn prijs hoog in de golven te krijgen. Een stoere streep grote schubben. Verrassing, een rijenkarper.
Nog steeds ben ik er niet zeker van dat deze vis binnen gaat komen. Een superdril, vol spanning. Een vis die van de ene peiler naar de andere peiler ketst, en dat allemaal in januari. Mijn zorgvuldig gekozen kleding om toch vooral maar warm te blijven schiet nu het doel ver voorbij. Er moet iets los, beter nog, die jas kan wel even weg. Maar dat kan nu even niet. Ik ga de vis landen vóór een smal slootje. Net gaat te water. Vis komt weer aan de oppervlakte. Nog even een poging om weg te komen. Even naar het slootje toe. Daar spat een klein snoekje het water uit. Modder wervelt op. Nog één uitval. Weer naar de brug toe. Niet te geloven. Wéér sta ik te zwaaien met mijn degen. Laag om de balans te verstoren. Hoog om de vis hierna weer weg te zeulen. Dan gaat het net er onder. Binnen, wéér een prijs binnen.
..hoog in de golven..
Januarivissen zijn in mijn karperhistorie tamelijk zeldzaam. Nu loopt het als een trein. Ik ben weer royaal binnen de gestelde tijd klaar met mijn verhaal. Er is zelfs nog wat tijd over. De wind zwakt af. Een verduisterende zwerm spreeuwen strijkt in de boomgaard neer. Zware dreigende luchten breken nog één keer open. Half uurtje nog? Daar is de bellenblazer weer. Herkansing op een kanjerbrasem? Ik ben er klaar voor.
Er volgt een serie van tikken en rukken. Niet op reageren. Alleen doorzettende weglopers tellen. Ik beheers me tot het pennetje tamelijk diep even blijft taan. Strak als een veer wacht ik af wat er verder gebeurt. Het vervolg laat nog secondenlang op zich wachten. Ineens staat de lijn strak. Een zware sjor. Ik sta wéér met een kromme hengel. Ik schop het net naar de waterkant. Het is een mooie maar erg trage vis. Door de vreemde bewegingen denk ik dat de vis fout gehaakt is. Het is wél een karper, dat is duidelijk. Ik krijg de vis niet te zien. De haak valt eruit. Ik ben er nu nóg sterker van overtuigd dat deze vis fout gehaakt was.