Karperpassie 182
door Co Sielhorst
21 oktober 2006.
Ik kom nog steeds niet veel verder dan een zwak voorbereid plannetje op het fort. Gezien de weersvoorspellingen zal ik het hele water wel voor mezelf hebben. Ook geen reserve opties dus.
Het waait pittig, er dreigt een buitje maar het is niet al te koud. Eerst maar even kijken voor ik alles het pad af sjouw. Er staat wél een auto op de dijk maar het is niet de bekende bestel. Hoeft dus niets te betekenen. Dan hoor ik stemmen. Ja hoor! Weer helemaal voor niets gevoerd. Voor de weekeinden kan ik het hier wel vergeten.
Ik moet hier een voorgevoel van gehad hebben. Er ligt een spinhengeltje in de auto. Met een bak kleine plugjes moet ik me toch wel een poosje kunnen vermaken. Ik ga alle sluisjes en bruggetjes bewerken die ik kan vinden. Bij de eerste overloop stroomt het water meteen een duiker is. Achter de duiker, aan de andere kant van de weg, ziet het er spannend uit. Traag draaiende kolken en een iets uitgesleten bodem. Heeft alles voor een rovershol. Eerst drijvend venijn eroverheen. Popper laat een mooie schuimstreep na maar er gebeurt niets. Een ratelaar dan maar. Wéér geen effect. Volgende list. Een zinkend plugje. Middendreg is eraf. Gevolg is dat het dingetje met de kont omhoog tegen de bodem gaat staan als ik niets doe. Vuil pakken is er dus bijna niet bij.
Kan haast niet meer….
Ik zie het geel/rood na de vierde worp weer aankomen. Ook als ik stop zie ik het bonte plugje in de diepte op de bodem staan. Plotseling is de kleur verdwenen. Ik verwacht een ram op de top. Die blijft echter uit. Een snoek heeft zich boven de plug geparkeerd. Doorhalen betekent dat ik de vis in het lichaam kan haken. Niet doen dus. Voorzichtig probeer ik de vis zodanig te irriteren dat ik weer iets kan doen met de plug. Een kleine beweging kan explosieve resultaten uitlokken. Ik bereik precies het tegenovergestelde. Met een geweldige boeggolf dendert een grote vis door het ondiepe water. Een geschrokken vis heeft de eerste uren geen trek meer.
Het water vóór het overloopje is wat dieper. Hier begin ik in de omgekeerde volgorde. Eerst de zinkende plug. Met stevige tussenposen en snelle halen vis ik het plugje langs afstervende plantenvelden. Af en toe haalt een lange sliert alle actie uit mijn kunstaas. Na een aantal korte huppeltjes voor mijn voeten hoeken er baarzen weer terug naar de diepte. Van harte welkom. Ik schroef even een hornetje aan het dunne stangetje. Onder de top maak ik de baarzen helemaal gek. Draai achtjes in een steeds hoger tempo. Hier kunnen ze niet tegen. Er gaan er een paar voor de bijl. Venijnige polderbaarsjes doen het altijd leuk als aas voor de donkere dagen die komen gaan. Ze zijn allemaal perfect gehaakt. Handlange baarzen. Heftig verzet op licht materiaal is best leuk. Ze zijn veel te mooi. Ik laat ze lekker weer zwemmen.
Verderop kom ik weer bij een kruising van wateren. Door de wil om diverse waterpeilen te beheersen staan hier nogal wat kunstwerken in het water. Meestal is hier wat te beleven. Vorig jaar was het zelfs dolle pret met doodaasfladdertjes. Zoiets moet ik maar eens imiteren met dubbelstaartig rubber. Zeer geconcentreerd laat ik het rubber huppelen. Jammer dat de wind veel drijfvuil bij elkaar geveegd heeft. De diepste plek is ermee afgedekt. Geen van de veelbelovende plekken levert iets op.
Volgend water dan maar. Een klein zandplasje. Ik heb er de laatste tijd iedere keer baarzen van de zandbank zien vluchten. Dat zijn niet de baarzen die ik wil vangen. Deze visjes zwemmen tot op tien centimeter diep water. Een beetje lomp aankomen en ze zijn al weg voor iemand ze gezien heeft. Voorzichtig aankomen is een leuk spel. Zelden kom ik héél dichtbij. Zintuigen van vissen zijn vreselijk scherp. Dat is hier duidelijk aantoonbaar.
Ik sla de zandplaat over. Er zijn maar een paar kleine gaatjes waardoor ik kan gooien. Ik probeer het met lepeltjes. Die tuimelen meteen naar de diepte. Er staat zomaar vier meter water onder de kant. Dit is nou typisch baars. Geen teken van leven, wat ik ook doe. Er schicht hier en daar nog een nerveuze libel weg uit de beschutting. Als de zon niet meer schijnt kan een libel zich maar moeilijk opwarmen om nog te kunnen vliegen. Er hangt een heidelibel tussen het gras, het beest kan haast niet meer wegkomen. Tuimelt steeds dieper tussen de stengels. Voorzichtig help ik het fragiele diertje op de wieken. Nog één nachtvorst, en ze leggen bijna allemaal het loodje. Er is maar één soort die de winter overleefd, de bruine winterjuffer overwintert tussen begroeiing. In het voorjaar gaan ze gewoon weer vliegen.
Op het schrale grasland achter het plasje is in het afgelopen najaar nog een keer stevig gemaaid. Het maaisel is afgevoerd om bemesting te voorkomen. Ruim baan voor mos. Kleine bonte soorten paddenstoelen trekken mijn aandacht. Gifgroen, heldergeel en knalrood. Ik heb nog geen idee wat het allemaal voorstelt. Paddenstoelen hebben bij mij altijd een sombere muffe indruk gewekt. Ik vind ze ook niet lekker of zo. Gewoon niet erg spannend.
Op de schrale zandgronden is het een heel ander verhaal. Waar geen of weinig verstoring van de bodem plaats vindt komen de wasplaten tot ontwikkeling. Wasplaten zijn de orchideeën onder de paddenstoelen. Er gaat weer een hele nieuwe wereld voor me open. Groot voordeel is ook dat deze schoonheden niet zo opvliegerig zijn.
Hoe ik aan al die wijsheid kom? Gooi het woord wasplaat maar eens in de zoekmachine. Zoek wat op waarnemingen.nl of zo en spontaan ontstaat het risico dat er weer een nieuwe tijdrovende hobby aan mijn tijd gaat knagen. Meer dan duizend soorten. Soorten van een paar millimeter, maar ook joekels van meer dan een meter doorsnee. Ik draaf door, volgende week ga ik gewoon weer vissen.
Nieuwe wereld