Karperpassie 177
Door Co Sielhorst
16 september 2006 .
Ik moet weer even in het ritme komen. Heel even heb ik er aan gesnuffeld. Ben ik er ook wijzer van geworden? Ik twijfel. De rivier of de plas. Het is al de hele week warm en zonnig. Dan moet er toch een keer wat gebeuren aan de plas. Kan niet anders. Die karpers moeten wel omhoog komen.
Zaterdag ben ik er. De uiterste hoek. De oostenwind blaast die kant op. Vijftig meter voor het eind laat ik de spullen van mijn rug zakken. Het laatste stukje wil zo licht mogelijk bewegen. Vooral geen foute stap maken. Ik heb op mijn Franse riviertje gezien hoe gevoelig kopvoorns zijn voor lompe bewegingen. Karpers zijn echt niet minder gevoelig.
Van een afstand zie ik al dat er niets te beleven is. Ik kan mijn ogen haast niet geloven. Glashelder water. Alleen waar de golfjes tegen de klei klotsen staat een modderwolkje langs de oever. Een streepje van nog geen meter breed. Tien centimeter diep dus hier ben ik snel klaar. Ik ga mijn spullen weer opladen en tors mijn last weer langzaam terug richting hek. Ook nu beweeg ik nog heel behoedzaam. Kijken, stapje. Kijken, stapje. Regelmatig een pauze inlassen om ver vooruit te zoeken naar beweging.
Dan is daar ineens die mooie grove deining. Kolkjes draaien traag weg. De kabbel is heel even vlak. Ik weet genoeg. Heel voorzichtig laat ik alles weer van mijn rug zakken. Installeer mijn stoel achter een hoge pol. Blijf laag bij het optuigen. Zie dan in dat ik een fout heb gemaakt. Alleen drijvend aas in mijn tas gestopt. Toch zit ik liever met fout aas op de beste plek dan met perfect aas op een plek waar geen vis zit. De aasaanbieding mag niet te ver van de bodem zweven. Hier azen vissen met de kop naar beneden. Met een klein loodje hou ik een hondenbrok vlak boven de bodem. Voeren heeft hier weinig zin. Ik gooi er toch een paar handjes in. Wie weet, bereiken ze de uiterste hoek wel
Links van me breekt een grote schub geruisloos door de oppervlakte. Die is echt groot! Het vertrouwen stijgt. Dat beest is maar een tiental meters van me vandaan.
Een paar kleine tikjes! Ik zit meteen bovenop mijn hengel. Er komt geen vervolg. Hangt mijn aas nog onder de haak? Even kijken. Nee, of misschien toch. Er drijven twee brokken waar zojuist mijn pen nog stond. Eraf gevallen door het ophalen. Ik ga het iets dieper zoeken. Vrij snel weer actie. De pen wordt doortastend weg gerost. Ik mis iets. Geloof niet dat het karper is.
Krijsende meeuwen geven verderop aan dat mijn brokken gevonden zijn. Daar kan ik dus niets mee beginnen.
Na een paar uurtjes zakt het vertrouwen in. Wat zal ik doen? Ander water? Daar heb ik eigenlijk helemaal geen zin in. Is het tegen beter weten in? Ik ga nog eens in de hoek kijken waar de wind heen blaast. Alles blijft hier staan. Alleen de camera mag even mee. De zon staat nog niet optimaal om goed in het water kunnen kijken. Daadoor duurt het vrij lang voor ik ze opmerk. In de uiterste hoek zie een paar donkere schimmen. Ze bewegen traag. Zitten zelfs op een halve meter water.
Ik ga dit eens even rustig zitten bekijken. Dit biedt mogelijkheden voor oppervlaktevissen. Snel die spullen ophalen. Ik bouw razendsnel alles om voor de oppervlakte. Alleen nog wat lichte loodjes onder de dobber. Ook het elastiek kort ik in. Er hoeft niet meer dan één brokje onder de haak. Ver voor de vissen schiet ik met de grote katapult een lading brokken weg. Vanaf hier blijf ik het meeuwenprobleem wel de baas. Er komen er inderdaad vrij snel een paar kijken. Een zwaai met het grote net is genoeg. Oppassen dat ik de karpers ook niet verjaag. Ze lijken zich er weinig van aan te trekken. De meeuwen druipen af en komen niet meer terug. Op de plekken waar ik karpers gezien heb zijn ze weer weg. Behoorlijk in beweging dus. Dan zullen er snel weer vissen terugkomen. Dat klopt wel. Op diverse dieptes komen vissen langs zwemmen. Er wordt hier en daar al een brokje weggesnoept. Ik hoop dat er vertrouwen komt. Zoveel vertrouwen dat er meer vissen mee gaan zoeken.
Toch breek ik hier niet echt door. En paar kleine vissen pakken ineens vol vertrouwen de ene na de andere brok van de oppervlakte. In eerste instantie denk ik aan kleine karpertjes. Ik heb ze al eens eerder mee zien doen. Ook toen dacht ik aan kwartponders. Beweging, dicht bij mijn aas. Het zijn weer die kleine bekkies. Ik haal op. Ga nu niet de hele boel verstoren met een klein visje. Teleurgesteld zie ik dat de grote vissen niet mee doen. Misschien moet ik hier ook terug naar de bodem of vlak erboven.
Ik probeer het. Met bladlood zoek ik de balans. Op het lood moet mijn aas heel traag zinken. Het ziet er goed uit. Meteen zeilt de pen weg. Wéér een misser. Lijnzwemmer denk ik. Niet best. Daar worden vissen heel verlegen van. Midden op het water een enorme krater. Overvliegende ganzen maken de karpers nerveus. Ik begin mijn geduld langzaam maar zeker te verliezen. De zon zakt. Nog even dan koelt het sterk af. Krijg ook de indruk dat de karpers zich langzaam verplaatsen naar dieper water. Alleen die kleine bekkies laten zich af en te nog zien. Uiteindelijk lijken die ook te verdwijnen.
Ik kijk eens goed. Er staan een grote modderwolk voor mijn hengel. Nee, dat kan de wind niet zijn. Ga ik voor de nuloptie of kies ik voor een klein visje. Daar ben ik snel uit. Ik schuif de pen wat ondieper. Laat mijn aas zakken op een halve meter water. Met de hengel in mijn hand wacht ik even af. Binnen een paar seconden speert het pennetje weg. Ik haal uit. Ik kan een vreugdekreet maar net onderdrukken. Eindelijk een vis. Hij is groter dan ik dacht te zien. Geen meters verslindende bak. Wel een dappere knokker. Aan de oppervlakte valt mijn bek open. Het is zo te zien een giebel. Zo groot heb ik ze nog nooit gezien. Een wereldrecord giebel? Geen idee. Toch nog een nat net. Drieënvijftig centimeter meet ik even later. Ik maak een plaatje zodat ik vanavond schubben kan tellen om zekerheid te hebben. Die zelfde avond blijkt inderdaad dat ik hoge ogen gooi op het wereldkampioenschap giebelen.