Karperpassie 175
Door Co Sielhorst
Co in Frankrijk 175A
Alles ziet er goed uit. Een stek is snel gevonden. Mooie rustige baai. Eigenlijk een mee stromende nevengeul die door de lage waterstand al maanden niet meer mee doet. Meteen als ik naar het water loop slaat mijn hart een paar slagen over. Grote vissen. Dicht onder de oppervlakte. Het zijn allemaal meunen. Er is er niet één bij die de zestig centimeter niet haalt.
Brede witte bekken happen gejaagd rond in wolken visbroed. De betekenis hiervan dringt later pas tot me door. Nerveus sta ik de lijn door de oogjes van het penhengeltje te frommelen. Ik twijfel nog even aan het lichte lijntje. Ach, er zit toch een slip op met molentje.
”Snel gevonden”
Dan ga ik voor overdonderen. De emmer voer die ik klaar heb gemaakt gaat er bijna helemaal in. Recht over de azende vissen heen. Ik ga er vanuit dat ik eerst een uurtje rond ga kijken. Kom ik dan terug dan staat de stek helemaal te koken.
Ik zie vreselijk leuke dingen. Een soort waterjuffers die we in onze polders niet tegen komen. Vlinders die ik thuis nooit zie zijn natuurlijk van buitenaardse zeldzaamheid. Ik breek bijna mijn nek om er een op de plaat te krijgen. Een mountainbiker die tamelijk geruisloos aan komt stuiven rijdt het beestje meedogenloos plat. De stuiptrekkende resten zijn het fotograferen niet meer waard. Ik ben licht teleurgesteld.
Dan maar terug naar mijn stek. Daar zie ik die vissen weer, net als bij de eerste aanblik, hoog in het water. Ze hebben een berg voer onder zich liggen. Ze lijken er helemaal geen belangstelling voor te hebben. Toch even een pennetje achter de planten. Het water staat hier bijna stil. Geen schijn van kans dus op barbeel. Er zwemmen hier alleen meunen rond. Ook grote scholen broed. Nog steeds happen de meunen wild in het rond. Natuurlijk! Die eten broed. Ik moet toch beter weten. Vooral na mijn ervaringen thuis dit jaar.
Die pen lijft roerloos staan. Ik ga even iets anders proberen. In het droge gras heb ik even terug gezien hoeveel sprinkhanen er zitten. Van hele kleintjes tot vals uitziende bidsprinkhanen. Een leeg colablikje is zelfs hier snel gevonden. Binnen een paar minuten heb ik een tiental springers te pakken. Een kluitje aarde voorkomt dat mijn aas meteen weer de vrijheid tegemoet springt. Het blikje staat vrolijk naast me te pangen. Ik prik er een op de haak.
Er gaat een uitdagende zwembeweging van het springbeest uit. Door het gewicht van de haak zakt het diertje traag door de oppervlakte. Plotseling springt de lijn strak. Ik haal uit maar de verwachte massieve weerstand blijft uit. Eigenlijk voel ik helemaal niets. Onder de kant kijk ik even hoe het er bij hangt. Meteen begint er een klein meuntje aan de sprinkhaan te trekken. Dit heeft niet zo gek veel zin.
Co in Frankrijk 175B
Na een eerste vruchteloze poging heb ik even zitten denken. Moet ik mijn eerste liefde aan de kant zetten. De penhengel thuis laten? Het kan niet anders. Ik zal het in de stroom moeten zoeken. Dan loopt de kans op een barbeel ook stevig op. Ik heb er vlak voor mijn vakantie in eigen land nog even aan gesnuffeld. Ondanks het advies van Juul geen kaas gebruikt. Geen barbeel gevangen. Zal kaas echt zaligmakend zijn?
Ik ga eens kijken wat ik aan kaas kan vinden. Er ligt nog een stuk oude brokkelkaas, zo zout dat botox meteen overbodig wordt. Op de haak kan niet. Er ligt ook een Frans kaasje, smeuïg, ook niet op de haak te krijgen. Een puntje smeerkaas, heerlijk, maar ook hier het zelfde verhaal. Dat wordt een stukje noeste handenarbeid. Is er nog oud brood? Nee, geen stokbrood, dat wordt meteen prut als het nat wordt. Een restje brood voor de broodrooster.
Prachtig, vooral als het nog even door de toaster gaat. Met een vork spit ik er eerst een poosje doorheen. Dan maak ik van kleine handjes geraspte oude kaas, plakken camembert en puntjes smeerkaas worstjes. Flink kneden, stevig rollen. Als de hele massa tot worstjes omgevormd is ga ik de hele handel op één stevige kluit boetseren. Gaandeweg groeit het vertrouwen in kaas.
Van het voer van de voorgaande keer heb ik nog een kluit ingevroren. Mag mee. Kijken of het stevig genoeg is voor de korf. Blikje maïs laat zich ook goed invriezen. Wordt het wat taaier van.
Stromend water is de missie. Ook nu slagen we daar verrassend snel in. Op een zandbank moeten scholen kleine visjes hun best doen om zich staande te houden in het ondiepe water. Iedere passerende libel jaagt een waaier paniek voor zich uit.Ik tuig de lichte feeder op. Stoppertje op de lijn. Korfje er boven clippen? Waar dan? Ik kan geen korfjes vinden. Misschien niet ingepakt omdat ik nog steeds op zoek was naar voerveren?
Niet moeilijk doen. Ik hang er een tien gram wartelloodje in. Haakje tien maakt het spul compleet. En balletje voer om het loodje blijft best even hangen. Twee taaie maïskorrels op de haak. Ik kijk het even aan. Twee enorme rammen op de top. Dan blijft er iets aan rukken, niet te missen, meters lijn gieren weg. Binnen een paar minuten de eerste vis. Prachtig natuurlijk maar ook een dubbel gevoel. Ik heb de kaas geen kans gegeven. Barbelen vinden maïs dus ook wel lekker. Maar ik ben niet voor niets zo druk in de weer geweest met mijn kaasdeeg.
Ik kneed een walnootje kaas op de haak. Geen voer op het lood. De kaas mag zich bewijzen.
Binnen een paar minuten vouwt het hengeltje zich dubbel. Ik schrik me lam. Het bewijs is geleverd. Nog eens, nu met een kleiner balletje. Het duurt niet lang, het hengeltje klapt weer helemaal dubbel. Ik geniet van de spetterende knokpartij. Dit is gewoon weer een barbeel. Ik hoef de vis niet eens te zien. Liever wel natuurlijk. Komt ie. Weer een gestroomlijnde knokker. Stevige baarddraden, brons goud en wit. Goed houvast. Geen slijmerd. Stevige vinnen. Op kaas! Juul heeft toch gelijk.
Wat een feest. Prachtige vissen. Voeren is misschien helemaal niet zo handig. Er komt allemaal klein grut op af. Als ik mijn handen afspoel flitst het kleine grut alle kanten op. Gooi ik voor de grap een balletje voor de kant neer dan wolkt het even later van de kleine visjes.
Ik heb hier geleerd om weer vertrouwen te hebben in mijn aas.
Co in Frankrijk 175C
Er staat nog maar één vis op mijn verlanglijstje. Een flinke meun, of kopvoorn zoals we hem ook wel noemen. Ik heb er al zien zwemmen van likkebaardend lekkere formaten. Voor een laatste poging gaan we naar een schiereiland. Er stroomt nog maar een dun stroompje water omheen. Er is de laatste maanden veel te weinig water gevallen.
Ik pak het omzichtig aan. Weet hoe schuw grote meunen kunnen zijn. Weet ook hoe scherp hun zintuigen zijn. Een paar ruiters op het pad, een tiental meters achter me was laatst genoeg om alle meunen in grote paniek de rivier op te jagen. Voeren doe ik dus niet. Ik ga proberen om individuele vissen te benaderen.
Bij de eerste gaat het al mis. Ingooien hoeft al niet meer. De witte lippen verraden een grote vis, maar het beest heeft mij al lang gezien. Wacht nog even tot ik goed kan zien hoe breed hij is. Draait dan uitdagend zijn flanken naar me toe en verdwijnt arrogant uit beeld. Daar gaat minstens tien pond kopvoorn. Wetend dat deze vissen vaak hoog zwemmen heb ik gekozen voor een verzopen korst. Een stokbrood wordt onverwoestbaar taai als het licht natgemaakt een paar uur in een plastic zak heeft gezeten. Ik ga dus allerlei stekken aanwerpen om te proberen een vis te verleiden.
Dat werkt hier niet zo als in de Ardennen. Geen enkele belangstelling. Voeren in de richting van overhangende struiken levert ook niets op. De stukken brood blijven gewoon liggen.
Mijn gedachten dwalen af. Mijn belangstelling trouwens ook.
Er fladderen beekjuffers voorbij. Geweldig, die kleur. Mannetjes blauw, vrouwtjes onbeschrijfelijk mooi groen. De hengel gaat de struiken in. Een mannetje op de plaat gaat nog wel. Een vrouwtje vastleggen in nullen en eentjes, digitaal is niets meer dan dat, valt niet mee. Het iriserende fonkelende groen op de vleugels en het achterlijf is nog niet bekend in de digitale wereld. De plaatjes geven dus niet weer wat ik hier in gefilterd licht aan schoonheid ervaar. Toch ben ik best tevreden over de ontdekkingen van de laatste paar weken.
Onvoorstelbaar eigenlijk, zevenentwintig verschillende soorten libellen en vlinders. Meest nieuw voor mij, sommigen eindelijk op de plaat. Sprinkhanen, torren en ander vliegend gesnor tel ik niet eens mee. Leuke soorten zijn voor mij een blauwe ijsvogelvlinder. Een prachtige grote witband zandoog. Een tanglibel, welke weet ik nog niet. Beekjuffers, blauwe en groene schoonheden.
Een soort roofwesp maakt ook diepe indruk. Het beest is twee keer zo groot als onze hommels, maar het gedrag van deze gluiperd is schandalig. Hij valt ieder ander insect direct aan. Dat is pas een kloothommel. Ik zie hem een kever te lijf gaan, zo groot als een luciferdoosje. De kever sluit zijn verdedigend schild precies op tijd. Er zit alleen een grashalm tussen zijn schildhelften. Het beest hangt zich op als een sateetje. Kan dus geen kant meer op. De wesp gaat tekeer, met zijn felgele kaakhelften hakt hij op de kever in. Dit is toch wat groot voor de kloothommel. Hij geeft het op. Ik trek de grashalm tussen de schildhelften uit. Bonkebonkebonk, de kever loopt weg alsof er nooit iets gebeurd is. Zonder hengel kan ik me hier ook nog héél lang vermaken.