Karperpassie 171
Door Co Sielhorst
5 augustus 2006.
Ik voel voor een nieuw avontuur op een groot water. Het moet de Waal worden. Zaterdag is een moeilijke dag. Kan wel een paar uurtjes weg maar de beperking dat ik op tijd weer thuis moet zijn maakt vissen moeilijk. Naar een dobber en tegelijkertijd naar de klok kijken? Dat red ik niet. Ik vergeet gewoon de klok. Daarom beperk ik me tot een verkenning.
Snelstromend water, dat is wat ik zoek. Mee stromende geul opzoeken misschien. Waar het water van de geul weer bij de rivier komt gaat het best wel hard. Met dat idee in mijn hoofd ga ik op pad.
“Laatste avondzon”
Op de dijk valt me al iets op. Van boven af zie ik de geul glinsteren. Verderop is het water heel smal. Langs de kop van een krib verderop is het water veel meer in beweging. Zit niet veel logica in. Ik loop naar beneden. Aan de voet van de krib hangt een penetrante stank. Het wemelt van de groene aasvliegen. Ligt hier een lijk te rotten of zo? Ik ga er bijna van over mijn nek. Liefst zou ik meteen omkeren en weggaan. Ik heb weinig last van morbide belangstelling voor kadavers.
Hé, een dode vis. Niet zomaar een dode vis. Een paling waar een grote vissenjager zijn hele leven naar kan zoeken. Dat hoeft nu niet meer. Hier is het alleen voor vliegen nog zinvol. Ik kam de hele hoek uit en kom twintig grote morsdode schieralen tegen. Allemaal onder zware kneuzingen. Een triest gezicht. Ik realiseer me donders goed dat het hier niet zomaar om een dooie vis gaat maar om een uitstervende diersoort. Weinig aaibaar, niemand die er iets om lijkt te geven. Afgezien van de doodgravers die alleen maar naar de oplopende kiloprijs kijken.
Ik kan dit niet zomaar voorbij laten gaan. Moet dit melden bij sportvisserijnederland. Misschien is er gecoördineerd onderzoek mogelijk naar de doodsoorzaak. Iedereen loopt meestal meteen over elektriciteitscentrales te schreeuwen maar die staan in dit geval wel héél erg ver weg. Wat te denken van poldergemalen? Als glasaaltje binnen komen is al moeilijk genoeg. Idioten uit Azië komen hier de eerste klap uitdelen. Alweer door een belachelijk hoge prijs. Zou me niets verbazen als ze daar ook embryo’s vraten.
De paar beesten die binnen komen worden door een heel legertje hobbyisten naar het leven gestaan. Onze supermarkten letten ook goed op de kleintjes. Ze hebben “gekweekte palingfilet” in de koeling liggen. Ook dit zijn vissen die geroofd zijn voor de kust. Ze zijn opgefokt, vetgemest. Er is nog nooit een paling gekweekt. Voor de voortplanting wil de paling die volwassen wordt naar zijn geboortegronden om te paaien. Precies de omgekeerde reis die de zalm onderneemt. Zoals veel zalmsoorten sterft ook de paling na de voortplanting. De drang om te vertrekken is heel sterk. Greppels en weilanden, geen horde gaan ze uit de weg. Ook een gemaal. Er zijn veel soorten gemalen. In mijn omgeving ken ik alleen vijzelgemalen. Als een soort grote kurkentrekken schroeven ze water over een dijk heen. Hoeveel schieralen hier levend doorheen komen zou ik eindelijk wel eens uitgezocht willen zien. Ik kan niet langer aanzien hoe een diersoort gewoon van de aardbodem gevaagd wordt.
De volgende dag slijt de woede, de lijkenlucht vervaagt. De lust om te gaan vissen op de grote rivier is me allang vergaan. Tegen de avond pak ik de penhengel.
Aan het water ben ik alle narigheid in één klap vergeten. De wind blaast een hoek in die vorig jaar helemaal kaalgeslagen is. Een reuzenpopulier is weggevallen. De opengevallen plek is door allemaal pionierplanten bezet. Een prachtige haag van onkruid waar jonge elzen bovenuit proberen te rijken. Zonder een spriet te knakken schuif ik mijn hengel ertussen. Wat golft daar aan de overkant?
Lome deining rolt uit de brede plompenbaan. Bij dit soort beelden vervaagt meteen al het wereldleed. De laatste avondzon weerspiegelt op het water, nu al weer helemaal strak. Alle gevoerde brokken zijn via de bladeren geruisloos doorgerold en tussen de plompebledden gezonken. Mijn pennetje staat er strak tegenaan. Het is in deze hoek zo stil dat mijn lijn gewoon in de oppervlakte blijft kleven. Vissen laten zich hier maar zelden zien. Toch is er plotseling een beweging. Een trilling, traag draait er een blad. Een schim, vlakbij de pen.
Even een paar lippen die de oppervlakte kussen. Er zijn zoveel subtiele signalen. Ze zeggen allemaal hetzelfde. Het kan niet uitblijven. Een winterkoninkje op een elzenstronk. Nog geen meter voor me. Hipt met een stijf opgestoken staartje op en neer. Schrikt van zijn eigen lef. Schicht weer de meidoorn in. Even later weer terug. Lijkt er een spelletje van te maken. Kijk dan, wat ik allemaal durf. Ik vergeet bijna om op te letten. Zie nog net het laatste puntje wegzakken. De lijn die nog steeds in de oppervlakte kleeft kruipt er rustig achteraan.
Schitterende aanbeet! Ik tik er beheerst tegenin. Mooie harde beuk. Het hele plompenveldje voorbij in de eerste sprint. Gaat het verder? Alle reden om dan nerveus te worden. Een scharende vis kan zich dan meters ver in rimboe aan de overkant boren. Valt mee, dit past me wel. Zonder al te veel problemen even lekker aan een vis sjorren. Eigenlijk begin ik aan een graskarper te denken. Nee joh, veel te lange rugvin. Heerlijk, ik zie dat het een schub is. Weinig problemen verder. Geen enkele probleem om de overhangende takken omzeilen. Het net kan eronder.
De lage zon klettert laag licht door de struiken. Ik ga wat zitten spelen. Probeer wat van dat late avondlicht op de vis te projecteren. Flitser uit. Het hoeft tenslotte geen pasfoto te worden. Moet ik nog verder vissen? Kan ik nog verder vissen? Nee, ik heb teveel herrie gemaakt. Het vangen van een vis is niet altijd nodig om een goed gevoel over te houden aan een vistrip maar vandaag is het wel heel erg welkom. Dit is dé manier om de wereld even naast me neer te leggen
“Geen pasfoto…”